9+ - Vincent is zo’n jongen van wie niemand weet waarom,
maar dat hij gepest moet worden, dat is duidelijk. Een sterke (of juist bange?)
jongen begint ermee, en dan kan dat zomaar een paar jaar duren. Dan heet het
dus dat je stinkt, dat je portret niet op de klassenfoto mag en dat je zeker
weten vreemde hobby’s hebt, in dit geval is dat survival. Daarvoor moet je
regelmatig klappen oplopen en je spullen moeten er ook aan geloven. Gek genoeg
weten Vincents ouders niets van dit gepest, ondanks blauwe plekken en kapotte
kleding en spullen dus. De ik zegt een paar keer tegen de lezers die dat
ongeloofwaardig vinden, dat zijn ouders al zijn smoesjes geloven.
Gelukkig heeft
Vincent enkele helpers, alleen die leven met hem mee in zijn fantasie: een
veulen, een tor, een eekhoorn en een worm (wel een leuk, origineel element).
Tot daar een echt wezen is, een nieuw meisje in de klas, Jasmijn. What’s in a
name, hoewel ze heel mannelijk en stoer oogt, en zich (ver)hult in een jas en
een pet én een capuchon. Ze introduceert zichzelf als De Jas. Ook haar vertelt
hij niets over het pesten, alleen de oppas, Charlotte, weet ervan (Vincent
noemt haar zijn betaalde zus!) Hij belooft haar na het zoveelste incident dat
hij het aan zijn ouders zal vertellen, na het kamp van binnenkort. Het boek
telt af naar dit kamp, waar de afwikkeling plaatsvindt.
De belangrijkste pester, Dilan,
wordt meesterlijk geïntroduceerd. Vincent staat in een winkel om condooms te
kopen (niet voor de seks, maar om water in te kunnen vervoeren). Dilans voor
Vincent enigszins enge moeder loopt met een pak closetrollen onder haar arm. ‘Wc-papier
waarmee Dilan zijn billen gaat afvegen. Ik ril.’
Het boek leest prettig weg en
heeft veel vaart, zeker doordat De Jas snel in Vincents leven verschijnt. Het
kost weinig moeite mee te gaan met de manier waarop Vincent met zijn vier
fantasiedieren handelt en praat. Het perspectief is goed gekozen. Vincent is de
ik-verteller, die zijn relaas doet aan de lezer, die dus ook (ik geloof maar
één keer) met jij aangesproken wordt. Vincent doet net niet te zielig om toch
een zekere heldhaftigheid te houden.
Maar het is wel een beetje te
veel van het bekende. Wat zou je nu eens willen lezen, een boek over pesten? De
lijst is al erg lang, een schoolkamp levert vaak de climax ook nog eens. Zelfs
de combinatie met survival kennen we, en vooral (in combinatie met) de entree
van een nieuwe in de klas die naast de hoofdpersoon komt zitten en diens leven
lichter maakt. Evengoed heeft een lezer die voor het eerst over deze motieven
leest, een goed geconstrueerd verhaal te pakken, met een vriendelijk en
troostend (misschien wat te gemakkelijk) slot. Ook Jasmijn heeft een rugzakje,
maar zij is verder in haar ontwikkeling dan Vincent. Het boek zet zich daar
helaas wel erg nadrukkelijk in de traditie van het kinderboek-met-moraal, met
een uitroepteken zelfs: normaal bestaat niet (hierbij schreeuwen!). En zo wordt
de titel van een mantra tot een feit.
Het boek is fraai vormgegeven,
uiteraard met veel elementen uit de natuur. Ik aarzel een beetje bij het
omslag: is het aantrekkelijk genoeg voor 9+? Bij elke aanduiding van een deel,
meestal een dag, levert Maartje Kuiper een natuuromlijsting in het groen. De
rechterpagina is groen met in het wit een survivaltip (weer zo’n cliché, maar
dat kan de illustratrice niet helpen). De kleine hoofdstukjes hebben elk een
klein vignet, vaak een van de vier dieren die Vincent ‘begeleiden’. In een
enkel geval kan zo’n vignet meteen toegepast worden op de tekst, zoals een enge
zwarte kat boven de titel Dilan, waarin dus de toppester getypeerd wordt. Of
bloemetjes boven de entree van De Jas. Menselijke personages worden niet
afgebeeld.
Enne Koens, Maartje Kuiper (ill.): Ik ben Vincent en ik
ben niet bang, Luitingh-Sijthoff, Amsterdam 2017, 183 p. ISBN 9789024578610.
Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan