‘Een goede tekenaar alleen maakt nog geen illustrator. Niets
is bovendien zo relatief als een goede tekening.’ Dat meent Sebastiaan Van Doninck (Gierle, 1979) en hij kan het weten.
Hij is docent illustratie aan het Sint Lucas in Antwerpen, maakte prenten voor
zo’n vijfentwintig boeken en illustreert onder meer voor De Morgen en Knack.
En hoewel zijn werk ook in Amerika en Groot-Brittannië goed gesmaakt wordt,
prefereert hij wat zijn Vlaamse uitgever en de Vlaamse markt hem in de eerste
plaats bieden: vrijheid. Vrijheid, zo blijkt, is een belangrijk goed voor deze
verteller.
Een eigen verhaal
Sebastiaan
Van Doninck debuteerde in 2003 met Oink (tekst Geert De Kockere) en Het
woei (tekst Edward Van de Vendel). De recensenten waren geïntrigeerd, zij
het ietwat aarzelend in hun beoordeling. Zijn prenten werden voorzichtig
‘persoonlijk’ genoemd, ‘gedurfd’ of ‘ongewoon’. Zijn kleurgebruik was
‘opvallend’. Geen superlatieven, maar de aankomende illustrator sprak op een
wat dubbelzinnige manier aan door zijn directheid. De lezers behagen met mooie
prenten is overigens niet iets wat hij nastreeft: ‘Een mooie tekening is
vaak te gepolijst.’ Pas wanneer een illustratie raakt, om welke
reden dan ook, is ze voor Van Doninck geslaagd.
Raken doet
Van Doninck overtuigend met zijn derde boek, Lied voor een girafje
(2004, tekst Edward Van de Vendel). Het boekje gaat over de emoties van een
kersverse vader giraf bij de geboorte van zijn eigen ‘girafje, klein onafje’.
De tekenaar blijkt net als Van de Vendel feilloos in staat te zijn humor en
emotie te laten harmoniëren. Lied voor een girafje werd breed
gewaardeerd en de illustraties werden bekroond met een Boekenpluim. Van Doninck
heeft een jaar na zijn debuut al duidelijk zijn plaats gemarkeerd op de
kinderboekenmarkt. Dat betekent heel wat, want Vlaanderen staat op vlak van
illustratie internationaal hoog gerangschikt. In een gesprek naar aanleiding
van dit artikel blijkt dan ook dat Van Doninck mooie ambities koestert:
‘Een
goede illustrator is ook vooral iemand die vertelt, die tussen de lijnen van de
tekst zijn eigen verhaal weet te brengen. Iemand die in dialoog gaat met de
auteur en zijn visie op de wereld of het verhaal durft te laten doorschemeren.
Iemand die niet bang is voor zijn eigen schriftuur. Een goede illustrator is
iemand die - los van verwachtingen of trends - zijn eigen manier van werken
heeft gecultiveerd en hiermee inhoudelijk aan de slag gaat.’
Van
Doninck vertelt in elk boek weer een eigen verhaal. Zijn vierde maakt hij
opnieuw met Van de Vendel: Hagedissie, het bijzonderwonder (2006). In
het dierenbos is koning Leeuw met zijn hele familie verdwenen en de dieren
vragen zich af hoe het nu verder moet. Voor een dergelijke noodsituatie is er
immers niet gewoon een wonder, maar een bijzonderwonder nodig. De ritmische,
inventieve vertelling wordt met eenzelfde ferm elan verder gedragen door de
illustraties. Niet alleen bepaalt Van Doninck mee de dynamiek van het boek,
zijn situatieschetsen evoceren los van de tekst nevenverhaaltjes. Zo moeten er
-- zo gaat de tekst -- vliegjes worden
vangen voor Hagedissie. Maar hoe je zoiets doet is een vraag die alleen in de
prenten wordt gesteld. Vang je vliegjes met een vogelnetje? Vind je ze
misschien ook onder een boom? Muis licht er even eentje op om te kijken. En wat
zou er gebeuren als een klein meisje de krokodil een vlieg afvangt...? De
illustraties zijn knap humoristisch met een warme toon. De tweedimensionale
figuurtjes in naïeve stijl en de druk bevolkte landschappen vol kleine,
parallelle tafereeltjes doen wat aan het werk van Kristien Aertssen denken.
Exuberant en zacht
Van Doninck evolueert snel van hoofdzakelijk getekende prenten
naar beelden met gemengde techniek. In een reeks boekjes met Ianka Fleerackers
over Uil (Groot van liefde, Uil plus Leeuwerik en Zwaan – 2006-2010)
tekent die evolutie zich duidelijk af. Humor en sfeer gaan opnieuw mooi samen,
en de tekenaar contrasteert warme zachte kleuren met pittige tinten. De
combinatie van digitaal en ambachtelijk tekenen opent duidelijk perspectieven
voor Van Doninck. Hij beschikt er mee over een zeer gevarieerd palet en slaagt
erin zijn beelden meer gewicht te geven.
Waar zijn eerste boeken vooral frapperen door de
intuïtieve prenten, slaagt de tekenaar er gaandeweg steeds beter in
‘doorwerkte’ beelden te maken. De kunst is, zo zegt hij zelf, om het frisse van
de eerste inspiratie daarbij te behouden. Hij evolueert niet alleen sterk in
technisch opzicht, maar hij eist ook inhoudelijk steeds meer zijn plaats op. En
daar vindt hij gaandeweg steeds nieuwe en verfijndere vormen voor. In zijn
materiaalkeuze en stijl bijvoorbeeld. Billy The Kid & de sheriff (Siska
Goeminne, 2012) is een luisterverhaal op muziek, over bandieten die elkaar
afknallen in het wetteloze wilde westen. Van Doninck kiest hier voor een
gladde, cartooneske stijl, de coverprent lijkt op een beeld uit een
wildwestaffiche. De toon is gezet, het showgehalte en het vertoon van
indianenverhalen zoals Buffalo Bill ze placht op te dissen, stralen van de
prenten af: schaduwtekeningen, dramatische, overdreven gestes en smoking guns
overal. De westernclichés zijn ten top gevoerd en de ironische toon van de
prenten matcht perfect met de theatrale, soms absurde tekst, vol hyperbolen en
dwaze uithalen. Maar temidden van heel veel actie en herrie brengt Van Doninck een
paar prenten in met een opmerkelijke stilering: het lijk van een man van wie
Billy hield, en Billy die in de regen aan zijn graf staat. Het is natuurlijk
erg delicaat om een stoer verhaal brengen met een gevoelige inslag, want er is
nauwelijks een groter cliché denkbaar dan dat van de koude killer met een soft
spot. Makkelijk sentiment en uitvergrote tegenstellingen liggen voor de hand.
Van Doninck past er echter voor om de contrasten aan te zetten, hij geeft de
beelden daarentegen iets abstracts en daarmee verleent hij ze een zekere
esthetiek. De karikatuur krijgt een afgemeten vleugje tristesse. Knap gedaan
van Van Doninck, want hij brengt reliëf en nuance aan in een licht en snel
verhaal. De tekst, daar ben je zo doorheen, maar aan de beelden blijft je blik
haken.
Van Doninck kan dus zeer goed zachte nuance en sfeer in zijn
beelden te leggen, maar desondanks blijven exuberante en vrolijke ritmiek
kernwoorden in zijn werk. Van Doninck heeft behalve verhalen ook nogal wat
informatieve boeken geïllustreerd. Je kunt je afvragen of zo’n fantasievolle
aanpak wel werkt wanneer de waarheidsgetrouwheid bewaakt moet worden. Maar Van
Doninck houdt fantasie en feiten op een heel eigen wijze in balans.
Van
Wolf tot Watje (2008, tekst Jan Paul Schutten) is een informatief boek
over huisdieren. Hoe zijn ze geëvolueerd van wild dier tot het aaibare beestje
dat we in huis halen? Schutten is een creatief verteller die houdt van
humorvolle, snedige verhalen, maar hij blijft ook een man van de feiten. Van
Doninck is een perfecte match, want zijn vrolijke interpretaties spelen een
boeiend spel met die wetenschappelijke feiten. Hij gaat speels en creatief om
met de typering van de dieren en met het verwachtingspatroon, en hij fantaseert
met een grote vanzelfsprekendheid. In de illustratie van de huiskat die
doortastend haar slaapplek verdedigt met prikkeldaad, zie je voldoende aspecten
geïllustreerd van het territoriumdier dat de poes van nature is. Net zoals je
ook in de uitbeelding van een school vissen in de vorm van een monster, die zo
een grote roofvis op de vlucht drijft, natuurlijk gedrag herkent. Meerduidiger
zijn prenten als die van de slang, keurig op een stoeltje en uitgedost met een
gedomesticeerde strik, maar die door een boograam naar de appelboom zit te
gluren. Je kunt daaruit om te beginnen besluiten dat dit dus een ‘huisdier’ is
om weloverdacht mee om te gaan. Bovendien trekt de ludieke referentie naar kerk
en Bijbels paradijsverhaal het thema helemaal open. Van Doninck heeft het niet
alleen over biologie en gedrag, maar ook over onze kijk op dieren die
cultureel-historisch is overgeleverd.
De steelse
commentaren van de illustrator op zijn onderwerp, zijn overigens bijzonder
amusant. De fret, een kleine pittige jager in het wild, wordt afgebeeld in
jagerspak achter het raam. De wilde jager is een huiselijke brave borst
geworden. En wat te denken van het konijn in geruite jurk met kanten kraagje
dat een koekje sopt? Van Doninck draagt niet alleen de boodschap van het verhaal
verder, hij voegt er in alle vrijheid en met veel pit zijn eigen kijk aan toe.
Perspectief en compositie
Bovengenoemde bijdragen van de illustrator aan het verhaal zijn
wellicht vooral besteed aan wat oudere lezers, maar in Metromonsters
(2008, tekst Pieter van Oudheusden) bijvoorbeeld spreekt Van Doninck kinderen
vanaf een jaar of vijf heel concreet aan in zijn beelden. Hij doet dat door
voor een groot stuk het perspectief van de kleine Mimi in te nemen. Zo is
Mimi’s mama, die het veel te druk heeft om aandacht te hebben voor haar kind,
nooit helemaal in beeld. Haar hoofd wordt niet afgebeeld, wat heel direct
illustreert dat er hoegenaamd geen aansluiting is tussen moeder en dochter.
Ook in de reeks over Magnus (2013-2015, tekst Kim
Crabeels) maakt Van Doninck voor jonge kleuters vanaf vier jaar betekenis en
gevoel direct zichtbaar. In Magnus en zijn superkat (2015), waarin
buurjongen Bull komt snoeven met zijn hamster die truukjes kan, laat hij
met perspectief en schaduwwerking duidelijk zien hoe dominerend die figuur voor
Magnus is. En hoe kleintjes Magnus zich voelt als zijn ‘superkat’ hem in
verlegenheid brengt tegenover Bull. Zeer goed afgewogen is de slotprent, waarin
die lieve poes haar aard laat zien. Ze is afgebeeld op een witte achtergrond,
zonder decor, en ook Magnus is niet te zien. Het is immers de vraag of de
jongen kan delen in de triomf van superkat, die Bulls hamster smakelijk naar
binnen werkt. Van Doninck creëert een open plek, laat dubbelheid en gemengde
gevoelens toe in het slot van een verhaal.
In het
voorleesboek Kat: met hoofdletter K (2014, tekst Siska Goeminne), een
vrije variatie op het sprookje van de Gelaarsde Kat, verrast Van Doninck met
knappe geschilderde taferelen. De skyline van New York is een constante, de
kleuren van de stad (rode baksteen, groen glas en metaal) vormen de hoofdtonen.
Stadsgewoel vult de bladzijden. De perspectiefwissels en de gevarieerde
composities zorgen voor een grote dynamiek. Van Doninck schildert hier met zeer
veel zwier en een naturel dat we nog niet eerder in zijn werk zagen. Sprekende
en evocatieve prenten met kleurrijke taferelen die elke bladzijde tot een feest
maken. Kat: met hoofdletter K boeit zowel de voorlezer als het jonge
kind met beelden die beiden op hun begripsniveau aanspreken. Redenen te over
dus om de illustraties uit dit boek in 2015 te bekronen met de
tweejaarlijkse Picturale Prijs.
Sebastiaan Van Doninck heeft zich sinds het begin van
zijn carrière een avontuurlijke illustrator getoond en met Kat: met
hoofdletter K bewijst hij nog maar eens dat hij de mogelijkheden van zijn
beeldtaal vrijelijk verder exploreert. Hij intrigeert en inspireert keer
op keer met zijn wonderlijke wereld, een mix van verbeelding en realisme, van
uitbundige clownerie en waarachtige emoties. Momenteel werkt hij aan een
verhaal waarvoor hij niet alleen tekent, maar ook de tekst schrijft. De
verwachtingen zijn hooggespannen.
Oorspronkelijk gepubliceerd door
Picturale
deze pagina printen of opslaan