3+ - De Portugese titel Nao
quero usar oculos, wat letterlijk ‘ik wil geen bril’ betekent, werd in het
Nederlands Ik wil een
toverbril. Dat klinkt alvast spannender. Een jongetje moet een bril gaan
dragen en ziet daar erg tegenop. In afwachting van de levering en om zijn angst
te temperen, fantaseert hij over knotsgekke brillen die hem extra
mogelijkheden bieden. Zoals een bril waarmee je de beste keeper wordt: eentje
waarbij twee goals met een neusbrug verbonden zijn en elke goal een briloor
heeft. Of een bril om mee te dagdromen: twee wolkjes op de plaats van de
glazen. Wanneer zijn definitieve bril arriveert, lijkt die in niets op zijn
droombeelden. ‘Maar dat geeft niets. En weet je waarom? Omdat ik met deze bril
de dingen waarover ik het had veel beter kan zien. Met mijn bril haal ik ze
dichterbij en daardoor voel ik me ook dichter bij die dingen. Nu kan ik jou net
zo goed zien als jij mij!’ In het citaat is de naamloze jongen aan het woord.
De stem van zijn bedenkster, Carla Maia de Almeida, klinkt hier (en in de loop
van het hele verhaal) vrij sterk doorheen en maakt het hele relaas
onnatuurlijk. Met een mager verhaal, een flinterdun plot en vooral een
gewrongen taalgebruik werpt het boek geen hoge ogen. Maar de prenten krikken
het op en houden de blik van de lezer vast. De artistieke brillen zijn mooi en
amusant. Tegen een egale achtergrond schilderde André Letria telkens één
surrealistische creatie: alleen de bril, verder niets. Die grappige prenten
zwengelen de motor van je creatief vermogen aan. Een bril waarmee je vanuit je
kamer de zee kunt zien: twee patrijspoorten, het water staat halverwege de
glazen en er vaart een bootje voorbij. Een exemplaar met twee sleutelgaten in
de glazen, om je even van alles af te sluiten. Letria zet vlees aan het magere
geraamte. Maar de ondermaatse tekst bakent het interpretatieveld van de lezer
af. ‘De ene keer voel ik me verdrietig, de andere keer voel ik me blij. Soms
weet ik niet goed hoe ik me voel. Wanneer ik even mijn ogen sluit, zorgt mijn
toverbril ervoor dat het net lijkt alsof ze gewoon open zijn.’ In dit montuur
zitten kijkende ogen. Had deze bril niet net zo goed een bril kunnen zijn die
je extra alert maakt? Of eentje waarbij je nooit moe wordt?
Het is dan ook bijzonder vreemd dat de
definitieve bril van de jongen exact deze ogenbril is. De tekst beweert
nochtans het omgekeerde. ‘Hij [de aangekochte bril] lijkt helemaal niet op de
bril die ik me had voorgesteld.’ Een onaanvaardbare contradictie, want de prent
laat geen twijfel.
Rijswijk : De Vier Windstreken, 2013,
[26] p. : ill. Oorspr. titel: Não quero usar óculos. ISBN 9789051162974
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp 2013
deze pagina printen of opslaan