Het uitgeven van goede
dierenboeken voor kinderen baart auteurs en uitgeverijen zorgen. Er staat
immers een moeilijk en gevarieerd publiek te wachten. Je hebt leergierige
kopjes en mooie-beestjes-kindjes, doeners en denkers, stille lezertjes en
stoere natuurzoekers. Op een passende, kwaliteitsvolle manier tegemoetkomen aan
hun wensen en interesses is geen sinecure. Sommige boeken zie je na de eerste
aanblik liever niet meer terug, maar soms lopen er ook echte pareltjes van de
pers. Van die boeken met een gouden randje, die inhoudelijk en vormelijk
compleet af zijn. Boeken die worden verslonden tot de bladhoeken omkrullen, die
liefst ook zo tijdloos mogelijk zijn en de generaties overleven.
Eenzame
‘Ooggetuigen’
Vroeger stonden de natuurhistorische boeken in
de reeks ‘Ooggetuigen’ van uitgeverij Standaard bij iedereen bekend als dé
standaardwerken. Mooie, sobere lay-out, correcte en interessante teksten en
rechttoe rechtaan van aanpak; échte natuurboeken zijn het, geen promotieblaadjes. Erg lang
stonden ze dan ook op eenzame hoogte in het natuurboekenaanbod. Maar de laatste
tijd komt daar gelukkig verandering in. Uitgeverij Tirion heeft de laatste
jaren ook regelmatig een informatief dieren- of natuurboek in haar jeugdfonds
en sommige niet-gespecialiseerde uitgeverijen laten zich bijstaan door de
juiste mensen. Ook enkele natuurverenigingen slagen er in toffe boekjes te
maken die niet enkel de diehards onder de natuurliefhebbers aanspreken.
Het basisprincipe van een goed natuurboek voor kinderen is
eigenlijk de eenvoud zelve: het is gericht geschreven voor de doelgroep, heeft
geen neiging tot betutteling en geeft enkel correcte informatie. Kwaliteit
verbergt zich aan de binnenkant en heeft geen nood aan lichtreclames. Het is
dus zaak je niet te laten leiden door spectaculaire titels, beelden en
beloftes. Het kan gebeuren dat ‘de meest complete gids ooit’ ook de saaiste is
en dat ‘het beste’ dierenboek ronduit treurig van kwaliteit is. En wanneer er
duidelijk werk van gemaakt wordt om het boek op te peppen met een veel te brede
waaier van grafische hoogstandjes, dan wordt de inhoud misschien wel als
triviaal beschouwd?
Boeken met mooie, grote en
scherpe foto’s en tekeningen, daar mag men gerust enthousiast over worden. Als
daarbij wordt ingezoomd op de details van het dierenrijk, zoals insectenogen en
vogelveren, dan zit het ook snor. Laten we duidelijk stellen: eenvoud staat in
deze branche garant voor degelijkheid. En zo hebben we het graag!
De chemie van de
einderedactie
Een uitgeverij moet een doel voor ogen hebben,
hoe naïef dat heden ten dage ook mag klinken: een goed boek uitbrengen. Dat
lukt hier alleen door een uitgekiende samenwerking tussen auteur, illustrator
en vormgever, en onder het waakzame oog van de eindredactie. Maar deze chemie
is niet vanzelfsprekend. De Londense uitgeverij Dorling Kindersley Limited
slaat hier bijvoorbeeld vaak de plank mis. Boeken als Oceanen, of de
reeks Bzzz, Plons, Woesssj (alle bij Gottmer in vertaling)
laten je uitgebreid kennismaken met alle kunsten van de vormgeving, maar
leveren weinig interessante en correcte informatie. Het is dan ook soms een
raadsel waarom deze krijsende uitgaven een vertaling naar het Nederlands
verdienden.
Wil een boek tegenwoordig nog
een plaatsje in het rek verdienen, dan moeten er vanaf het begin keuzes gemaakt
worden. Of er nu gekozen wordt voor de oudere of jongere jeugd, voor een
algemeen beschouwend natuurhistorisch boek of een interactief doeboek, kwestie
is dat men trouw blijft aan de gemaakte keuze. Ook hier hebben auteurs en
redactie de handen vol als ze niet willen dat er een boek met
identiteitsproblemen van de pers rolt.
Zo heb je de Nederlandse educatieve uitgeverij Biblion die
een reeks themaboekjes voor zwakke lezer vanaf acht jaar uitgeeft (‘Skoop’) en
er daarbij prat op gaat een ‘serie expert’ en een ‘deskundige’ in het
schrijfteam te hebben. Dat team kan evenwel niet verhinderen dat er een
dodelijk saaie, schoolse layout gebruikt wordt en dat de doelgroep totaal
verkeerd benaderd wordt. De juiste vragen worden gesteld en er is met goed
beeldmateriaal gewerkt, maar de antwoorden en de teksten zijn ofwel veel te
hoog gegrepen of ze worden gebanaliseerd. Zo wordt ‘groter worden’ erg
simplistisch beschreven: ‘Jonkies eten,
ademen en bewegen. Ze gebruiken hun zintuigen. Ze poepen en plassen. Langzaam
worden ze volwassen. Dan kunnen ze zelf weer baby’s krijgen’. Naast deze
kindertaal krijgen de lezers wel ‘parthenogenese’ voorgeschoteld of de
‘dubbele-bevruchting’ van regenwormen.
Less is more
Wanneer de samenwerking echter bruist, kunnen er wondermooie boeken
uit groeien. De eerder genoemde uitgeverij Dorling Kindersley Limited bewijst,
ondanks een aantal miskleunen, toch kunde in dit vakgebied, met boeken als Wow
dieren! (Van Holkema & Warendorf) en Dieren in actie (De
Fontein/Tirion). De boeken zijn doordacht en duidelijk, de focus ligt helemaal
op het verstrekken van informatie en de beelden zetten dat kracht en kleur bij.
De lay-out maakt het af. Dieren in actie blinkt uit in een eenvoudige,
zachte vormgeving en presenteert mooie foto’s en schematische voorstellingen.
Meteen weet het boek inhoudelijk te overtuigen.
Dat toeters en bellen ook niet nodig zijn voor jonge
kinderen, wordt bewezen door Pittau en Gervais, de twee nieuwe prijsbeesten van
Lannoo. Al enkele jaren werken auteur en illustrator samen en ze schenken de
kinderboekenplank ware schatten. Zo staan de levensgrote boeken Verborgen
vogels en Verborgen dieren en hun recentste uitgave De seizoenen binnenste buiten garant
voor jarenlang genieten, voor klein én groot. De boeken gaan uit van
eenvoudige, wondermooie potloodtekeningen van een dier of een plant op een
witte achtergrond. Ze worden verborgen achter silhouetten, openklappagina’s of
zijn verdeeld in puzzelstukjes. Zonder opsmuk, de puurheid zelve. In de wereld
die ze creëren, kiezen de auteurs voor een minimum aan woorden. Een ode aan de
eigen fantasie en invulling. Een verademing ook, in het huidige aanbod van
luidruchtige en wollige kinderboeken.
Kiezen is niet verliezen
Ook met boeken rond een
specifiek thema kan een uitgeverij zijn strepen verdienen. In de reeks
‘Ooggetuigen’ heeft Standaard uitgeverij er een paar uitgebracht. Haaien
is er een van en er wordt hier indrukwekkend volledig te werk gegaan. Ook
‘Tirion Natuur’ slaagt erin een mooie kwaliteit te bieden dankzij auteurs als
David Melbeck. Hij heeft vakkennis, wordt bijgestaan door twee goede tekenaars
en zorgt in een reeks voor de jonge natuurvriendjes voor enkele waardevolle
gidsen. De jonge sporenzoeker is bijvoorbeeld een plezier om lezen. Met
mooie en exacte tekeningen, korte, duidelijke teksten en opdrachten is dit boek
een must voor elke actieve natuurvriend. De doordachte details maken het alleen
maar leuker. Zo sieren kleine terugkerende tekeningetjes de hoofdstukken (een
pootafdrukje onder ‘sporenzoeken’, een nestje bij ‘rustplaatsen’) en worden de
titels gevormd met met dierenrestjes, besneeuwde paaltjes, pootafdrukjes... Een
extra troef is dat deze gids enthousiasmerend werkt. Bovenop het educatieve en
informatieve aspect lokt hij de jonge lezertjes ook mee naar buiten. En dat is
niet iedereen gegeven. Zo bracht Ploegsma onlangs Het leukste buitenboek
voor kinderen uit, een vertaling uit het Engels van Manning en Granström.
Hoewel de uitgeverij een verdienstelijke poging doet met mooi beeldmateriaal,
weet het boek niet te overtuigen. Het feit dat Ploegsma met dit boekje kinderen
in de Lage Landen tracht te laten zoeken naar wilde zalmen en otters, is een
brug te ver. Het boekje moet wel degelijk een bestaansreden hebben in eigen
contreien, anders is een vertaling verspilde moeite.
Vaak kiezen uitgeverijen of
auteurs ervoor om niet de puur informatieve weg op te gaan. Ze zoeken boekjes
met een fictief verhaal, waarin er ‘op de achtergrond’ ook wat geleerd wordt.
Ook hier geldt: het is pas waardevol als beeld en tekst correct zijn. Een
kleine lapsus kan iedereen overkomen, maar systematisch foute informatie geven,
zorgt voor een categorische verwijzing naar de papiermand. De KNNV uitgeverij
(Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging) geeft het voorbeeld van
hoe het moet en kan. Ze houden het doel, een goed boek brengen, steeds voor
ogen en aarzelen niet om extra expertise aan boord te halen. Zo brachten ze
samen met de Zoogdierenvereniging van Nederland het boekje Dora
ondersteboven uit, en het resultaat mag er wezen. Op een speelse manier
leer je over het doen en laten van de grootoorvleermuis Dora. Elk hoofdstukje
beschrijft een belangrijk aspect in Dora’s leven. Zo begint het in de
kraamkamer, waar alle moeders met hun jong wonen. Een mooie, grote illustratie
begeleidt een kort verhaaltje over Dora, waarin de kraamkamer wordt
voorgesteld. Daarop volgen twee bladzijden pure, interessante informatie,
waarbij met kleine, fijne tekeningen en korte,
boeiende tekstjes alles verteld wordt over de bevalling, het zogen en
het grootbrengen van de jongen. Dankzij de wisselwerking tussen kennis en
verhaal werd het een bijzonder fijn boekje — in donkerblauwe tinten, omdat een
vleermuis als schemerdier ook enkel dat ziet — met correcte, interessante informatie.
Klein maar fijn
Dierenboeken beperken zich niet
enkel tot de lezende jeugd. Kleine kinderen zijn nu eenmaal dol op beestjes en
boekjes, en de combinatie is dan ook een succes. En het aanbod is haast
onoverkomelijk groot. Hoe maak je hierin een keuze? Ook hier geldt de
stelregel: juiste info, een mooi gemaakt boekje en gericht op de doelgroep. NNV
weet ook hier te scoren. Boeken als Dora ondersteboven en Vogels zien
en horen brengen beeldverhalen voor kinderen van zeven tot twaalf jaar.
Maar de jongere lezertjes (of luisteraars) moeten niet op hun honger blijven en
krijgen met reeksen zoals ‘Zeg kleine...’ bijzonder leuke boekjes
voorgeschoteld. In deze reeks wordt er telkens één diersoort gevolgd,
bijvoorbeeld de bever. Daarbij wordt gewerkt met een herkenningsfactor (het
kleine dier is een leeftijdgenootje van de lezer), en het boek slaagt erin om
met een minimum aan passende tekst de grote, mooie potloodtekeningen te
verduidelijken. Ze houden het sober en fijn.
Hoe aanlokkelijk het ook klinkt om de kleintjes te
overdonderen met interactieve extraatjes als flapjes, voelpagina’s en
trekfiguurtjes, het gevaar loert! Davidsfonds/Infodok viel diep in die valkuil
met Mijn grote dierenboek. De witte ringmap met harde kartonnen pagina’s
maakt het boek praktisch om te lezen, maar alvast niet mooier. Het verhaal beschrijft het leven van een dier
dat begint bij het ‘verliefd worden’ van een koppel. Zonder verdere uitleg komt
er na het verliefd zijn plotseling een nieuw leven tevoorschijn. De auteurs
hebben het wel over ‘moederkoek’ en ‘eieren in het zand’, maar verdere uitleg
ontbreekt. Het verhaaltje eindigt op het moment dat de jongen het nest of de
ouders verlaten, klaar om zelf verliefd te worden. Daar waar volop ingezet
wordt op interactieve speeltjes (voelpagina’s, zoekelementen, flapjes en
trekpagina’s), vergat men de teksten en de vormgeving degelijk uit te werken.
Het resultaat is bedroevend. De vele begeleidende tekeningen zijn weinig
inspirerend en soms zelfs lachwekkend (zo ‘trek’ je een babygirafje uit de
ruggenwervel van de moeder om het geboren te laten worden).
Dan is de reeks van Gottmer, door Stéphane Frattini
bedacht, ‘Van wie is die...’ wel een blijvertje. Het concept is simpel doch
succesvol: paginagrote flappen verbergen het antwoord op de vraag ‘Van wie is
dit kleintje?’ Of nog: ‘Van wie is die poep?’ De foto’s zijn mooi en groot en
de tekst is kort, maar interessant. Er wordt gelet op details en de te zoeken
poten, poep of kleintjes worden steeds afgebeeld tegen de achtergrond van de
juiste biotoop. Ook Marion Billet weet waar de klepel hangt en is een aanwinst
voor ‘Clavis peuter’. Haar reeks geluidenboekjes zijn de eenvoud zelve en dat
werkt. Ze zijn om van te smullen. Elke kartonnen pagina stelt één vogel, of één
huisdier voor, die in zijn biotoop wordt afgebeeld en die, met een druk op de
knop, ook het passende geluid maakt. Het zijn boekjes die niet alleen aandacht
schenken aan het educatieve aspect of het aanleren van vaardigheden, ze laten
de fantasie en eigen interpretatie de vrije loop.
Ola, encyclopedieën
De zwaardere kost, met name de
encyclopedieën en atlassen, zijn andere koek. Laten we eerlijk zijn, het is een
aartsmoeilijke opdracht om een dierenencyclopedie samen te stellen die
vakkennis herbergt én aantrekkelijk is om te lezen en te bekijken. Een
steengoede redactie en vormgeving zijn alvast aan de orde. Jongeren zijn niet
meer gewend om met lijvige teksten om te gaan en waarom zouden ze een boek
doorbladeren als er iets als Wikipedia bestaat? Bovendien verandert de
wetenschap in deze tijd van grootschalige onderzoeken snel en wordt de nieuw
verworven kennis steeds bereikbaarder. Hoe zit dat dan met encyclopedische
kennis in een boek? Onlangs verschenen Lannoo’s nieuwe kinderencyclopedie
en De geïllustreerde dierenencyclopedie (Lannoo en allebei
oorspronkelijk bij Dorling Kindersley Limited uitgegeven). Beide zijn een
ereplaats op het boekenrek waard. De auteurs en redacties gingen duidelijk niet
over één nacht ijs. Wat volgt, is niet alleen een opsomming van de pluspunten
van beide boeken, maar meteen ook een checklist voor al de komende
encyclopedieën voor de jeugd. <br
/>
Terwijl de De
geïllustreerde dierenencyclopedie zich toespitst op de theorie van het
dierenrijk, gaat Lannoo’s nieuwe kinderencyclopedie volledig voor de
algemene natuurkennis. De redacties hielden nauwgezet elk hun doel voor ogen en beide encyclopedieën zijn zonder
meer geslaagd in hun opzet. De dierenencyclopedie belooft ‘de wonderen van het
dierenrijk’ te onthullen ‘om jonge geesten te verbazen en informeren’. Je kunt
dit alleen maar beamen. De kinderencyclopedie wil de jonge lezers ‘aanmoedigen
om zelf op onderzoek te gaan’, en ook dat is gegarandeerd zo. Beide gaan voor de
categorie zwaargewicht, met hun driehonderd glimmende, ingebonden pagina’s.
Klaar om de tand des tijds te overleven. De bladzijden zijn stuk voor stuk
gevuld met weldoordachte, beknopte teksten. De informatie is van een
indrukwekkend niveau en er wordt de lezers niets voorgelogen noch voorgekauwd.
De auteurs slagen erin een evenwicht te bewaren tussen de theoretische
achtergrond en de toepassing of het dier in de praktijk, zodat de encyclopedie
voor meer dan alleen de bollebozen leuk blijft. En hoewel de lezende jeugd hier
serieus genomen wordt en men vooral niet wil gaan betuttelen, is het geheel
speels en luchtig gehouden. Hetzij door kleine weetjes bij de diersoorten toe
te voegen, of door het gebruik van quizjes en veel korte feiten.
Beide boeken spitsen zich toe op het zelf leren en
ontdekken, en ze prikkelen de jonge geest. Misschien is dat laatste wel hun
grootste troef, want ze smaken naar meer. Boeken als deze zullen veel ter hand
worden genomen en niet alleen door de jeugd. Wat erin staat blijft ook interessant
voor ouders en leraars. <br
/>
Omdat een goede
encyclopedie een vaste waarde in het boekenrek vertegenwoordigt en men niet elk
jaar een nieuwe koopt, moeten de boeken uiteraard tijdloos te zijn. Net dat zal
het zwakke punt blijven van Lannnoo’s nieuwe kinderencyclopedie, door
bijvoorbeeld zoiets als de voorstelling van enkele ‘actuele’ gebeurtenissen,
zoals de tsunami van 2004.
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswelp 2012
deze pagina printen of opslaan