Vanaf negen jaar

Reinaart de vos. De felle met de rode baard: Henri van Daele, Klaas Verplancke (ill.)

door Jen de Groeve

Kijk, er staat meer dan er staat  

9+ - Reinaart de vos is een icoon in de cultuurgeschiedenis. Hij is ontelbare keren geïnterpreteerd en in beeld gebracht door kunstenaars uit verschillende tijdperken en stromingen. Eind januari 2007 verscheen een nieuwe Reinaart-uitgave in het jeugdfonds van uitgeverij Manteau. Nieuw, hoewel de tekst van Henri Van Daele in 1996 al in de reeks 'Averbode klassiekers' is verschenen. Maar Manteau heeft Van Daeles tekst opnieuw laten illustreren door Klaas Verplancke, en hij plooit het verhaal in twee richtingen open. Ik heb in de Reinaart-iconografie nog maar weinig illustraties gezien die zo sterk en toch zo eigenzinnig het wezen van de middeleeuwse tekst treffen.
 
Dat het Reinaart-verhaal zich niet eenvoudig voor steeds nieuwe generaties van lezers laat vertalen zonder de integriteit van het oorspronkelijke werk aan te tasten, mag blijken uit de vele moderne versies die uit de middeleeuwse brontekst ontstaan zijn. Wanneer je alleen al de 20ste-eeuwse adaptaties bekijkt, moet je vaststellen dat het veelal om inspiratieloze vertalingen of al te vrije bewerkingen gaat, die vaak geen blijf wisten met de gewelddadige en gewaagde inhoud, en die zich te weinig rekenschap gaven van de literaire kwaliteiten van de middeleeuwse tekst. Dat is voor de volwassenenversies niet anders dan voor de vele kinderversies. Wie zich gewetensvol aan de bewerking van Van den Vos Reynaerde zet, zal zich alleszins voor heel wat kopbrekens geplaatst zien.  
 
Henri Van Daele maakte een vrije prozabewerking van deze 13de-eeuwse tekst in versvorm, gevolgd door een bewerking van de 14de-eeuwse prozatekst Reinaerts historie. Hij respecteert de toon van de middeleeuwse teksten en heeft zich niet aan het censureren gezet omdat het om een kinderversie gaat. In Reinaerts historie heeft hij wel grondig geschrapt omwille van de vlotheid van het verhaal. Hij verklaart een en ander in een nawoord, dat naar mijn mening toch wat te licht uitvalt. Vrijwel niets van het recente (d.i. sinds begin jaren 1980) Reinaart-onderzoek is erin verwerkt, wat maakt dat er nogal wat achterhaalde en ronduit foutieve informatie in staat. Maar zijn bewerking van de teksten is al met al verdienstelijk, zij het dat ze wat onevenwichtig is en dat de literaire finesses van vooral Van den Vos Reynaerde er grotendeels bij ingeschoten zijn.
 
Ook wanneer je de Reinaart-illustraties bekijkt die pakweg de laatste 150 jaar gepubliceerd zijn, valt er niet zoveel opmerkelijk werk te vinden. Reinaart-specialist Rik Van Daele stelt in zijn boek Reinaerts streken (Davidsfonds, 2001) vast dat in de moderne iconografie de twee beste illustratoren op een wel erg eenzame hoogte staan: Wilhelm von Kaulbach met zijn gravures voor Goethes Reineke Fuchs (1846) en Gustave van de Woestijne met prenten voor Stijn Streuvels' Reinaert (1910). Ook in de talloze versies voor de jeugd illustreerde men overwegend vlak en inspiratieloos. Bert Bouma viel in gunstige zin op met zijn realistische prenten in Ernst van Altena's bewerking (Ploegsma, 1979) en Peter Vos leverde mooi werk bij de eerste druk van Henri Van Daeles Reinaart de vos. Maar al deze illustratoren -- op Von Kaulbach na -- hebben gemeen dat hun prenten puur decoratief zijn. Klaas Verplancke zag zijn illustratieopdracht helemaal anders.
 
De Klaas-adaptatie
Het 13de-eeuwse Reinaart-verhaal wordt door de specialisten ‘een meesterwerk van dubbelzinnigheid’ (Jozef Janssens) genoemd. De tekst heeft een uitgesproken satirisch karakter, staat bol van de erotische ambiguïteiten, parodieert en ironiseert op een vierkante centimeter. De middeleeuwse lezer of toehoorder kon dat vanuit zijn context en voorkennis interpreteren. Voor de moderne lezer zou een uitgebreid voetnotenapparaat moeten worden voorzien om hem ook maar een idee te geven van wat er tussen de oorspronkelijke versregels te lezen was. Een moderne Reinaart-versie zonder bijkomende informatie in voetnoten of bijlagen (wat in een jeugdversie altijd het geval is), verliest dus veel van zijn oorspronkelijke betekenis, hoe goed de vertaler of bewerker zich ook van zijn taak heeft gekweten.
 
Klaas Verplancke heeft met zijn prenten veel van de onderliggende betekenis opgevangen. Zoals de middeleeuwse dichter met meerduidige teksten met zijn publiek in dialoog ging, doet Verplancke dat met zijn prenten. Hij 'illustreert' Van Daeles tekst niet, hij schept autonome beelden met een veel grotere reikwijdte. Hij maakt een volstrekt persoonlijke Reinaart-adaptatie, waarin hij in elke prent opnieuw de anekdotiek voorbijgaat en het wezen van het verhaal in beeld brengt. Neem bv. de openingsprent. Het verhaal begint met de jaarlijkse hofdag van koning Nobel, waarop het volk zijn klachten kan komen vertellen. Zowat iedereen heeft een klacht over Reinaart: Isengrijn de wolf klaagt dat hij zich aan zijn vrouw heeft vergrepen, Curtois het hondje dat hij hem een worst heeft afgepakt, Cuwaart de haas werd op een haar na de kop afgebeten en Coppe de kip, zo meldt haar vader, heeft er bij haar ontmoeting met Reinaart effectief het leven ingeschoten. Verplancke heeft deze verhaalelementen verzameld in zijn eerste prent en creëert zo een simultaanbeeld naar middeleeuwse traditie.
 
Maar hij doet meer dat mij aan de middeleeuwse (vertel)kunst doet denken: zijn Reinaart zit geknield in monnikspij en draagt een mijter met tandjes; hij lijkt Cuwaart de haas innig in zijn armen te sluiten, maar het blijkt alleen zijn kop te zijn, het onthoofde lijf wipt nog net van de prent af. Op de achtergrond deelt hij het bed met de vrouw van Isengrijn (met slaapmuts vermomd, zoals de wolf van Roodkapje) en door het venster zie je hoe Isengrijns jongen (die door Reinaarts toedoen blind geworden zijn) elkaar op Bruegelse wijze de weg tonen. Deze prent brengt dus geen handelingen in beeld, maar symboliseert de wezenlijk bedrieglijke en schijnheilige vos -- en de wolf, die niet voor hem moet onderdoen.
 
Op de volgende prent (Reinaart heeft Bruun de beer met de belofte op honing naar een gespleten boom gelokt en hem daar met zijn kop klem gezet) jagen boer Lamfroot en meneer pastoor Bruun de getergde beer na, gezeten op een heksenbezem. Aan de staf van de pastoor, het teken van zijn waardigheid, bengelt een vrouw (de heks?) met blote billen. Vooraan het tafereel zit een klein figuurtje als een struisvogel met het hoofd in een boek weggedoken. Reinaart zit hoog en droog in zijn hol een hapje te eten. Zegt de eerste prent vooral iets over Reinaart zelf, dan schildert Verplancke hier een maatschappijbeeld dat verre van fraai is: er heerst tomeloos geweld, meneer pastoors optreden wordt bemoeilijkt door zijn dubieuze seksuele moraal, en de omgeving kijkt onverschillig van de problemen weg.
 
Verplancke hanteert in deze prenten verschillende technieken om het Reinaart-verhaal in een breder interpretatiekader te brengen: hij kijkt over de grenzen van het literaire genre heen en karakteriseert de wolf via een sprookjessymbool. En bij dat kleine, onopvallende figuurtje, dat hij in de marge van het gebeuren tekent, denk ik aan menig tafereel van Pieter Bruegel, waar de schilder op die manier commentaar leverde op wat er zich op het schilderij afspeelt.
 
De wasknijper van Bosch
Behalve van Pieter Bruegel, herken je in Verplanckes illustraties ook sterke invloeden van Jeroen Bosch. Hij brengt soms een volledig Bosch-tafereel in zijn verhaal in, zoals bv. dat van 'De goochelaar'. Op Bosch' paneel wordt een onnozele hals volledig in beslag genomen door een truukje van de goochelaar, terwijl zijn handlanger intussen zijn beurs steelt. Verplanckes illustratie, waarop Reinaart koning Nobel verleidt met een niet bestaande schat, verwijst er expliciet naar: de actie, de houding van de personages, een aantal details zijn direct herkenbaar. Het spreekt vanzelf dat Verplancke hier niet vrijblijvend 'citeert': ook Bosch ging in zijn werk telkens weer aan de anekdotiek van het gebeuren voorbij en schilderde in het paneel van 'De goochelaar' de mensheid die zich weerloos aan klaarblijkelijke bedriegerij overlevert.
 
Verplancke toont ondanks vele duidelijke Bosch-referenties nochtans een grote artistieke autonomie en hij laat zich doorgaans ook op een minder directe manier inspireren. In het bovengenoemde tafereel, waar Bruun de beer zich het vel van zijn kop heeft laten halen, klemt Verplancke hem, om de helse pijn te visualiseren, een gigantische wasknijper op zijn kop. Bosch schilderde talloze surreële taferelen waarbij hij figuren een trechter of een uil op hun kop zette, hij liet ze fluitspelen op hun neus, een vis berijden of in een ei wonen... Dit zijn concrete visualiseringen van symbolische zaken. Voor ons, die een culturele kloof van meer dan vijf eeuwen te overbruggen hebben, mogen die beelden soms complete raadsels zijn, maar de tijdgenoten van Bosch begrepen de symboliek ervan. Klaas Verplancke opent op dezelfde manier onze blik voor de achterliggende betekenissen in zijn prenten. De concrete beeldtaal maakt dat zijn illustraties, die nochtans expliciet om interpretatie vragen, toch geen barrières opwerpen.
 
Deze techniek gaat hand in hand met Verplanckes onovertroffen gevoel voor absurde humor. Want het mag duidelijk zijn dat wie het Reinaart-verhaal recht wil doen, uiterst grimmige taferelen in beeld moet brengen. Verplancke esthetiseert ze echter met onverholen plezier. Dat brengt een dubbelheid in zijn prenten die maakt dat ook de hardste scènes toch geen weerstand oproepen, en dat ze ondanks hun gelaagdheid toegankelijk blijven. Klaas Verplancke plooit het verhaal van Reinaart de vos in twee richtingen open: je krijgt een authentieke kijk op het middeleeuwse verhaal in een beeldtaal die onmiskenbaar van vandaag is. En dat is iets waar er nog maar weinig in geslaagd zijn. Verplancke tilt deze Reinaart-bewerking als het ware boven zichzelf uit.
 
Henri van Daele, Klaas Verplancke: Reinaart de vos. De felle met de rode baard, Manteau, Antwerpen 2006, 105 p. : ill. 9789022319758

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2025

Blauw of de kleur van blijdschap

Anke Scheeren

Het duurt eeuwig en dan is het voorbij

Anne de Marcken

Het vlindereffect

Mahmoud Darwish

Linea Nigra. Zwangerschap en aardbevingen

Jazmina Barrera

Toen we nog jong waren

Oliver Lovrenski

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2025

De droom van de kraai

Hadi Mohammadi, Salimeh Babakhan (ill.)

Eekhoorn en de verborgen schat

Coralie Bickford-Smith

Het leven van een hagedis van niks

Patrick Ness, Tim Miller

Lars de dwarse dromedaris

Rachel Bright, Jim Field (ill.)

Tantes zijn fantastisch (ooms ook)

Edward van de Vendel, Philip Hopman (ill.)

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri