Woordoefening in abstractie
Voor de Nederlandse uitgave van Il libro delle case van Andrea Bajani heeft
Arianna Vairo een aansprekende schildpad ontworpen. De Italiaanse illustrator balt
in haar tekening de voornaamste kenmerken van deze uit miniaturen opgebouwde
huizenroman samen. Als je goed kijkt is het schild opgebouwd uit silhouetten van
huizen, gebouwencomplexen, ramen, en deuren van binnen- en buitenruimtes. De
kop steekt uit het schild met een Egyptisch oog dat de lezer recht aan kijkt,
uit een verleden dat in beweging wordt gebracht door de maaiende pootjes onder
de ovale koepel. Op de oorspronkelijke tekening (zie onderaan de recensie) is
ook een blauwpaarse schaduw te zien die rechts onder de schildpad uitkomt, een
vlek die decoratief lijkt, maar die daarentegen laat zien hoe dicht de tekenares
bij de tekst is gekomen. Met dat verlengstuk heeft ze de symbiotische relatie
tussen Ik en Schildpad weergegeven, die door Bajani als volgt wordt
gekenschetst:
‘Voor
Ik bestaat alleen Schildpad: die is een hemisfeer die zich door de ruimte
beweegt, niet alleen maar een schild. Schildpad leert hem dat de wereld een
lichaam is dat zich verplaatst’.
Bajani’s fijngeslepen tekst, die door Manon Smits met grote
trefzekerheid is vertaald, is een woordoefening in abstractie die verrassend
driedimensionaal is. Bij het lezen zag ik vaak bewegende beelden voor me die met
hun schoksgewijze motoriek en opgenomen omgevingsgeluiden iets weg hadden van
ambachtelijke tekenfilms. Details als een bloot voetje of een aai over haren drukken
tederheid uit met gebaren in plaats van met woorden. Een mooi voorbeeld hiervan
is de beschrijving van Moeder in het ‘Huis van de Steentjes’, oftewel in het
ziekenhuis na de operatie aan haar galstenen: ‘Op de grond naast het bed staan
haar pantoffels netjes naast elkaar. Ze wachten op haar voeten. Nu en dan geeft
Moeder aan ze toe, dan steekt ze haar voeten erin en laat ze lopen’.
Schildpad heet in het
‘Huis onder de Grond’ Ik welkom in het leven, kijkt in Oma’s ‘lege ogen’
wanneer ze dood op de badkamervloer ligt – ‘Schildpad is de enige die dat kan
doen zonder bang te worden: hij staart naar Oma’s irissen, kijkt erin zoals je
door een sleutelgat kijkt. Wat hij daarin ziet, in de verte, is haar dood’ – en zal ten slotte, vanuit een toekomstig 2048,
in datzelfde huis nieuw leven verwelkomen nadat de Familie van Ik voorgoed uit
elkaar is gespat. Het dier is welhaast het meest tastbare en innemende
personage van de hele roman die vanuit een vervreemdend vertelperspectief is
geschreven. De Ik wordt namelijk verteld vanuit de derde persoon, en de ruimtes
waarin de slechts met een omschrijving aangeduide personages zich bewegen, bevatten
hun innerlijke drijfveren, die volledig naar buiten zijn gericht. Een geliefde
stijlfiguur is die van de omkering van het gezichtspunt, een verwijzing
wellicht naar het ‘omkeerspel’ waarin schrijver Antonio Tabucchi, Bajani’s
leermeester, excelleerde (in de ‘Opmerking’ die het boek afsluit, noemt hij
Maria José de Lancastre, de weduwe van Tabucchi, als een van de personen aan wie
de roman, en hijzelf, veel te danken heeft). Hiervan getuigen de televisies die
in elk woonvertrek staan opgesteld en die de gebeurtenissen over de kijkers
uitstorten.
De
hoofdstukjes vermelden telkens een huis en een jaartal en zijn kriskras door de
tijd gezaaid. Ze vormen in de herhaling paden in een labyrint, zoals die in het
doolhof van de ‘eigenhandig gebouwde zelfstandige wooneenheden’ nabij de Via
dell’Idroscalo, die in 2010 door leger en politie ontruimd worden (je zou deze
gelijkenis in structuur als een mise en
abyme kunnen zien). De lijnen die de huizen met elkaar verbinden behoren
tot verschillende stadia in het leven van Ik, maar ook tot de Italiaanse
geschiedenis van de jaren zeventig waarin Ik opgroeit. Zo hebben de
hoofdstukken ‘Huis van Gevangene’ en ‘Rood Huis op Wielen’ betrekking op
respectievelijk het huis waar Aldo Moro gevangen werd gehouden door de Rode
Brigades en de Renault 4 waarin zijn dode lichaam, ‘in foetushouding’, werd teruggevonden.
Bajani beeldt zich in dat Ik zich op dat moment als driejarige in de rechthoek
van het licht van het televisietoestel bevindt en door de tunnel kruipt die een
verbinding vormt met het autoblik waarin het lichaam van Gevangene ligt
opgekruld. De kleur rood wordt voor hem ‘een soort nationale pijn’ die Ik voor
altijd zal herkennen, en de stroom licht met de beelden van de ontvoering is
dezelfde waardoor toen ‘alle kinderen van het hele land werden meegesleurd’.
Even bepalend
voor de generatie van Ik – die met auteur Bajani geboortejaar 1975 deelt – is
de dood van Pier Paolo Pasolini geweest, die samenvalt met de kreet die Moeder
slaakt bij Iks geboorte. De hoofdstukken ‘Laatste Huis van Dichter’, ‘Huis van
het Geheim van Dichter’ en ‘Huis van de Dood van Dichter’ duiden
achtereenvolgens op het project uit 1962 van het huis van Pasolini in de wijk
EUR, de Alfa Romeo van de Dichter die het geheim van de toedracht van de moord
op Pasolini bezit zonder dit prijs te kunnen geven, en de betonnen boom van het
monument bij de Idroscalo in Ostia. In de roman zijn overigens van alle huizen ook
de plattegronden uit het kadaster opgenomen, waarop de identificerende gegevens
zijn uitgewist.
Rome, de geboortestad van Ik, speelt een belangrijke rol als plek die niet
slechts recentelijk, maar al eeuwen lang geschiedenis ademt – het Pantheon midden
in Rome wordt opgevoerd als ‘een schildpad die tussen de gebouwen zweeft’ – en
haar gelaagdheid legt ook op onbarmhartige wijze de verschillen in sociale
klassen bloot. Dit laatste ervaart de adolescente Ik in ‘Huis onder de Grond /
Dependance aan Zee’, waar aan de kust op zestig kilometer afstand van Rome een
palissade de strandtenten scheidt van de plek waar ‘de natives’ met hun ‘verminkte
Italiaans’ verblijven, een ‘grijs gebied’ waarin Ik daarentegen zich het meest
thuis voelt. In het anonimiseren van de beschreven plaatsen die zo worden
ontdaan van hun mythevorming lijkt Bajani’s operatie op die van Jhumpa Lahiri
in haar verhalenbundel Racconti romani,
waarvan een vertaling in het Nederlands (Romeinse verhalen) dit voorjaar
bij Atlas/Contact verschijnt (van Lahiri prijkt op de achterflap de aanbeveling
van Bajani als ‘Een van de beste hedendaagse Italiaanse auteurs’). Maar naast
Rome speelt ook Noord-Italië een rol, in het ‘Huis onder aan de Berg’ van Iks
kinderjaren en het ‘Huis van Gezin’ in Turijn, dat uiteindelijk leeg zal worden
afgeleverd op het moment van de scheiding van Ik van Echtgenote en Kind, het
moment waarop in 2019 alle meubels van Ik onder een viaduct zullen verdwijnen,
in het ‘Huis van de Verstrooiing’.
Dit alles, dat in 2021 in ‘Huis van de Aantekeningen’ zijn
beslag zal krijgen, leeft op gespannen voet met ‘Huis van de Ontsnapte
herinneringen’, waarvoor Bajani het treffende beeld gebruikt van de glazen kast
op de kermis met die grijparm die misgrijpt in het zand en dierbaren achterlaat
in de witte korrels die ordeloos uitstromen op het moment dat het glas wordt
opengebroken. Geen heling dus, wel verschijnt er zo nu en dan, op cruciale
momenten, de figuur van een engel in de tijdelijke vereniging van lichamen geflankeerd
door ‘vleugels’, een harmonie die echter op elk moment weer verstoord kan
worden, zonder daarbij echter de onderliggende verwantschap te verliezen. Daar
zorgt Schildpad voor die zijn vrijstaande woning uiteindelijk inruilt voor een
rijtjeshuis.
Andrea
Bajani: Het boek van de huizen,
Van Oorschot, Amsterdam 2022, 269 p. ISBN 9789028223233. Vertaling van Il libro
delle case door Manon Smits. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan