Vertaald proza

BOEKEN NR. 2, FEBRUARI 2023

Kerstin Ekman: Wolvenkoorts

door Herman Jacobs

Blijdschap over het nu  

Kun je in minder dan tweehonderd bladzijden het wezen van het Leven op Aarde evenals van het Bestaan van de Mens vatten? Nee dus. Maar Kerstin Ekman komt best een end in haar uitstekende nieuwe roman Wolvenkoorts (die ze zelf bescheiden een vertelling noemt).
 
Zo ongeveer halverwege, of iets verder, denk je: ‘Puike roman.’ Dat is mooi, maar, al worden er aanzienlijk grotere aantallen rotzooi op de markt geworpen, er verschijnen best nog wel veel puike romans ook – zo héél bijzonder is zo’n boek daarom nog niet. Maar dat blijkt Wolvenkoorts van de Zweedse grand old lady Kerstin Ekman (op 27 augustus wordt ze, Deo volente, negentig) dus wél te zijn, als je op de 192ste en laatste pagina bent beland.
 
Het is een wonderlijk boek, dat in vrij kort bestek (een kleine 48.000 woorden) verrassend veel thema's blijkt te behandelen. Het ouder worden, sterfelijkheid en de dood; de natuur en de verhouding van de mens daartoe, alsook zijn verantwoordelijkheid ertegenover (bijvoorbeeld wat de opwarming van het klimaat betreft, die hier wel getoond maar verder, lof zij Ekman, niet met zoveel woorden uitgespeld wordt, want pamfletten zijn er al genoeg en deze tekst heeft toch een ándere ambitie); misdaad en straf; bewustzijn en geheugen; literatuur; man en vrouw; bloed, geweld, het doden van – én gedood worden door – dieren; de concrete verbondenheid (zowel de zorg voor sommigen als de afkeer van weer anderen) binnen een dorpsgemeenschap tegenover het abstractere gezag van overheid en staat... Een natuur/avonturen/jachtroman, een soort thriller, een liefdes- én ook nog eens een maatschappijroman in één, kom daar nog eens om.
 
Beginnen doet hij zo, nogal enkelvoudig en zonder poespas:
 
‘Het was koud. Van daglicht niet echt sprake. Alleen een soort zweem. Mijn jachtgeweer lag nog op de bank aan de andere kant van de tafel. Ongeladen. Waarom weet ik ook niet. Dat loopt dan zo. Niet bij iedereen, dat wist ik heus wel. De meesten willen schieten zolang hun wijsvinger de trekker kan overhalen. Zolang je pik nog overeind komt, leef je en dood je.
Ik had er veel gedood. Dat moest nu misschien maar eens genoeg zijn. Kasper had achtentwintig elanden opgestoten. Natuurlijk niet allemaal alleen voor mij. Maar al werd de buit door een andere geposteerde jager neergelegd, dan nog liet hij die niet toe en ontblootte hij zijn tanden. Kwam de schutter toch dichterbij, dan verstijfde hij en begon te grommen. Hij begon al wat kaler te worden, maar als zijn haren rechtovereind stonden liet hij alleen zijn baasje toe. Zo was Kasper.’
 
Ulf Norrstig, zeventig, voormalig bosbouwopzichter, jagermeester van de jachtgroep in Loåsen (een plaatsje bijna exact in het hart van Zweden, een kilometer of 350 ten noordwesten van Stockholm) zit op een winterochtend in de oude caravan op een van de bospercelen die hij destijds van zijn vader heeft geërfd. Gewoon. Een paar uur op zichzelf zijn, met de hond erbij, dat wel, en kijken of er iets interessants voorbijkomt. Everzwijnen of reeën of zo. Elanden. En verdomd, er komt iets héél interessants voorbij, uiteindelijk. Een wolf. ‘Zijn ogen stonden een tikje scheef en waren heel licht. Over het geheel genomen maakte hij een imposante indruk, met zijn kraag van donshaar en ruige wol die vanaf zijn wangen doorliep. […] Hoge poten had hij. Een grote rekel.’
 
Typisch een beetje stug-Scandinavisch (een huizenhoog cliché, zeker, maar qua sfeer en manier van vertellen beantwoordt dit boek er nu eenmaal volkomen aan) kan Ulf er zich niet toe zetten om dat later op de dag aan zijn vrouw Inga te vertellen. Hij wil wel, maar ‘belachelijk genoeg wilden de woorden er niet uit’. Pas veel later in het verhaal slaagt hij erin haar aan zijn ‘wolvenkoorts’ deelachtig te maken – als hij weer thuis is uit het ziekenhuis, na het hartinfarct dat hij heeft gekregen, we zijn dan op driekwart van het boek. En hebben intussen al ruimschoots de gelegenheid gehad op te merken hoe, onnadrukkelijk maar toch duidelijk genoeg, Inga de rots is waarop zijn bestaan is gebouwd (‘voortdurend in de weer, maar bekoorlijk als een boomklever op de stam van een dennenboom’). Ze is wellicht íets jonger dan hij, maar in elk geval bereddert zij de meeste dingen in hun dagelijkse leven, en het is ook zij die hem, en dan zeker na zijn infarct, met tedere zorg omringt.
 
Wat er ten slotte met Ulfs ouwe caravan gebeurt, en met de grote wolvenrekel (die hij voor zichzelf ‘Hogepoot’ heeft gedoopt), dat moet u allemaal zelf maar lezen. Eenmaal zover gevorderd hebt u ook al lang de parallel opgemerkt tussen de passage uit Kiplings Jungleboek, die op zeker ogenblik wordt geciteerd (met als belangrijkste zin deze: ‘Wanneer de leider van de roedel zijn prooi heeft gemist, wordt hij Dode Wolf genoemd zolang hij nog in leven is – en dat is meestal niet lang’), en het feit dat Ulf is afgetreden als jagermeester – waarna de groep vervolgens niet de opvolger verkiest die hij zelf in gedachten had, maar nu juist die éne ‘idioot die alleen maar haantje-de-voorste wil zijn’, een veel jongere man aan wie hij een hartgrondige hekel heeft.
 
Ja, de vergankelijkheid… Sneeuwruimen en dat soort klussen heeft Ulf ook al moeten overlaten aan Kenneth, een zestienjarige uit de buurt die door zijn oma wordt opgevoed – en wiens lot hij zich aan het slot op ontroerende wijze aantrekt, in de wijsheid en grootmoedigheid waarmee hij de jongen dan tegemoetkomt.
 
Ik besluit met nog wat citaten:
 
‘Afgelopen herfst nog, en ver terug in de tijden die ik had meegemaakt, waren er ijsafbeeldingen van vogelvleugels, twijgjes, mos en sterren. Tegenwoordig wist ik dat die fenomenen fractalen worden genoemd. Hun patronen herhalen zich tot in het oneindige, maar variëren ook. Zoals de wolken aan de lucht. Je krijgt nooit meer eenzelfde wolk opnieuw te zien. Dat is een grote troost in een wereld die voortdurend wordt veroverd door stereotypen van mensenhand.’
 
‘Aan honden, met hun korte intense leven, heb ik altijd groot plezier beleefd. Ze hebben geen idee van de dood en ook niet van uitsterving. Ze hebben me begrip en gevoel voor hun blijdschap over het nu bijgebracht. Het plezier van het rennen. Van het thuis zijn in grote gebieden. Van water vinden.
Terwijl ik op hem wacht, zit ik naar voorbijdrijvende sluier- en stapelwolken te kijken. Ik behoor tot een soort die een vorm die zich nooit herhaalt kan onderscheiden.’
 
En tot slot deze herinnering aan zijn eerste dienstreis als bosbouwopzichter:
 
‘Ik had rondgereden en de ene na de andere hectare ontbost gebied gezien. Op sommige plekken waren ze bezig om met grote nieuwe machines voren in de grond te ploegen. Dat werd gedaan voor de herplanting met sparren. Op het sleeppad zag ik de stapelplaatsen met de stukken die de velmachine had verwerkt. Daar lagen ook grote stapels met het takken- en twijgenafval. Bos als bergen afval. Restanten van de industriële bomen waartoe de sparren waren getransformeerd. Overblijfselen van een dood bos. Ik moest er nu weer aan denken.
[Dat] had voor mij het breekpunt moeten zijn. Maar dat werd het niet. Had ik echt gedacht dat ik vanachter mijn bureau bij Staatsbosbeheer de ontwikkelingen op de een of andere manier in de juiste richting zou kunnen bijsturen? Of in elk geval – ja, wat? Beïnvloeden? Want toen ik het met eigen ogen zag, snapte ik toch wel dat dit het verkeerde type bosbouw was? Dat het een ramp was om de zaailingen van de loofbomen die opkwamen en die de sparrenaanplant overwoekerden om zeep te helpen?’
 
Kerstin Ekman: Wolvenkoorts, Ambo/Anthos, Amsterdam, 2022, 191 p. ISBN 9789026359941. Vertaling van Löpa varg : berättelse door Janny Middelbeek-Oortgiesen. Distributie VBK België

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Dius

Stefan Hertmans

Kruisende lijnen

Junichiro Tanizaki

Memoires van een kip. Een Palestijnse fabel

Ishaq Musa Al-Husseini

We moeten ‘misschien’ blijven denken

Esther Jansma

Wij van de Ripetta

Thomas Lieske

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

De wens, of Het ware verhaal van Titi en Tony

Tereza Horvathova , Michaela Kukovicova (ill.)

Het is rood en rond…

Jan Jutte

Ludas en Bontje

Jan Paul Schutten, Sanne te Loo (ill.)

Wie heeft Steef opgegeten?

Susannah Lloyd, Kate Hindley (ill.)

Wij, ervoor en erna

Jenny Valentine

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri