Voor haar tachtigste verjaardag
heeft Katelijne van der Hallen zichzelf en haar lezers eindelijk opnieuw een
dichtbundel cadeau gedaan. Haar vorige bundel, Vlinderlicht, dateerde alweer van vijf jaar geleden (P, 2017). Na
meer dan een halve eeuw dichterschap heeft de dichteres haar volstrekt eigen
toon gevonden. Haar poëzie is vooral meditatief van aard, met woordkarige
gedichten die als geïsoleerde taalbrokken aan de lezer worden gepresenteerd. Op
die manier komt als het ware een lectuur tot stand die niet alleen lineair
verloopt, van begin naar einde, maar ook concentrisch. De woorden krijgen een
extra betekenis en een grote symbolische waarde. De associatie met de Oosterse,
in het bijzonder Japanse lyriek is dan ook niet ver gezocht. Veel van deze
gedichten hebben inderdaad iets van haiku, ook al worden de woorden over
meerdere regels geschikt.
Die beknoptheid is
functioneel, want de auteur wil met haar gedichten de waarneembare
werkelijkheid en de pure anekdote overstijgen. Dat beschrijvende niveau is
immers niet de essentie, net zo min als autobiografische details. Daartegenover
staat een poëzie die weliswaar vertrekt van dergelijke gegevens maar die
doelbewust op zoek gaat naar meer abstracte principes, naar een diepere
onderliggende betekenis. Die wisselwerking tussen het concrete en het abstracte
vormt inderdaad de wezenlijke structuur van de hier verzamelde verzen.
Omgekeerd is het dichterlijke ik in deze verzen als personage afwezig, ook al
klinkt haar stem voortdurend door in de keuze van adjectieven. Op die manier
wordt de gemoedstoestand van de dichter als het ware veruitwendigd in wat
beschreven wordt. De waarneming is immers gekleurd, net als de verwoording die
daarvan het resultaat is. De gedichten krijgen daardoor iets van iconen of
stillevens, ingehouden qua toon maar niettemin vol intensiteit. Een typisch
voorbeeld is:
‘het
sneeuwt
en alles wordt
ontijds
het toegedekte
zwijgt’.
De wereld wordt hier herleid tot
basiscontouren, zoals elders in de bundel elementen uit het landschap vaak
worden ontdaan van overbodige adjectieven of al te concrete beschrijvingen. Het
gaat de dichteres om de sneeuw, de rots, de vogel op zich, niet om een
specifieke incarnatie daarvan. In die pentekeningen staat de beleving van de
tijd centraal: de gang van de seizoenen is een belangrijk motief in de hier
bijeengebrachte gedichten. In de gang van de natuur is de tijd vaak vertraagd.
Net die spanning tussen tijd en tijdeloosheid komt de dichter op het spoor in
haar woordschilderingen.
Het nadeel van deze poëzie is de mate waarin ze
gebruikmaakt van een klassiek register aan symbolen en motieven. Veel is
herkenbaar, en de gedichten vormen vaak variaties op elkaar. Omgekeerd is dit
een poëzie vol sfeer en bezonken wijsheid die vakkundig goed gemaakt is. Wie
houdt van teksten ter bezinning maar tegelijk een literaire meerwaarde
nastreeft is hier alvast aan het goede adres.
Katelijne van der Hallen: Troostgeluk, P, Leuven 2022, 53
p. : ill. ISBN 9789493138827
deze pagina printen of opslaan