Poëzie

BOEKEN NR. 7, SEPTEMBER 2022

Louise Glück: Winterrecepten van het collectief

door Jan-Bart Claus

‘Het boek bevat
enkel recepten voor de winter, als het leven zwaar is. In de lente
kan iedereen een goede maaltijd maken.
 
Wee de lezer die hier binnentreedt. In deze gedichten zal je niet fijn tafelen, noch lenterijpe abrikozen rapen. Ze lezen als een danteske waarschuwing –laat varen alle hoop!–, die regels uit Louise Glücks Winterrecepten van het collectief. In deze bundel is het leven hard.
 
In 2020 won Louise Glück (1943) de Nobelprijs voor Literatuur. Ze leek ervoor in de wieg gelegd, maar schrijven was telkens een pyrrusoverwinning. Van haar achttien tot drieëntwintig werkte ze aan haar debuut Firstborn (1968). De bundel werd 28 keer afgewezen tot de New American Library het oppikte. Het was echter een doorbraak die een droogte inleidde: ‘The gift, the talent, the facility died.’
 
Haar tweede bundel The House on Marshland (1975) laat zeven jaar op zich wachten. Glück valt echter opnieuw op door de ritmische zuiverheid waarmee ze psychologie en mythologie verweeft. In die bundel draaft Jeanne d’Arc door Glücks desolate poëzielandschap. Later volgen onder andere The Triumph of Achilles (1985) en wellicht haar best gekende, Averno (2006), die vanaf het Avernusmeer in Campanië begint – waar zich de tunnel tot de onderwereld zou bevinden – aan een ontdekkingstocht in de menselijke geest.
 
Die obsessie voor de menselijke psyche voert terug naar Glücks kindertijd. Als kind had Glück het moeilijk met mensen. Ze sloot zich als tiener op in de bibliotheek van haar school, tot ze als laatste naar huis moest. Wat zou haar moeder zich schamen voor die introversie, vreesde ze. Op twintigjarige leeftijd gaat ze door een zenuwinzinking. Die brengt haar in contact met de analyst, die haar inleidt tot de psychoanalyse. Het is een scharniermoment, zoals ze in het essay ‘Fear of Happiness’ (1990) heeft opgetekend:
 
‘And I remember very clearly my panic and the terms in which I accused my analyst, who had conspired in all this: he was going to make me so happy I wouldn’t write. I also remember his response. He looked at me directly, an event in itself rare (and possibly the underlying reason I remember this exchange). His response was memorably succinct. The world, he told me, will provide you sorrow enough.’
 
Glücks gedichten zijn wel allesbehalve biografisch te lezen. Haar scènes zijn gebouwd op alledaagse ervaringen die het menselijke sisyfusbestaan onthullen. Glücks subjecten trotseren een herhalend leed. In Winterrecepten van het collectief vertaalt Radna Fabias dat mistroostige wereldbeeld.
 
Het openingsgedicht ‘Gedicht’ opent met een simpel natuurtafereeltje: ‘Dag en nacht verschijnen / hand in hand als een jongen en een meisje’. Die jongen en dat meisje beklimmen een berg om eenmaal boven op te stijgen. ‘Maar jij en ik / doen zulke dingen niet –’. In een regel die doet denken aan T. S. Eliot –‘Let us go then you and I / when the evening is spread out against the sky / like a patient etherized upon a table’– val je plat op de bek. Je weet meteen waar je aan toe bent.
 
Wie leeft, kent een ongenadige wind. In tegenstelling tot de jongen en het meisje is die wind voor ons mensen niet verlichtend, maar voert die ons ‘Neerwaarts en neerwaarts en neerwaarts en neerwaarts’. De spreker stelt zich als taak ons te beschermen, niet met woorden –‘ik probeer je te troosten / maar woorden zijn niet de oplossing’– maar met tactiliteit: ‘ik raak je wang aan om je te beschermen–’  
 
Woorden voldoen hier niet. Je moet door de verhalen kijken. In ‘De ontkenning van de dood’ verliest de spreker een paspoort. Er volgt een reflectie over de ruimte die de paspoortloze mag innemen, maar werkelijk gaat het hier over zien:  
 
‘Je moet je afvragen, zei hij, of je jezelf bedriegt.
Daarmee bedoel ik naar het horloge kijken en niet
naar de hand die het vasthoudt.’
 
Tijd lezen we niet af, maar zien we op de verouderende huid. Glücks poëzie lees je niet in de regels, maar erachter.
 
In gedichten zoals ‘Nachtelijke gedachten’, ‘Tweede adem’, en ‘Herfst’, laat Glück je de tijd lezen. In het eerste denkt de spreker terug aan haar prematuur afgelopen kindertijd door zich te vergelijken met een wekker, in het tweede haalt een spreker herinneringen op met haar zus en moeder aan de hand van een stapel bladeren, en in het derde maakt de herfst de spreker melancholisch: ‘Wat is mijn geest zwaar, / gevuld met het verleden. / Is er genoeg ruimte /  zodat de wereld kan binnendringen?’ Voelbaar is hier de ouderdom.
 
Desondanks doet de spreker verwoede pogingen om tot de wereld door te dringen. Haar begrijpen en de wind aanwenden lijkt een tot mislukken gedoemd doel. De hardheid van dat lot verwoordt het titelgedicht ‘Winterrecepten van het collectief’.
 
Wat in een stam lijkt te beginnen, eindigt in een verzorgingstehuis. Om te overleven oogsten de oude mannen mos, dat de oude vrouwen pekelen om er tijdens de winter broden van te maken. Soms keert een man niet terug. Dan krijgt diens vrouw een nieuwe rol: een verpleegkundig assistent of opzichter van de jonge, hardwerkende stamleden. In het vierde deel van het gedicht wordt van het mos nog steeds sandwiches gemaakt, maar dit keer in een keuken, en door een huli songli, een verzorger. Er blijkt geen verschil tussen de stam en de beschaving:
 
‘een wuivende den in de harde wind
zoals de mens in het heelal.
[…]
En wat waren we verdrietig als er een stierf,
en ze sterven, hoewel ze zijn
verwijderd uit de natuur; alle dingen sterven uiteindelijk.’
 
Beelden bestaan pas als er iets leeft, leert de mentor in ‘De ondergaande zon’. In Glücks beelden waait het windkoude leven met windkracht twaalf.
 
Naar het einde van de bundel toe, verhoogt het tempo. Tijd lijkt op te raken, en met haar de hoop. Met de kinderen op de achterbank vertelt de spreker van ‘Een kinderverhaal’: ‘Wanhoop is de waarheid. Dit is wat / moeder en vader weten.’ In ‘Een herinnering’ dwingt een onbekende ziekte de spreker aan de Styx te denken, wat ook Averno in herinnering brengt. Vanitasbeelden volgen elkaar in ijltempo op, tot aan het einde van de bundel een vonk ontstaat:
 
‘Ah, zegt hij, je droomt weer
 
En ik zeg dan ben ik blij dat ik droom
dat het vuur nog leeft’
 
Het is het vuur van de verbeelding waarin de spreker leeft. Als een Prometheus biedt de bundel de verbeelding aan als verweer tegen de koude wind. Toch een beetje warmte.
 
Samen met de overrompelende metafysiek triomfeert hier de taal. Glücks onderwerpen zijn groots en ambitieus, maar ze dicht in een bescheiden, simpele taal à la Raymond Carver. Wat je daardoor ervaart is enkel te verklaren in paradoxen. Dit is de taal van het rustige ongemak, een die de stilte van het geluid laat weerklinken, een taal als David die het tegen Goliath opneemt. Met veel branie kijkt Glück het koude universum in de ogen.
 
Fabias’ vertaling doet die taal alle eer aan. De uitdaging schuilt in het aanvoelen van de juiste syntaxis en toon. Dat doet Fabias zodanig feilloos, dat de Engels- en Nederlandstalige gedichten inwisselbaar lijken. Voor deze twee-in-een-bundel wil je betalen voor drie.
 
Winterrecepten van het collectief is een bundel die de lezer vol in het gezicht blaast. Glück laat haar lezer veel werk. Zoals het leven niet zomaar te begrijpen valt in woorden, zo zijn Glücks gedichten niet zomaar te vatten in de regels. De wereld is hier koud en hard, maar achter de woorden ligt er zin:
 
‘EEN ZIN
 
Alles is voorbij, zei ik.
Waarom zeg je dat, vroeg mijn zus.
Want, zei ik, als het niet voorbij is, zal het spoedig voorbij zijn
wat op het zelfde neerkomt. En als dat het geval is,
Heeft het geen nut te beginnen
aan ook maar een zin.
Maar het is niet hetzelfde, zei mijn zus, dit aanstaande einde.
Er rest een vraag.
Het is een dwaze vraag, antwoordde ik.’
 
Louise Glück: Winterrecepten van het collectief, De Arbeiderspers, Amsterdam 2022, 79 p. ISBN 9789029544078. Vertaling van Winter recipes from the collective door Radna Fabias. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri