Non-fictie

BOEKEN NR. 1, JANUARI 2022

Camiel Boosma: Brieven aan de meesters

door Carl De Strycker

Toen Covid-19 toesloeg waren veel uitvoerende kunstenaars plots technisch werkloos. Zo ook de veelbelovende Nederlandse pianist Camiel Boomsma, die volop bezig is om internationaal carrière te maken. Nu hij geen muziek meer kon laten weerklinken, dacht hij: ‘Wat nu? Ik had sterk het gevoel die stilte te moeten invullen en begon te schrijven over alles wat ik mijn bestaan as musicus geleerd, ontdekt en gekoesterd heb.’ Dat leidde tot een serie podcasts voor de Nederlandse klassieke radio NPO4 waarin hij hem dierbare componisten aanprees en aanschreef. Brieven aan de meesters nu daar nu de neerslag van.  

Boomsma heeft vijftien componisten gekozen die hem nauw aan het hart liggen en aan wie hij een brief schrijft. Die wordt telkens voorafgegaan door een inleiding waarin persoonlijke ervaringen met hun muziek gecombineerd worden met een schets van de karakteristieken van de besproken muziek. De brief, waarin het woord rechtstreeks tot de componist wordt gericht, bestaat steeds uit dezelfde elementen: omwille van de grote verdiensten wordt de componist een bloemetje toegeworpen, en dat wordt vermengd met een beetje historische achtergrond. Boomsma stelt ook een aantal vragen, zoals ‘Keek u veel op naar Beethoven?’ aan Franz Schubert of aan Hector Berlioz: ‘Hoe zou u uw muziek zelf omschrijven?’.
 
Wie de podcast beluistert, merkt dat dat goed werkt. De stukken die ter spraken komen, klinken, de columns zijn prettige inleidingen, die zin doen krijgen om verder in het oeuvre van de besproken toondichter te duiken. Zoals altijd bij dit soort radiostukjes werkt de persoonlijke aanpak. Het verhaal van de wijze waarop een meesterpianist dit of dat stuk ontdekt, worstelt met deze of gene sonate en uiteindelijk het werk begrijpt – het maakt het allemaal menselijk en doorleefd.
 
Op papier overtuigt het project helaas minder. Uiteraard in eerste instantie omdat de muziek ontbreekt. De stukken worden natuurlijk wel genoemd, maar je moet al goed thuis zijn in het repertoire om die allemaal innerlijk te kunnen laten klinken. Maar wat bij lectuur het meeste opvalt, is de oppervlakkigheid. Twee kleine bladzijden over Schuberts laatste sonate, een pièce de resistance van de romantische muziek, is veel te weinig om daar iets wezenlijks over te zeggen. En in minder dan twee pagina’s over Die Kunst der Fuge van J.S. Bach kan je zelfs niet verder komen dan wat platitudes.
 
De brieven zijn dan weer sympathiek, maar zoals dat gaat met brieven aan overledenen, gaan ze eigenlijk sterker over de auteur dan over de componist. In die zin krijg je een inkijkje – maar ook hier weer: veel te vluchtig – in de manier waarop de pianist omgaat met de muziek. De obligate vraagjes zijn dan weer zo banaal dat ze beantwoord kunnen worden door wie even in een naslagwerk over muziekgeschiedenis kijkt… En dan is nog de vraag waarom de brieven zo kriskras door elkaar staan en bijvoorbeeld niet chronologisch volgens het geboortejaar van de componist geordend zijn. Zo is het eerste hoofdstukje gewijd aan Claude Debussy, pas het op drie na laatste aan Bach.
 
Wel leuk is dat Boomsma ook aandacht vraagt voor twee minder bekende componisten: de Nederlander Gerhard Hamm en de Amerikaanse Amy Beach. Zo enthousiasmerend schrijft hij over hun muziek dat je die meteen wil gaan beluisteren. En het treft: Boomsma heeft zelf een mooie cd opgenomen met werk van Hamm en van het pianokwintet van Beach bestaat een referentieopname door het Takacs-kwartet met aan het klavier Garrick Ohlsson. Hopelijk kunnen we snel weer naar Boomsma gaan luisteren, want het is waar: ‘aan Boomsma’s vingers kleeft fluweel’ (de Volkskrant), maar dan toch eerder als hij speelt dan wanneer hij schrijft.  
 
Camiel Boomsma: Brieven aan de meesters, IJzer, Utrecht, 2021, 104 p. ISBN 9789086842476. Distributie EPO

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri