Jeroen Dera is de jongste jaren
een prominente stem als het gaat om poëzie. Hij schrijft overal recensies van
dichtbundels, redigeert de ene essaybundel na de andere, zetelt in tal van
jury’s en laat zich niet onbetuigd op de sociale media en op het internet. Hij
is een hartstochtelijk pleitbezorger van poëzie, en daarbij vindt hij de
schooltijd en het onderwijs van cruciaal belang.
Die missioneringsrol is ook van
meet af aan duidelijk in het essay Poëzie
als alternatief, dat zopas bij Wereldbibliotheek verscheen. Het essay wil
een helder en duidelijk betoog opzetten dat vervolgens geïllustreerd wordt aan
de hand van belangwekkende hedendaagse poëzie. Tegelijk zijn de sporen
herkenbaar van heel wat recensies, die haast in hun oorspronkelijke vorm zijn opgenomen.
Dat verhoogt het informatieve gehalte van dit boek aanmerkelijk – als is het
maar omdat de lezer op die manier een staalkaart van de lyriek van vandaag
krijgt aangeboden – maar de omvang en het uitweidende karakter van die stukken
verstoort bij momenten wel de gang van het betoog.
De centrale redenering van Dera
is dat poëzie een alternatief biedt en dat zou het maatschappelijke belang
ervan moeten aantonen. Meer specifiek richt Dera zich tegen een oubollige
romantische visie op poëzie maar ook tegen een instrumentele visie die van
gedichten eist dat ze een doorzichtige vorm van communicatie zijn. Hij kiest
daartegenover voor een open vorm van betekenis, waarbij het gedicht niet
cryptisch afgesloten (of opgesloten) wordt, maar net uitnodigend en provocerend
werkt naar de lezer toe. Het lezen van gedicht werkt op het eerste gezicht
vervreemdend, maar tegelijk verruimt het net daardoor onze blik. Dera heeft het
niet voor een te cognitieve analytische benadering van gedichten als clusters
van betekenis en stijl, maar in zijn eigen commentaren besteedt hij (overigens
wel geheel terecht) toch doorlopend aandacht aan dergelijke interpretatieve
momenten.
Dat is uiteraard geen nieuwe
visie op poëzie, en her en der verwijst de auteur ook wel naar
literatuurwetenschappers uit heden en vooral verleden. Toch blijft het een open
vraag of poëzie wel zo vervreemdend is als wij geneigd zijn te denken en of die
vervreemding daadwerkelijk ervaringen stimuleert en mensen zou veranderen. Het
valt op hoe Dera zijn hoofdstukken vooral concentreert rond de nieuwe kijk op
de werkelijkheid, op klimaat, op gender en identiteit. (Van een nieuwe visie op
taal en stijl is slechts sporadisch sprake.) Steeds weer onderstreept hij
hoezeer dichters begaan zijn met de problemen van deze tijd, en in de coda
lijkt hij dat vooral een grote kwaliteit te vinden ten opzichte van eerdere
poëzie, zeker naar het onderwijs toe.
Het is niet bepaald een
wereldschokkende stelling en hoezeer Dera zijn best doet om de lezer-leerling
van die waarheid te overtuigen, hij slaagt daarin slechts gedeeltelijk. Zo
selecteert hij in feite vooral dichters die in dat kraam passen, terwijl elke
poëzielezer weet hoeveel intimistische, romantische poëzie er vandaag nog geschreven
en gelezen wordt. Dat is een strekking die de criticus niet erg hoog in het
vaandel draagt – dat is zijn goed recht – maar die in dit boek wordt
gereduceerd tot oppervlakkige clichés. Nochtans lag net hier de aanleiding om
te wijzen op uiteenlopende strategieën en visies maar ook op het belang van die
klassieke levensopvatting voor veel (ook jongere) lezers.
Herhaaldelijk verwijst het boek wel naar die brede
sociologische benadering van literatuur (poëzie is dan overal terug te vinden),
maar in feite huldigt Dera een veel beperkter en normatiever beeld van wat
goede poëzie zou moeten zijn en zou moeten doen. Het boek wemelt van de
superlatieven om lievelingsdichters aan te prijzen, terwijl bijvoorbeeld
Kopland met enige gezonde tegenzin wordt opgevoerd. (H.H. ter Balkt is dan, als
proto-ecologisch activist, wel een bondgenoot.) Algemeen worden trouwens de
hedendaagse accenten onterecht beschouwd als iets wat in vroegere periodes
ontbreekt; elke historicus en poëzielezer kan moeiteloos gedichten aanwijzen
waarin lang voor vandaag de kwesties die momenteel de agenda bepalen een
cruciale rol spelen.
In die zin lees ik Poëzie als
alternatief niet als een literatuurgeschiedenis, laat staan als een
theoretische bijdrage maar vooral als de becommentarieerde boekenplank van een
enthousiast lezer. De bladzijden over bijvoorbeeld Paul Bogaert of Rozalie Hirs
zetten ertoe aan meteen die verzen verder te gaan lezen en exploreren. Tal van
analytische fragmenten wijzen op de vondsten van taal en stijl. Vooral daarom
is dit een boek dat zoveel mogelijk lezers ter hand moeten nemen.
Jeroen Dera: Poëzie
als alternatief, Wereldbibliotheek, Amsterdam 2021, 190 p. ISBN 9789028451971. Distributie Mythras Books
deze pagina printen of opslaan