Vertaald proza

BOEKEN NR. 1, JANUARI 2019

Velimir Chlebnikov: Niemand zal ontkennen dat ik uw Aardbol aan mijn pink draag / Harmoniewereld

door Laurent De Maertelaer

De geniale woorden van de Voorzitter van de Wereldbol en de Koning van de Tijd
 
Uitgeverij Pegasus heeft met Niemand zal ontkennen dat ik uw Aardbol aan mijn pink draag en Harmoniewereld — beide van de Russische futurist Velimir Chlebnikov (1885-1922) — twee buitengewone delen toegevoegd aan haar OOST!-reeks, een aantrekkelijke serie waarin Oost- en Midden-Europese literatuur voor het eerst in Nederlandse vertaling verschijnt. In deel 5 zijn korte stukken verhalend proza verzameld, in deel 6 een mooie selectie langere gedichten. Chlebnikov, ongetwijfeld een van de origineelste schrijvers uit de gehele wereldliteratuur, voelde zich binnen alle genres als een vis in het water, ook binnen de genres die hij zelf had uitgevonden. Zijn werk lezen, of het nu poëzie of proza betreft, is hoe dan ook een machtige belevenis.  
 
Chlebnikov en het futurisme
Chlebnikov werd in 1885 geboren in Astrachan, een belangrijke havenstad op de grens tussen Europa en Azië, gelegen aan de Wolgadelta die 100 kilometer verderop uitmondt in de Kaspische Zee. Hij studeerde wiskunde in Kazan en in 1908 trok hij naar Sint-Petersburg om biologie, Sanskriet en Slavische talen te studeren. Geen enkele studie maakte hij weliswaar af omdat hij zich meer en meer concentreerde op het uitbouwen van een literair oeuvre. Chlebnikov stond samen met Vladimir Majakovski (1893-1930), David Boerljoek (1882-1967), Igor Severjanin (1887-1941) en Aleksej Kroetsjonych (1886-1969) aan de wieg van het Russische futurisme. Deze literaire stroming ontstond bijna gelijktijdig met het acmeïsme en zette zich radicaal af tegen het stoffige en mystiek getinte symbolisme, dat toen de Russische letteren domineerde. De futuristen noemden het symbolisme ‘een stilstaand moeras’.

Rond 1908 maakte Chlebnikov naam met zijn gedicht ‘Bezwering door lachen’, een zinderende brok poëzie die op hoogst originele wijze gebruik maakt van achttien varianten op de woordstam smech (‘lach’). Severjanin gebruikte in 1911 als eerste de term ‘egofuturisme’, maar als groep traden de futuristen pas een jaar later naar buiten. Onder de noemer ‘kubofuturisme’ publiceerden ze het daverende manifest Een oorvijg aan de publieke smaak (1912). In deze kaakslag op papier pleitten de ‘toekomstenaars’ op arrogante wijze voor een totale breuk met het verleden en een complete vernieuwing van de literaire taal: ‘Alleen wij zijn het gezicht van onze Tijd.’ Intuïtie, onconventionaliteit en willekeur moesten het woord bevrijden. Grammatica lapten de futuristen aan hun laars, woordenschat zetten ze naar hun hand. Ze introduceerden vulgaire spreektaal in de literatuur, schots en scheve klanken, kromme syntaxis, vormexperimenten en nieuwgevormde woorden.
 
In 1913 voerde Kroetsjonych het begrip zaoem in, een term die staat voor alle taal die niet rationeel, maar enkel intuïtief is te begrijpen, bevrijd van elke logica. In hetzelfde jaar schreef hij samen met Chlebnikov zelfs een manifest over deze nieuwe, op zichzelf staande, ‘metalogische’ taal, Het woord als zodanig. Kroetsjonych was meer een theoreticus dan een dichter en uiteindelijk zou het Chlebnikov zijn die erin slaagde om de poëtische taal effectief te vernieuwen. Hiervoor werkte hij een arsenaal aan procedés en methodes uit. Zo ging hij  op zoek naar de etymologische wortels van poëtische sleutelwoorden en creëerde nieuwe woorden op basis van bestaande Slavische woordstammen. Of hij legde verbanden tussen de klank van een woord en de betekenis ervan, in het bijzonder de beginklank. Hij zocht niet aflatend naar een universele ‘sterrentaal’, de zaoem, die later de linguïstische theorieën van de Russische formalisten zou beïnvloeden.  
 
Chlebnikov, Koning van de Tijd
Paradoxaal genoeg was Chlebnikov als futurist geboeid door de loop van de geschiedenis en het verre verleden (hij veranderde bijvoorbeeld zijn oorspronkelijke voornaam Viktor in het Oud-Slavische Velimir). Niet alleen etymologie fascineerde hem mateloos, maar ook de Russische en Slavische mythes uit lang vervlogen tijden. Tegelijk schreef hij over eigentijdse gebeurtenissen zoals de Eerste Wereldoorlog en de Revolutie van 1917. Chlebnikov probeerde op een fanatieke manier de wetmatigheden van de tijd te achterhalen. Hij geloofde in een cyclische geschiedenis die onderworpen is aan mathematische principes (zijn vroegere wiskundestudie maakte hij hier te gelde). Op obsessionele wijze heeft hij eindeloze reeksen jaartallen van historische gebeurtenissen met elkaar vergeleken en kwam hij uit op het magische getal 317, het aantal jaren dat er lag tussen elk belangrijk breekpunt.  
 
In 1916 richtte Chlebnikov het ‘Internationale Genootschap van 317 wijze mannen’ op en riep zichzelf uit tot ‘Voorzitter van de Wereldbol’ (Velimir betekent ook ‘Heerser van de wereld’). Meer dan eens werden op basis van zijn ruimdenkende theorieën en buitenissige verklaringen vraagtekens gezet bij zijn geestelijke gezondheid en toerekeningsvatbaarheid. In april 1916 werd Chlebnikov tot zijn afgrijzen gemobiliseerd. Nadat hij erin was geslaagd aan de dienstplicht te ontsnappen door zich te laten opnemen in een psychiatrische instelling, was het uiteindelijk de Revolutie van 1917 die hem van zijn militaire plicht zou ontslaan. Vanaf dan begon hij nog meer als een onversneden vagabond door Rusland te zwerven (Chlebnikov heeft naar verluidt nooit een vaste woon- of verblijfplaats gehad): hij keerde terug naar zijn geboorteplaats Astrachan en reisde van daaruit onder meer naar Moskou, Sint-Petersburg, de Oekraïne (Kiev en Charkov), Taganrog en Volgograd (het latere Stalingrad). Het was een moeilijke periode: Chlebnikov werd meermaals gearresteerd op verdenking van spionage, beurtelings door de Roden en de Witten.  
 
In april 1920 ging Chlebnikov naar Bakoe en vertrok, officieel als docent-propagandist, met het zogeheten Perzische Rode Leger naar de Iraanse provincie Gilan waar de Perzische Sovjetrepubliek was afgekondigd. De militaire operatie flopte compleet, maar voor Chlebnikov was de Iraanse cultuur een openbaring. Bij de lokale bevolking stond hij wegens zijn lange haren en sjofel uiterlijk bekend als ‘de Russische derwisj’. Zijn Perzisch avontuur verwerkte hij onder andere in het prachtige lange gedicht ‘De trompet van Gul-Mullah’, opgenomen in Harmoniewereld. Zijn schrijnende reis terug naar Moskou beschreef hij in het zestiende ‘vlak’ van zijn beroemde ‘supersaga’ Zangezi (1920-1922). In Moskou kwam er door zijn verzwakte gezondheid niets in huis van zijn literaire werk. Het jarenlang gebrek aan een vaste woon- of verblijfplaats begon zijn tol te eisen. Samen met Pjotr Mitoeritsj, een bevriende schilder en zijn latere schoonbroer, zocht hij de rust op van het platteland, in Santalovo, Novgorod. Maar het was te laat: Chlebnikov overleed, amper 36 jaar oud, ondervoed en totaal uitgeput. Hij werd begraven in het dorpje Ruch’i, ergens tussen Sint-Petersburg en Moskou. Op zijn kist, door lokale boeren gedragen, stond te lezen: ‘Voorzitter van de Wereldbol’.  
 
De wereld als steen in een ring
Hoewel Chlebnikov erg jong overleed, was hij bijzonder productief. Zijn verzameld werk beslaat een goede 3.500 bladzijden, tussen 2000 en 2006 samengebracht en uitgegeven in zes volumes en zeven kloeke boekdelen (volume 6 bestaat uit 2 delen) door het Gorki Instituut voor Wereldliteratuur in Moskou. De twee publicaties die nu voorliggen zijn anders gezegd slechts een klein deel van Chlebnikovs gehele productie. Het verzameld werk bestaat voor ongeveer de helft uit poëtisch werk, maar bevat ook autobiografische geschriften, theaterteksten, prozagedichten, dramatische poëmen, lezingen, gedachten, aantekeningen, essays, wetenschappelijke teksten, brieven en andere egodocumenten. De indrukwekkende publicatie toont met andere woorden de grote diversiteit in Chlebnikovs literaire nalatenschap aan.
 
Niemand zal ontkennen dat ik uw Aardbol aan mijn pink draag
is de heerlijke titel van een bundeling met zevenentwintig korte stukken verhalend proza van Chlebnikov, vertaald en gekozen uit het vijfde deel van het verzameld werk door Willem G. Weststeijn. De verzameling opent met een duidende inleiding door Weststeijn en sluit af met uitgebreide aantekeningen, eveneens van zijn hand. Volgens Weststeijn zijn in Niemand zal ontkennen dat ik uw Aardbol aan mijn pink draag Chlebnikovs voornaamste prozastukken bijeengebracht en is zijn selectie representatief omdat ze de hele periode omvat waarin de schrijver actief was (het eerste verhaal dateert van 1905, het laatste van 1922). Alle stukken verschijnen bovendien voor het eerst in het Nederlands, op één na, ‘Ka’, dat al in 2012 bij Filonov verscheen in Weststeijns vertaling en met knappe illustraties van Serge Segay (Sergej Sigej).
 
Weststeijn stelt in zijn inleiding terecht dat de lezer in de bundel geen klassieke ‘verhalen’ met begin en einde zal vinden. Voor de vertaler gaat het eerder over ‘fragmenten van een groter geheel’. De selectie illustreert de veelzijdigheid van Chlebnikov, zowel wat inhoud als omvang en uitwerking betreft: het kortste verhaal is amper honderd woorden (‘De jongeling ik ben de wereld’, 1907), het langste (‘Ka’, 1915) heeft er meer dan zesduizend. Een aantal teksten tonen Chlebnikovs drang tot experiment: ‘De jongeling ik ben de wereld’ speelt met de palindroom mir of ‘wereld’ en Rim of ‘Rome’ en ‘De verleiding van de zondaar’ uit 1908 bulkt van de neologismen, knap gecounterd door Weststeijn met valabele Nederlandse equivalenten. Enkele stukken geven blijk van Chlebnikovs interesse in geschiedenis (‘Bergbewoners’, 1913), de vaderlandse actualiteit (‘De karmijnrode sabel’, 1921; ‘Oktober aan de Neva’, 1918) en oude mythes (‘Ka’ en ‘Jesir’, 1918-19)  of zijn een vehikel voor zijn theorieën over de tijd (‘De kalot van de Scyth’, 1916).
 
Chlebnikovs proza is heel vaak sterk autobiografisch (‘De dierentuin’, 1909-1911). Op subtiele wijze verweeft hij allerlei persoonlijke belevenissen en ervaringen in zijn verhalen (‘Een droom’, 1915). Een onrechtstreeks voorbeeld is het titelloze verhaal waaruit de eerste zin voor de titel van deze bundel werd gebruikt: ‘Niemand zal ontkennen dat ik uw Aardbol aan mijn pink draag’ (1918). Die metafoor doet denken aan een schrijnende episode die Chlebnikov meemaakte een jaar later dan het verhaal, tijdens een lezing in Charkov in 1919 (Aai Prins haalt dit incident aan in de inleiding van haar vertaling van Zangezi). Een aantal dichters die tot de imaginisten behoorden, kregen het idee Chlebnikov tijdens een poëzieavond tot Voorzitter van de Wereldbol te kronen. De haveloze en zieke dichter droeg in een koorhemd onverstaanbaar zijn gedichten voor. Als symbool voor de aardbol schoof iemand hem een uit het publiek geleende ring om de vinger. Toen de eigenaar zijn ring na de schertsvertoning terug wilde, weigerde Chlebnikov die af te geven omdat hij nu eenmaal de Voorzitter van de Wereldbol was. Op het einde van dit titelverhaal zonder titel gunt Chlebnikov de lezer overigens een schuinse blik op zijn poëtica:
 
‘Ik herinnerde me de bijzondere bekoring van de dingen, hoe bepaalde dingen dierbaar zijn en vol woorden die ons vertrouwd zijn en vervolgens, als hun tijd gekomen is, in één keer verwelken, en sterven, en leeg worden.  
Ik besloot dat ze zo klinken dat we ze met ons verstand niet kunnen begrijpen.  
Het is zo: ze zijn vol geheimzinnig geluid, dat in ons zelf overeenkomstige trillingen doet ontstaan.’
 
Harmoniewereld
Chlebnikov heeft talloos veel gedichten geschreven, waaronder een vijftigtal langere. Vertaler Weststeijn bracht bij zijn eenmansuitgeverij Filonov tussen 2012 en 2017 drie delen uit met een uitgebreide bloemlezing korte gedichten van Chlebnikov (alle delen zijn te bestellen via Pegasus). In Harmoniewereld heeft Weststeijn een selectie van acht langere gedichten of poëmen gebundeld, gekozen uit het derde en vierde deel van het verzameld werk. Twee van de gedichten, De kraanvogel en De trompet van de Gul-mullah, vertaalde Weststeijn meer dan dertig jaar geleden voor een Chlebnikov-compilatie bij Meulenhoff, Ik en Rusland (1986). Voor Harmoniewereld herzag Weststeijn deze twee vertalingen. De vertaler lijkt dezelfde principes te hebben gehanteerd voor Harmoniewereld als voor zijn voorgaande Chlebnikov-vertalingen: voor gedichten waarin rijm en ritme een minder belangrijke rol spelen heeft hij gestreefd om een adequate betekenis te laten primeren; wanneer klankeffecten, ritme of andere vormaspecten overduidelijk de overhand nemen, krijgen deze ook in de vertaling voorrang.
 
Net zoals in Niemand zal ontkennen dat ik uw Aardbol aan mijn pink draag valt de variatie in Chlebnikovs thematiek op. Opener ‘De kraanvogel’ (1909) is een hoogstandje onversneden futurisme avant la lettre: allerlei objecten (paleizen, spoorrails, een toren, huizen) in de stad komen tot leven en vormen samen het geraamte van een gigantische kraanvogel. De doden herrijzen en vullen het geraamte op. De kraanvogel transformeert in een soort afgod. ‘De sjamaan en Venus’ (1912) is een geestige idylle over een mooie jonge vrouw en een oude Siberische sjamaan . Het gedicht is klassieker van opzet dan ‘De kraanvogel’, maar blinkt uit door de humoristische dialogen en een schalks spel met stilistische registers. In ‘De dichter. De heilige dagen van de lente’ (1919) etaleert Chlebnikov zijn kennis van de Russische poëzie: zijn relaas over een carnavalsfeest zit vol verwijzingen naar onder anderen Lermontov en Poesjkin. Onderwijl benadrukt hij de heidense achtergrond van carnaval en maakt toespelingen op de Slavische mythologie (een van zijn stokpaardjes) én op de ondergang van het christendom. De gruwel van de Revolutie van 1917 komt aan bod in het ijzingwekkende ‘Een nacht in de loopgraaf’ (1920), waarin Chlebnikov de strijd tussen de Roden en de Witten beschrijft vanuit het perspectief van stenen grafmonumenten (‘kluizenaarsters’) die angstig en machteloos uitkijken op een loopgraaf gevuld met soldaten van het Rode Leger.
 
In ‘Drie zusters’ (1920), het kortste van de lange gedichten, bezingt Chlebnikov op voor zijn doen ongewoon lyrische wijze zijn liefde voor de talentvolle en knappe gezusters Sinjakov, bij wier familie hij geregeld verbleef. ‘Harmoniewereld’ (1920) is voor velen een van de hoogtepunten in Chlebnikovs poëzie. Het is een weergaloos poëem waarin de dichter een bevreemdende toekomst schetst waar een universele liefde allesoverheersend en alomtegenwoordig is: keizers en koningen zijn vervangen door arbeiders, iedereen spreekt dezelfde taal, geld speelt niet langer een rol en ziektes zijn onbestaande. In een extatisch slotakkoord klinkt het: ‘Schets niet met krijt, maar met liefde’. ‘Nachtelijke huiszoeking’ (1921) heeft met zijn korte mokerverzen het ritme van een machinegeweer. Een bende dronken Rode matrozen valt een appartement binnen op zoek naar verstopte Witten. De aanvoerder van de troep gaat op het einde van dit hallucinante gedicht in discussie met God. Het laatste gedicht in Harmoniewereld is het wonderlijke ‘De trompet van de Gul-Mullah’, de poëtische neerslag van Chlebnikovs bewondering voor Perzië en zijn inwoners.
 
De meningen over Chlebnikov lopen uiteen: voor sommigen is hij een halvegare mystificateur en een doorgedraaide rijmelaar; voor anderen een geniaal visionair en de belangrijkste dichter van de twintigste eeuw. Hij wordt weleens omschreven als een poet’s poet, een ontoegankelijke schepper in zijn ivoren toren. Het valt niet te ontkennen dat er een zekere ondoorgrondelijkheid in zijn poëtisch werk verweven zit, maar wie de moeite neemt om er zich in te verdiepen, zal snel merken dat een groot deel van de gedichten meteen te begrijpen en invoelbaar zijn. Het is een dooddoener, maar als er een soort gedichten bestaat dat je moet ondergaan, dan deze wel. Wat Chlebnikov in mijn ogen een groot dichter maakt, is hoe hij erin slaagt een geheel eigen poëtisch universum op te bouwen, gebaseerd op een zelf uitgewerkte mythologie, een naar de eigen hand gezette syntaxis en een eindeloos verfijnd gevoel voor taalexperiment. Dat hij bijvoorbeeld zelfverklaarde nieuwe ‘genres’ ontwikkelde, maakt hem in zekere zin groter dan de literatuur zélf.  
 
Tot op vandaag is Chlebnikov hoe dan ook een van de meest geliefde en meest gelezen auteurs in Rusland. Zijn invloed op nieuwe generaties dichters duurt onverminderd voort. In een bekend in memoriam schreef Majakovski in 1922: ‘Iedereen die hem kende, hield van Chlebnikov.’ Voor de auteur van Een wolk in broek en Luidkeels was hij een leermeester, ‘de belangrijkste en meest integere ridder in onze poëtische strijd.’ Dat een nieuw lezerspubliek nu kennis kan maken met Chlebnikovs volstrekt unieke oeuvre is, naast de erudiete vertaling, de eminente teksteditie en de knappe vormgeving, misschien wel de grootste verdienste van deze twee opmerkelijke publicaties.  
 
Gebruikte werken
Ik en Rusland, keuze, vertaling en inleiding Willem G. Weststeijn, Meulenhoff 1986 <br /> Zaoem, samengesteld door Jan H. Mysjkin, vertaald in samenwerking met Miriam Van hee, Kritak, 1989
Zangezi, vertaling en inleiding Aai Prins, Pegasus, 2013
Verzameld werk Poëzie 1,2 en 3, vertaling en aantekeningen Willem G. Weststeijn, Filonov, 2012-2017
Moderne Russische literatuur: van Poesjkin tot heden, Arthur Langeveld & Willem G. Weststeijn, Pegasus 2005
Geschiedenis van de Russische literatuur, 1700-2000, Emmanuel Waegemans, Mets & Schilt, 2003
 
Velimir Chlebnikov: Niemand zal ontkennen dat ik uw Aardbol aan mijn pink draag, Pegasus, Amsterdam 2018, 189 p ISBN 9789061434450. Vertaling uit het Russisch Willem G. Wests
Velimir Chlebnikov: Harmoniewereld, Pegasus, Amsterdam 2018, 128 p. ISBN 9789061434474. Vertaling uit het Russisch Willem G. Weststeijn 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri