Zeer uitzonderlijk, zo noteert Gaston Durnez aan het
begin van De bolhoed van mijn vader,
waren de momenten dat zijn vader zijn weekdaagse of zondagse pet verving door
een bolhoed. Een van die momenten was zijn bezoek aan Meter Mie, zijn
schoonzus, die in de onmiddellijke omgeving van het paleis van Laken woonde. En
je kon er maar best op voorbereid zijn mocht je toevallig de koning zien
passeren. De anekdote kleurt meteen het hele boek: Durnez (geb. 1928) blikt
terug op zijn kindertijd, die hij doorbracht in Asse en die allerminst door
weelde en overvloed aan alles en nog wat werd ingekleurd. Durnez’ familie
behoorde tot het ‘voetvolk’ , dat door Hubert van Herreweghen in het hier als
motto fungerende gedicht ‘Standen’ wordt gememoreerd:
‘Ik keer me om en zie in ’t
diepe
van mijn jeugd een leven ver
Drie standen waren
er,
beteren
die schoenen droegen,
blozerds die op klompen liepen,
voetvolk,
wandelend op zijn zolen.’
In zijn als intro fungerende voorafgaande bedenkingen
noteert Durnez:
‘Ik voel mij weer even een knaap die kijkt naar zijn eigen kleine wereld,
waar hij sporen ontdekt van de man die hij veel later is geworden. Ik tracht
een tijdsbeeld op te roepen zoals ik dat heb ervaren en onthouden. Ik blijf mij
er wel van bewust dat je geschreven herinneringen vaak beter ‘verhalen over je
herinneringen’ kunt noemen.’
Voorop in De bolhoed
van mijn vader staat Meter Mie, de oudste zus van de moeder van Gaston
Durnez. Een sterke vrouw, die met vaste hand regeerde over haar gezin en ook
een beetje over de hele familie. Een vrouw ook die, zo verneemt de schrijver
later, bij het verzet was betrokken als lid van de Zéro-groep. In de stroom van
herinneringen aan de jaren dertig en de periode van de bezetting, verschuift
het accent daarna naar momenten die Durnez zijn bijgebleven: de heldere klanken
die hij opvangt als het kerkkoor in de meimaand Marialiederen repeteert, ‘een
mengeling van stemmen die ‘ - op een zachte avondwind schenen weg te drijven’,
de ‘sporen in het landschap’, de (toen nog) uitgestrekte weiden en beemden rond
Asse, ‘ons Land van avontuur’ waar ‘de wereld als een waaier opengaat’, de
‘tjoolders’ en dompelaars die hij in het dorp ontmoet en die hem later
inspireren tot zijn eerste, voorzichtig aangezette schrijfsels… Durnez heeft
niet alleen oog en oor voor de mensen die zijn kindertijd en prille
jongelingsjaren mee hebben bepaald. Ook de dieren krijgen hun plaats: de duiven
(‘de arenden van de kleine man’, de konijnen, die als geld ontbrak als
betaalmiddel werden gebruikt, de honden die als lastdieren werden ingezet… Zo
krijgt in De bolhoed van mijn vader
een stuk gemeenschap van de voorbije eeuw tastbaar vorm.
Durnez schrijft, zonder te
verdrinken in sentimentaliteit of moraliserende uitspraken, hoe hij als kind
mee opstapte in de sporen van het voetvolk. ‘Wij waren kleine echo’s van het
grote lawaai’, schrijft hij wanneer hij eraan terugdenkt hoe hij, samen met
zijn leeftijdgenootjes, mee de leuzen scandeerde in verkiezingstijden. En van
later, als hij in volle oorlogstijd de boerentram naar Brussel neemt om er zijn
eerste opleiding te volgen, blijft hem bij hoe de ‘tramkennissen een
gemeenschap vormen zoals er een gemeenschap op de werkvloer ontstaat, een
gemeenschap die alleen maar op die plek samenleeft en die soms (h)echter is dan
andere.’ Treffend, als een regenboog die het hele boek overspant, is de honger
naar kennis en geestelijke verdieping die van het kind-van-toen uiteindelijk
een cultuurmens gemaakt heeft. Zijn ontdekking dat ‘een schilderij een
vertelling in een andere taal’ kan zijn, het eerste boek dat hij koopt, de
‘schriftuurkens’ van Johan de Maegt die hem blijvend als leidsman voor ogen
heeft gestaan toen hij zelf cursiefjes begon te schrijven… Het is dan ook geen
toeval dat Durnez zijn verhalende herinneringen afsluit met een aantal
bedenkingen die De Maegt zelf ooit formuleerde over de beweegredenen om te
schrijven. Een ervan luidt zo: ‘Ik schrijf om te zeggen hoezeer ik mij verbaas
over het leven, over al wat is, over het sterven.’ Dat is meteen ook de
ondertoon van Durnez’ op schrift gestelde herinneringen.
Antwerpen : Polis, 2015, 204 p., [16] p. pl. ISBN
9789463100199
deze pagina printen of opslaan