Stel je voor dat Toni Coppers en Alexander De Croo samen een
thriller zouden schrijven. Wij kunnen het ons moeilijk voorstellen, maar in IJsland
is dit blijkbaar geen onmogelijke opdracht. Co-auteur van Reykjavík is
immers Katrín Jakobsdóttir, sinds 2017 de premier van IJsland. Ze schreef haar
debuut samen met Ragnar Jónasson, die al enkele succesvolle thrillers op zijn
naam heeft staan.
De auteurs nemen ons mee naar 1956 wanneer de vijftienjarige Lára
Marteinsdóttir de zomer zal doorbrengen bij het echtpaar Ólöf Blöndal en Óttar
Óskarsson, een advocaat van het hooggerechtshof. Het koppel woont tijdens de
zomermaanden op Viðey, een eiland van ongeveer 1,5 km2 voor de kust
van Reykjavík met een kerk en een oude school. Lára zal er een studentenjob
doen, maar na enige tijd verdwijnt ze spoorloos. Volgens Óskarsson is ze uit
heimwee teruggekeerd naar het vasteland, maar ook daar wordt ze niet meer
gezien. Politieman Kristján Kristjánsson wordt naar Viðey gestuurd om poolshoogte
te nemen, maar ook hij vindt geen enkel spoor van de tiener. In 1966 en 1976,
wanneer Lára respectievelijk tien en twintig jaar verdwenen is, duikt
Kristjánsson telkens nog eens in de zaak in de hoop een nieuw spoor te vinden,
maar Lára blijft mysterieus verdwenen.
Het is pas in 1986 wanneer de
jonge journalist Valur Róbertson van het weekblad Vikublðið een artikel
schrijft over de verdwijning van Lára dat er eindelijk dingen beginnen te
verschuiven. Net als de meeste IJslanders is Róbertson opgegroeid met de zaak
en naar aanleiding van het dertigjarige ‘jubileum’ mag hij van zijn
hoofdredacteur Dagbjartur Steinsson een driedelige artikelenreeks over de
verdwijning van Lára schrijven. Róbertson,
die de beste onderzoeksjournalist van IJsland wil worden, trekt al snel enkele potjes
open die sommigen duidelijk liever gesloten hadden willen houden. Het lijkt
erop dat de waarheid over de verdwijning van Lára eindelijk naar boven zal
komen.
Het
verhaal speelt zich grotendeels af in 1986 wanneer op het toppunt van de Koude
Oorlog de Amerikaanse president Ronald Reagan en Sovjetleider Michail
Gorbatsjov naar IJsland komen om te onderhandelen. Bovendien viert IJsland net
dan zijn tweehonderdste verjaardag en vinden dus allerhande festiviteiten plaats
in en om hoofdstad Reykjavík. Tegen die achtergrond gaat Valur Róbertson op
zoek naar aanwijzingen. Zo vervlechten de auteurs fictie en realiteit met
elkaar, want de ontmoeting tussen de Amerikaanse en Russische president heeft
wel degelijk plaatsgevonden. Het is makkelijk om hierin de invloed van Katrín
Jakobsdóttir te zien, maar het zorgt ook voor een interessante achtergrond bij
de verdwijning van Lára en een blik op de toenmalige tijdsgeest.
Het valt niet op dat Reykjavík
door twee auteurs is geschreven. De hoofdstukken vloeien mooi in elkaar
over en ook de schrijfstijl blijft consistent doorheen het volledige boek.
Handig is dat er aan het begin van het boek een lijstje is opgenomen met de
belangrijkste personages. Aangezien het boek vertaald is met alle IJslandse
accenten erop en eraan is het wel even bij de les blijven. Een lijstje met een
fonetische uitspraak zou ook handig geweest zijn, het is immers raden hoe
bijvoorbeeld ‘Viðey’ klinkt.
De auteurs doen met hun beschrijvingen recht aan de mooie
IJslandse landschappen en zorgen dat de toeristische dienst van het land zeker
tevreden zal zijn met dit boek. Het verhaal zelf komt vrij traag op gang en
kabbelt rustig verder. Enkel op het einde schakelen de auteurs een versnelling
hoger en komt er wat meer vaart in het verhaal. Los daarvan blijf je wel
geboeid lezen doordat het boek wordt verteld vanuit verschillende personages. Mooi
debuut van de IJslandse premier, maar een beetje meer spanning had er een
topper van gemaakt.
Ragnar Jónasson, Katrín
Jakobsdóttir: Reykjavík, Bruna,
Amsterdam 2024, 288 p. ISBN 9789400516281. Vertaling van Reykjavík
door Willemien Werkman. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan