Poëzie

BOEKEN NR. 5, MEI 2024

Geert van Istendael: Inventaris

door Dirk De Geest

Geert van Istendael maakt in zijn jongste bundel een inventaris op van het universum dat hem omringt. Daarbij gaat het de dichter veelbetekenend niet om grootste dingen, om zeldzame luxe en unieke kicks, maar integendeel om wat doorgaans over het hoofd gezien wordt. Het alledaagse, het banale, het onopgemerkte zijn voor de auteur aan eerherstel toe, en in zijn bundel krijgen ze de aandacht en de literaire waardering die ze verdienen.

In de eerste afdeling portretteert Van Istendael een aantal dieren in zijn omgeving. De ijsvogel, de marter maar ook de langpootmug en de mier worden voorgesteld in hun biotoop. Door de poëtische blik worden ze niet alleen opgemerkt en nauwlettend beschreven met oog voor markante details, ze krijgen ook een bestaan dat symbolische proporties aanneemt. In die zin is het geen toeval dat ze vaak worden geportretteerd op het kruispunt van leven en dood, als een letterlijk stil-leven. Op dat ogenblik verschijnt hun kwetsbaarheid maar worden ze tegelijk ook herleid tot haast geometrische patronen. Ook in de reeks over planten overweegt dat besef van tijdelijkheid en vergankelijkheid. Het is alsof de dichter in zijn momentopname het onvermijdelijke proces van verleden en heden, van verschijnen en verdwijnen zoekt te vatten. De observatie van de realiteit gaat zo over in een bezinning op het leven, maar het gaat niet om een soort van morele analyse: alles is zoals het is, en dat is niet eens een kwestie van goed of kwaad.

Diezelfde spanning tussen afstandelijkheid en betrokkenheid is nog sterker merkbaar in de daaropvolgende reeksen. In toenemende mate gaat het om ‘menselijke’ realiteiten. De afdeling ‘dingen’ vraagt aandacht voor zoiets als een handdoek, een flessenopener, een vliegenmepper of een schoenlepel. Telkens betreft het opnieuw voorwerpen die bij de dichter allerlei associaties oproepen, die door het gebruik van beelden worden gepersonifieerd en getransformeerd. De poëtische blik verleent aan deze voorwerpen een soort van patina, maar tegelijk wordt de afstand tussen subject en object verkleind. De mens wordt op zijn beurt een soort van voorwerp. Omgekeerd krijgen voorwerpen iets van een magisch ritueel. Het is geen toeval dat deze afdeling afsluit met enkele gedichten over de schilder Pieter van Saenredam, die bekend staat om zijn minutieuze waarneming van kerken en openbare plaatsen (net zoals de afdeling over planten eindigde met een parkeerterrein). Het zijn subtiele tekens dat de dichter de gangbare vormen van categorisering in zijn poëzie zoekt te overstijgen.

Uiteindelijk loopt de bundel uit op een reeks ‘Oden’. Hier spreekt de dichter duidelijk zijn engagement uit. Zijn oden zijn sterk gevarieerd. In sommige gevallen liggen zij in de lijn van de eerdere afdelingen, wanneer zij bijvoorbeeld een plankenvloer verheffen tot een object van bewondering en waardering. In andere gevallen betreft het geliefde kunstenaars zoals de mystica Hadewijch en de muziekcomponist Josquin Desprez. Zij worden bezongen in een taal die aan de hunne doet denken. Omgekeerd wordt dan weer Lao Tse bewust niet geprezen, aangezien dat een inbreuk zou betekenen op zijn filosofische stellingnamen. Uiteindelijk zijn er oden aan de armoede en aan de slachtoffers van oorlogsconflicten, teksten waarin het persoonlijke en maatschappelijke engagement van Van Istendael op treffende wijze naar voren komt.

Inventaris is zo niet enkel een persoonlijke inventaris van een ouder wordende dichter, het is ook een staalkaart van wat ons als lezer zou moeten aanbelangen. En vooral, het is een programmatische oproep om beter om te gaan met de werkelijkheid, om nauwlettend te observeren en nooit te vergeten.

Geert van Istendael: Inventaris, P, Leuven 2023, 69 p. ISBN 9789464757224

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri