Het
bengelt vervaarlijk. Dat geldt voor onze wereld, maar nog meer voor de
journaalschrijver. Want hij moet er niet alleen in leven, hij moet die wereld ook
met een vergrootglas bestuderen, zich op het koord wagen om in de afgrond te
turen en te registreren wat er gebeurt. De enige stok die hij daarvoor ter
beschikking heeft, is de dagelijkse discipline en de hoop dat er iets van de
tijd in de tekst kruipt. Gelukkig beheerst Cyrille Offermans die kunst als geen
ander.
Een
koord boven de afgrond is de derde keer dat Offermans zich aan het journaal
waagt, na Een iets beschuttere plek misschien (2017) en Midden in het
onbewoonbare.
Telkens is de opzet dezelfde: de schrijver maakt notities over hetgeen in de
wereld gebeurt, tot de stapel voldoende groot is om er een journaal van te
maken. Er is geen reisplan, zoals Offermans in de proloog schrijft, een
vastgestelde begindatum evenmin. Dit boek begint in juli 2021 en eindigt, na voor
elke maand ten minste een notitie te hebben toegevoegd, in december 2022.
Hoewel
Offermans in 2022 gelauwerd werd met de KANTL-prijs voor essayistiek, en er dus
verwacht kan worden dat hij probleemloos zijn streng kan trekken, is de inzet
van het journaal niet te vergelijken met dat van een essay. Nee, een journaal
vraagt een ‘staat van haast permanente alertheid’. Dat maakt dat Offermans naar
eigen zeggen alles waarneemt met verwondering, en hij stelt zich tot taak dat
dat tot meer leidt dan ‘een open mond of een gelukzalige blik in het
oneindige’.
Het
resultaat is een open vorm waarin Offermans kiest wat hij laat zien en in welke
volgorde hij dat laat zien. Deze bundel beperkt zich niet tot dagboekfragmenten
of brieven, maar is eerder een vergaarbak van teksten zoals recensies, columns,
opiniestukken, verslagen van tentoonstellingen, concerten en reizen, polemieken
en essays. Slechts af en toe is er een stukje waarin de schrijver expliciet de
zeden van de tijd vastlegt – ‘O tempora, O mores!’ –, of het heeft over die heerlijke
cappuccino.
Offermans
dateert bovendien de stukken niet. De lezer weet alleen het jaar en de maand
waarin een notitie is gemaakt, maar het kan worden vermoed dat de schrijver een
loopje heeft genomen met de oorspronkelijkheid. Dat is bijvoorbeeld te zien in de
samenhang. Sommige stukken lopen inhoudelijk bijna feilloos in elkaar over,
motieven doorgevend als estafettestokken. Daarnaast zijn er teksten opgenomen
die dateren van voor de beginmaand. Zo is er ‘Pijn is de diepste gouddelver’ in
augustus 2021 over de Duitse schrijver Walter Kempowski, dat vrijwel woord voor
woord teruggaat op het gelijknamige stuk in De Groene Amsterdammer op 15
april 2020.
Het
maakt van Offermans geen manipulator of leugenaar. Het is de journaalschrijver
niet te doen om exact vast te leggen wat wanneer gedacht, gedaan of gegeten is,
maar om in het verloop van de tijd iets vast te grijpen. Dat daarbij geschikt
wordt, is een van de weinige middelen die Offermans voorhanden heeft.
Gaandeweg worden de
rode draden in het journaal zichtbaar. In de eerste paar maanden helt de balans
wat over naar lijvige, doch erudiete stukken over literatuur, en de
geschiedenis en de kunst van de Renaissance, dat hier bewust met hoofdletter
staat om recht te doen aan de schatkamer die Offermans ervan heeft gemaakt. Maar
al gauw vindt Offermans zijn motieven in de invasie van Oekraïne, zijn werk als
jurylid voor de Europese Literatuurprijs, zijn door fotografie geobsedeerde
vader, en de Nederlandse politiek en hoe die omgaat met de coronapandemie en
het klimaat.
Dat
zijn uiteenlopende thema’s, maar Offermans boet niks in aan scherpte. De
ingehouden woede waarmee hij de nalatigheid van verzekeraars aankaart na de
overstromingen van ’21, de smaak waarmee hij verslag doet van reizen, veelal
naar Italië, en de smart waarmee hij de in zijn omgeving warende dood toont – als
u een notitie gelezen moet hebben, dan wel ‘Ik zal altijd meisje heten’
–, zijn slechts drie van de vele snaren die Offermans met een taal zonder
weerga als een akkoord doet klinken.
Wanneer je over een periode
schrijft waarin de waanzin dermate toeneemt, loert cynisme om de hoek. Maar Een
koord boven de afgrond is een journaal dat standhoudt. Offermans slaagt
erin zich ver van pessimistisch gepreek te houden en brengt gebeurtenissen van
wereldformaat in verhouding met het persoonlijke. Zo laat hij onrechtstreeks
zien dat er niks meer niet boven de afgrond hangt.
Cyrille Offermans: Een
koord boven de afgrond, De Arbeiderspers, Amsterdam 2024, 616 p. : ill. ISBN 9789029552400. Distributie L&M
Books
deze pagina printen of opslaan