Opnieuw en opnieuw duik ik in Een ander leven, Bart Moeyaerts
recentste werk in de mooie, bibliografische reeks Privé-domein. Ook wie niet de
jongste van zeven broers is, in de jaren 1980 zocht naar aanvaarding toen ‘uit
de kast komen een daad, een sprong, en vooral: een gevaar’ was, of ‘zo
overduidelijk een auteur’ is, komt in Een ander leven thuis. In wat veel
meer is geworden dan een egodocument schudden Moeyaerts scherpe observaties en
beeldende taal herinneringen en emoties wakker. Het boek legt een warme deken
om al wie wel eens worstelt met de plek in een gezin, in de wereld. Dat die
deken ook nu en dan prikt, herinnert eraan hoe echt en puur deze levensschets
is.
Een
ander leven moest er komen voor hij met ander werk verder kon, vertelt
Moeyaert in interviews. Het is een poging om het verhaal van zijn moeder te
vangen, maar wellicht meer nog om zijn eigen verhaal alsnog met zijn ouders te
delen. Al is het maar de vraag of hij dit boek had kunnen schrijven zolang zij
nog in leven waren. Mocht ze alles hebben geweten van haar zonen, ‘Kzoen zot
geword’n zien,’ zegt ze, ik zou gek zijn geworden’. Met die dialoog raakt
Moeyaert treffend de verhouding die wellicht veel ouder-kindrelaties typeert. ‘De
ene anekdote hoorde ik voor de andere, een detail van gisteren voegde ik toe
aan een herinnering die ik bijna kwijt was,’ schrijft Moeyaert over het
verleden van zijn moeder. Dat heeft hij ‘nooit chronologisch meegekregen’. Zo vergaat
het ook zijn lezers: in Een ander leven is een schrijver aan het werk
die zich bloter dan bloot schijnt te geven, maar tegelijk de touwtjes strak in
handen heeft.
Moeyaerts
vernuftige compositie volgt een muzikaal stramien. De opmaat tot Een ander
leven, de drie rusten en het slotakkoord die zijn relaas ritmeren, worden
bepaald door 2015 en de daaropvolgende jaren, getekend door de toenemende
zorgen voor en uiteindelijk het overlijden van zijn ouders. Daarbinnen schikt
hij zijn coming of age-jaren rond het weekendje Parijs dat hij bijna
twee decennia geleden met zijn moeder beleefde. Elk deel daarvan opent met een
passage uit een brief van haar, herschikt tot vrije verzen. Zo ogen de passages
als een gedicht en ben je geneigd het vele wit te lezen als alles wat nooit is
gezegd. De trage verkenning van een stad die hij ‘veel beter ken[t] dan ze ook
maar vermoedt’, leidt telkens weer tot nieuwe ontboezemingen, alsof hij met dit
boek vertelt wat tijdens dat weekend in Parijs onuitgesproken bleef.
Dat onuitgesprokene
geldt net zozeer voor het leven van zijn moeder, dat hem blijkt te zijn
ontglipt. Het besef weegt dat hij ‘toen ze nog leefde [z]ijn kans [heeft]
verkeken om vraagtekens te gebruiken. […] Daar sta ik nu te wuiven naar iemand
die allang is weggereden.’ De wens het verhaal van zijn moeders leven te
schrijven en ‘haar te eren met een boek’ houdt Moeyaert al in de jaren 1990 in
zijn greep, maar hij botst op haar onwilligheid. ‘Als ze iets vertelt, meestal
verhalen die ze herhaalt – hetzelfde vertellen doet minder pijn dan een nieuwe
herinnering aan te boren – verraadt haar adem wat ze voelt. De muziek verdwijnt
uit haar stem. Het begin van een zin verlangt naar het einde.’
De ongrijpbaarheid
van zijn moeder wordt ook de ongrijpbaarheid van de schrijver: er zijn foto’s
en er zijn verhalen, maar veel blijft ongekend. Met Een ander leven zorgt
Moeyaert ervoor dat een belangrijk deel van zijn leven niet onverteld blijft.
De homoseksualiteit die hij thuis jaren verborgen hield omdat ze voor zijn
vader ‘een ziekte’ was, brengt hij vol in beeld. Hij slaagt er overtuigend in
de gretigheid van ontluikende seksualiteit in woorden te vangen – of juister,
in beelden. Moeyaert maakt de lezer als altijd tot de observator die hij zelf
is: hij leidt je blik naar de details die ertoe doen, helpt je te voelen
hoeveel er speelt, zoals in de prachtige, schurende vertelling van zijn
vriendschap met Dirk, die ‘niet door [heeft] dat hij stenen in mijn zakken
stopt, terwijl er al erg veel is wat me bezwaart’. Ook de evolutie van Moeyaerts
schrijverschap borrelt en bruist in dit boek — al beantwoordt dat eveneens niet
aan de toekomst die zijn vader voor hem in gedachten had. Een ander leven wordt
daarmee ook een tijdsdocument van de wereld van de jeugdliteratuur, de
spanningen die spelen tussen visies, uitgeverijen, Vlaanderen en Nederland.
Behoorlijk
veel van wat hij schrijft, gaf hij eerder prijs, in anekdotes die hij tijdens
interviews of lezingen deelde of in de podcasts die hij maakte. Die snippers
herkenbaarheid zullen voor vele lezers voelen als thuiskomen, net als zijn
typische vertelstijl – de zinnen lopen alsof hij ze met zijn zorgvuldige, trage
dictie naast je zit voor te lezen. In interviews geeft Moeyaert wel eens aan
dat hij vrijer is gaan bewegen, niet meer zo strak in het hoofd zit. Dat hij
niet alleen maar ‘die schrijver’ wil zijn, maar ook iemand die van dansen
houdt. Die vrijheid is te voelen, net als de uitdrukkelijke wens anderen te
zien voor wie zij zijn en wat er in ze omgaat.
‘Een ander leven’ is te lezen op
talloze manieren: als het andere leven dat zijn moeder had kunnen leiden als
haar vader niet zo vroeg was gestorven, of als ze geen zeven zonen op de wereld
had gezet, als het leven dat zijn vader niet voor zijn zoon in gedachten had,
als iets waar ook de zoon zelf zijn weg in moest vinden, als het leven dat de
schrijver zijn lezers voorhoudt en altijd, onvermijdelijk ‘een ander leven’ is
dan wat de schrijver écht leeft. In Een ander leven is het dat allemaal,
en die veelzijdigheid getuigt van Moeyaerts buitengewone talent als schrijver –
en als mens.
Bart Moeyaert: Een ander leven,
De Arbeiderspers, Amsterdam 2024, 353 p. : ill. ISBN 9789029544900. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan