Romans over vrijgevochten vrouwen waren
relatief schaars in de jaren ’30 van de twintigste eeuw. Romans over
vrijgevochten vrouwen die waren geschreven dóór vrijgevochten vrouwen waren vermoedelijk
nog zeldzamer. Een voorbeeld is Het kunstzijden meisje van de Duitse
schrijfster Irmgard Keun, een eigenzinnige dagboekroman die nu voor het eerst
in het Nederlands is vertaald.
Irmgard Keun werd in 1905 geboren in Charlottenburg: op
haar geboortehuis hangt nog altijd een ‘Berliner Gedenktafel’ met geboorte- en
sterfdatum, een beknopte biografische tekst en daaronder de zin: ‘Ihre Werke
wurden von den Nazionalsozialisten verboten’ (waarover later meer). Op jonge
leeftijd verhuisde Irmgard met haar familie naar Keulen (ook in de Rijnstad
wordt de schrijfster nog altijd geëerd, met een beeldje aan de gevel van het
stadhuis), waar ze werkte als stenotypiste en tussen 1925 en 1927 een
theateropleiding volgde om actrice te worden – een tijdperk dat wordt
beschreven in de eerste hoofdstukken van Het kunstzijden meisje. Op
aanraden van Alfred Döblin besluit Keun in 1929 om haar acteercarrière te
beëindigen en zich geheel op het schrijven toe te leggen.
Het kunstzijden meisje was Keuns tweede roman en
verscheen in 1932. We lezen mee over de schouder van dagboekschrijfster Doris,
een jonge vrouw uit een provinciestadje, die ervan droomt om een succesvolle en
rijke actrice te worden. Om aan dure kleding en sieraden te raken, verleidt ze
welvarende mannen, die ze eenmaal terug in haar karige ouderlijke woning
genadeloos fileert in haar dagboek: mannen zijn oenige goedzakken die zich
stoer voordoen, maar willoos zwichten voor het kleinste beetje aandacht van een
jonge vrouw. Doris moet steeds verder gaan om haar zin te krijgen en manipuleert
en steelt erop los, totdat ze tegen de lamp dreigt te lopen en vlucht naar
Berlijn, waar haar avontuurlijke leven pas echt begint, maar waar uiteindelijk ook
een tijd van bezinning op haar wacht.
De nonchalante toon en stream of
consciousness-achtige vorm waarmee Doris haar ietwat chaotische maar toch
sterke psychologische analyses van mannen, haarzelf en van menselijk (flirt)gedrag
uiteenzet, geven het boek iets gevats en gehards (al wordt het door die consequent
aangehouden toon hier en daar ook wat stroef en repetitief). De lezer wordt
deelgenoot van de straatwijsheid van een intelligente jongedame die weet wat ze
wil en in plaats van te klagen over haar ondergeschikte positie, het spel
meespeelt om er haar voordeel mee te doen. Doris is vergelijkbaar met het
hoofdpersonage uit de Lulu-toneelstukken van de symbolist Frank Wedekind, maar ontbeert
het mystieke element. Haar charisma en transgressie zijn geëmancipeerd maar
worden niet gelardeerd met quasidiepzinnige beschouwingen, wat het personage en
het boek een modern smaakje geeft.
Mede door de seksuele passages in haar boeken deden de nazi’s
vanaf halverwege de jaren ‘30 het werk van Irmgard Keun in de ban. Ze bleef echter
doorschrijven onder pseudoniemen en onderhield vriendschappen met andere belangrijke
auteurs, onder wie Stefan Zweig en Joseph Roth. Met laatstgenoemde had Irmgard
Keun tussen 1936 en 1938 een liefdesrelatie en reisde ze heel Europa af – een fascinerende
en door alcohol doordrenkte periode, die nog kort aan bod komt in het nawoord
bij Het kunstzijden meisje door Christoph Buchwald, een jonge redacteur
die de nog altijd flirterige Keun in 1979 nog kon interviewen, voordat ze in
1982 stierf aan longkanker.
Irmgard Keun: Het
kunstzijden meisje, Cossee, Amsterdam 2023. 191 p. ISBN 9789464520910.
Vertaling van Das kunstseidene Mädchen door Dineke Bijlsma. Distributie
Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan