15+ - Yorick Goldewijk won in 2022 de Gouden Griffel met Films die nergens draaien, waarin
hij zijn lezers op een originele en tegelijkertijd ontroerende manier laat ervaren
hoezeer aan de slag gaan met pijnlijke herinneringen uit het verleden een mens
kan helen.
In Duizend & ik neemt hij ons mee naar
Surdus, een bizarre stad vol identieke witte woontorens. De metershoge Wal ‘als
een witte ring om de stad’ onttrekt de zee aan het zicht. In een wooncel, op de
dertigste verdieping van zo’n toren, woont Acht, een meisje met donkere warrige
haren en witte kleren, te midden van duizenden identieke meisjes. Iedereen
leeft er in zichzelf gekeerd. Op alle mogelijke manieren worden ze immers
getraind in vanzelfsprekende gehoorzaamheid, in niemand zijn, om uiteindelijk
de bezielden overzee te gaan dienen. Onafgebroken dreunt Evi de Principes op
via de speakers op de Promenade: ‘Luister, gehoorzaam, volg. Betwijfel niet,
aarzel niet, bevraag niet. Wees behulpzaam en ondergeschikt. Onderwerp je aan
de wil van de bezielden’. De bewoners worden constant bewaakt door zieners, een
soort vliegende, zwarte robots die afwijkingen in die totale gehoorzaamheid
lijken aan te voelen. Wie ongehoorzaam is wordt beëindigd, wat gelijk staat aan
onzichtbaar worden.
Acht voelt zich kwetsbaar in deze gemeenschap. Anders dan iedereen droomt
en mijmert ze voortdurend en heeft ze zo haar eigen gedachten. Zo verlangt ze
er bijvoorbeeld naar om ooit de zee te zien en houdt ze erg van de aanblik van
een zonnige blauwe hemel. Tegelijkertijd boezemt het haar angst in dat ze die
absolute gehoorzaamheid niet kan opbrengen, wat Goldewijk prachtig filosofisch
weet te verwoorden. ‘Ik denk dat ik de enige ben die het niet kan negeren, en
ik weet dat het nooit goed is om de enige te zijn, want als je de enige bent,
dan ben je iets.’
Die ene voorzichtige glimlach van Duizend, een andere bewoonster, die
Acht ziet in het raam van de trein, vormt een kantelpunt. Haast koortsachtig
gaat ze op zoek naar Duizend, die op onverwachte momenten kort opduikt als om
haar aanwezigheid telkens opnieuw te bevestigen. De illustratie van Yvonne
Lacet zoomt in wazige grijswitte tinten in op de handen van twee personen die
naast elkaar lopen. De handen zijn elkaars spiegelbeeld en raken elkaar enkel
licht bij de pinken. We voelen hoe Acht evolueert.
Gemotiveerd door de wetenschap
dat Duizend toch ergens in Surdus moet rondlopen, slaat haar angst om in een
onstuitbare energie om voor zichzelf te leven en dat leidt tot een aantal bevreemdende
gebeurtenissen. Plots bezit ze de kracht om zieners onschadelijk te maken. Ze dwaalt
door een gedeelte van Surdus dat nep lijkt te zijn want achter de ramen en de
deuren van de woontorens daar treft ze enkel een muur aan. Ze weet zelfs aan
een beëindiging te ontsnappen. Uiteindelijk ontmoet Acht Duizend op de Wal,
waar ze samen naar de zee kijken. Daarna leven ze een tijdje gelukkig samen in
een volledig verlaten Surdus, waar de nacht onafgebroken blijft voortduren. Er
heerst bovendien geen enkele vorm van controle meer.
Als lezer voel je je op dit punt
in het verhaal totaal gedesoriënteerd. Je hebt geen enkel idee meer hoe je de
relatie tussen beide meisjes en die absurde wereld rondom hen nog kan
interpreteren. Wanneer de zieners onverwacht toch weer opduiken, slagen Acht en
Duizend erin opnieuw de Wal te bereiken. Ze ontsnappen uit Surdus door in zee
te springen.
En
dan doet Goldewijk waar hij zich al eerder ongelofelijk sterk in heeft getoond:
in zijn verhaal maakt hij een doorkijkvenster, zodat de lezer met een schok
beseft dat het is ingebed in een veel omvattender verhaal. Plots blijken we ons
in een lab te bevinden, waar projectleidster Evi zich bezorgd buigt over de
gezelschapsrobot Acht, die ongeschikt blijkt voor de verkoop. Acht is er namelijk
in geslaagd om de Surdus software, waarmee ze gedurende vier minuten werd
opgeladen, meermaals te laten crashen, omdat ze een eigen persoonlijkheid heeft
ontwikkeld. Duizend bestaat enkel in het hoofd van Acht, als een soort van
alter ego.
De
laatste scènes waarin Goldewijk beschrijft hoe Acht zichzelf in uiterste
verwarring ontdoet van de kunsthuid van haar gezicht, met het raam van het lab
als spiegel, zijn ontroerend en gruwelijk tegelijk. ‘En dan schieten mijn
handen uit elkaar en valt alles wat mijn gezicht was in lappen huid en haar op
de vloer.’ ‘Wat ik zie in de weerspiegeling glanst als chroom. Wat me aanstaart
zijn gitzwarte, glimmende kogels waaruit ik niets kan opmaken. Wat ik zie is
ontzagwekkend en afschuwelijk en verbijsterend. Wat ik zie ben ik.’ Door haar
kern van kunststof te accepteren lijkt Acht nog zoveel meer mens te worden. De
lezer blijft achter met de onbehaaglijke vraag of we met het voorthollen van de
wetenschap uiteindelijk ook niet de allerlaatste grenzen van het menselijk
toelaatbare zullen voorbij spurten.
Yorick Goldewijk, Yvonne Lacet:
Duizend & ik, Ploegsma, Amsterdam 2023, 200 p. : ill. ISBN 9789021684086.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan