Op een voorjaarsdag in een Zwitsers dorp aan het meer van Genève,
ontvangt cafébaas Milliquet een brief uit Cuba, waarin zijn lang geleden
geëmigreerde en zopas overleden broer de wens uitdrukt dat Milliquet zich over
zijn negentienjarige dochter Juliette ontfermt. Milliquet zit met de handen in
het haar. Wist hij veel dat zijn broer een dochter had. En wat zal zijn vrouw
hiervan denken? Stamgast Rouge raadt Milliquet aan het verzoek – het is
tenslotte afkomstig van zijn broer – in te willigen. Zo geschiedt.
De komst van zijn
nichtje loopt anders dan Milliquet hoopte. Ze zegt geen woord, sluit zich op in
haar kamer, eet nauwelijks, laat zich niet zien. Het meisje is in rouw. De
dorpelingen brengen voor de kapsones van het verwende wicht niet veel begrip
op. Milliquets vrouw weigert zelfs Juliette een hand te geven. Na enkele dagen
in afzondering vallen de schellen van Juliettes ogen (en oren), wanneer door
het open raam de heldere klanken van een trekharmonica weerklinken en ze voor
het eerst in haar nieuwe thuis de lucht, de bergen, het water aanschouwt.
Juliette gaat op zoek naar de bron van de betoverende muziek. Die vindt ze bij
het hulpje van de schoenlapper, een kleine bultenaar, die net als zij een
vreemde taal spreekt en door de gemeenschap als een curiosum beschouwd wordt.
Zodra Juliette zich in het openbaar vertoont, gaat er een schokgolf door de
dorpsgemeenschap. De schoonheid van het meisje is niet te beschrijven!
In Schoonheid op
aarde zijn alle ingrediënten van een onvervalste Charles Ferdinand Ramuz
aanwezig: het landschap en de elementen als volwaardige personages,
meerstemmigheid, wervelende spreektaal, onvoorspelbare werkwoordtijden. Net als
in zijn eerder vertaalde roman De
grote angst in de bergen,
roept de Zwitserse schrijver pure schoonheid op. Synesthetische vervloeiing van
beelden en klanken bepalen de compositie. Neem nu de passage waarin Ramuz het
vallen van de nacht op Milliquets caféterras beschrijft:
'Plotseling leek het alsof de wanden van de doos
uiteenspatten. In plaats van panelen van blauw glas waren er ondoorzichtige
nachtmuren om je heen neergevallen en die onttrokken het meer, de lucht en de
bergen aan het zicht, alsof we nu binnen in een huis zaten. De elektronische
lampen waren net aangegaan. We zaten als in een kamer onder de lampen, en we
wisten niet meer wat er buiten gebeurde, behalve wanneer er een golfje kwam
opzetten met een soort zucht: 'sjang! zoals wanneer je een houtblok splijt of
wanneer de bakker zijn brood maakt; zoals wanneer de bijl neerkomt op een
ijzeren spie, of wanneer je de bol deeg met twee handen boven je hoofd heft.'
In geen tijd
brengt Juliette de dorpelingen het hoofd op hol. Iedereen wil haar zien, zelfs
aanraken. Milliquet ruikt geld en zet haar in als dienstmeisje, waarop de
klandizie verdubbelt. Met de schone vreemdelinge dringen jaloezie, wrok en
obsessie de hechte gemeenschap binnen. Het komt zelfs tot een handgemeen,
waarna Juliette zich opnieuw opsluit, ver van alle blikken. Ze heeft alleen nog
oor voor de bultenaar die aan zijn trekharmonica de zoetste klanken ontlokt.
Milliquet weet zich geen raad. 'Waar zou schoonheid onder ons een plaats kunnen
krijgen, als ze zo wordt achtervolgd?'
In Schoonheid op aarde
wisselt het gezichtspunt voortdurend, van dichtbij naar veraf, van frontaal
naar zijdelings of op de rug, van binnen naar buiten, van mens naar landschap.
Alles lijkt subject en object tegelijk. Ook de taal is onbestendig:
tegenwoordige en verleden tijd worden, vaak in een zin, door elkaar gebruikt.
Nu eens is een naamloze verteller aan het woord of bezien we het verhaal vanuit
het oogpunt van de oude visser Rouge, ergens in een onbepaalde toekomst. Dan
weer laten meerdere stemmen zich simultaan horen in het nu of kijken we vanuit
het oogpunt van het water, de bergen, de lucht, de wolken naar al die
wriemelende mensjes. Benevens is Ramuz een meester in het beschrijven van
woeste landschappen als mythische taferelen en laat hij intens voelen wat
xenofobie betekent en hoe machtsmisbruik ontstaat.
Voor Juliette noch de bultenaar
is er plaats in de dorpsgemeenschap. Juliette – als het ware met pek en veren
uit het huis van Milliquet verjaagd – vindt onderdak bij Rouge, in zijn loods
aan de oever van de Bourdonette, die zich lieflijk tussen de hoge kliffen van
de Savoie slingert. We ontmoeten er Rouge, bij zonsopgang, voor zijn woning aan
de oever van de rivier: 'Hij was kort en dik; aan de ene kant van zijn lichaam
was hij, in zijn marineblauwe trui en zijn broek, mooi geelgeverfd. Af en toe
keek hij in de richting van het dorp: dan namen zijn nek en de onderkant van
zijn haar een andere kleur aan onder zijn pet, en al die tijd had hij er niet
eens aan gedacht zijn pijp aan te steken.'
Met vaderlijke liefde bouwt
Rouge een extra kamer voor Juliette en laat zijn hulpje Décosterd elke dag vers
brood en boter halen. Geen moeite is hem te veel. Maar Juliette wil niets,
behalve dansen, lachen, van de natuurelementen genieten en naar de muziek van
de bultenaar luisteren. Met andere woorden: ze wil 'zijn'. In het dorp wordt
Rouge met de vinger gewezen; op zijn beurt wordt hij jaloers zodra anderen van
Juliettes schoonheid genieten en wil Milliquet terug wat hij kwijtspeelde. Moet
Rouge het meisje dan opsluiten om haar te kunnen beschermen tegen al die
belagers?
Hoewel
ze de centrale figuur is, komen we niet te weten hoe Juliette er precies
uitziet en wordt ons niet toegestaan in haar hoofd te kijken. Terwijl je Ramuz
leest, besef je dat schoonheid onmogelijk toegeëigend kan worden. Ze is gedoemd
om vluchtig en vergankelijk te zijn. Door alle ruimte te geven aan suggestie,
nu en dan een glimp van een gebaar, een zweem van een glimlach, een flard
stemgeluid, versluiert Ramuz Juliettes schoonheid in momentopnamen: een spel
van licht en tegenlicht (schaduw), stilte en klank, (in wisselwerking met de
waarnemer) en immer in beweging, net als de Bourdonette. Daarin schuilt het
meesterschap van deze schrijver. Hoed af ook voor Rokus Hofstede, wiens
vertaling de magie van Ramuz' proza alle eer aandoet.
Wanneer de bultenaar Juliette
uitnodigt samen met hem te vertrekken, is het hek van de dam. Hoe neem je in
hemelsnaam afscheid van schoonheid? Dan breekt een fenomenaal onweer los boven
de Savoie en bezingt Ramuz in een langgerekt, synesthetisch slotakkoord voor
een laatste maal de schoonheid in al haar vergankelijkheid.
Charles Ferdinand Ramuz:
Schoonheid op aarde, Van Oorschot, Amsterdam 2023, 240 p. Vertaling van La Beauté
sur la terre door Rokus Hofstede. ISBN 9789028223257. Distributie Elkedag
Boeken
deze pagina printen of opslaan