Leunde Huysmans’ debuut Rafelen leunde hier
en daar tegen een essay aan, maar dit nieuwe boek is verhalend. Wel zou je het
resultaat van alle verhalen over een gewone straat in een gewoon dorp een soort
historisch-sociologisch portret kunnen noemen. Hoe was het vroeger tot aan hoe
is het nu, en wat gebeurde er tussen en met de bewoners. Gestart op het
platteland, en allengs ingenomen door uitbreidingen die ook elektriciteit,
water, asfalt en internet met zich meebrachten. Tot alle echte boerenweides en
originele bewoners weg zijn.
Huysmans volgt met de beschrijving van een dorpse straat, de
Kapelstraat (uiteraard met een Maria-veldkapelletje) een aantal originele en
nieuwe vaste bewoners. En mensen, aangeduid met X, die er even verblijven, bij
voorbeeld om werk uit te voeren of een speurtocht uit te zetten. Ze doet dat in
vijf strak georganiseerde delen. Het eerste stuk van elk deel, behalve in het
laatste, gaat over Maria. Dan volgen een gemeentelijke akte, korte verhalen
vanuit verschillende bewoners (met boven hun stukje het huisnummer) en een X. In
elk deel is ook steeds een verhaal geschreven vanuit een boom, een notelaar.
Die is de filosoof van het gezelschap. Ten slotte is er weer een langer verhaal,
nu over Pol, gepensioneerd vuilnisman. Hij is de nieuwe bewoner van het oude
woonhuis van Maria.
De vijf delen hebben heldere
titels van één woord, die in de verhalen gemakkelijk terug te vinden zijn en
een bepaald aspect van de hoofd- en bijpersonages in een groot deel van hun
leven belichten. In deel drie is dat bij voorbeeld ‘Dienst’. Het begint bij het
vele dagelijkse huishoudelijke werk van Maria als ze nog jong is, en eindigt
met andere dienstmeiden: die voor haar zorgen in het (bejaarden)tehuis. Maar
het gaat ook over militaire dienst, over de kerk/begrafenisdienst of een
vriendinnendienst.
Het meest schrijnend is het deel
‘Verwachting’. Maria is, zoals vaker beschreven in streekverhalen, in
verwachting geraakt van een jongen uit de stad (die vervolgens nooit meer
opduikt) en trouwt dan maar met een ander. Ook van haar verwachtingen haar
milieu te ontvluchten en zangeres te worden, komt helemaal niets uit. Het
levert wel mooie zinnetjes op over wat muziek is: ‘een verheven manier om
verlies te uiten, wist ze’. Ze kende en gebruikte dat zinnetje al, maar zonder
het te doorgronden, namelijk voordat ze verlies had meegemaakt.
Pol hoopt dat het nog
eens wat zou kunnen worden met dorpsgenoot Lut, maar die heeft het als veel
hoger opgeleide een beetje moeilijk met maar een vuilnisman, hoe lief en
vriendelijk die ook is.
Gaandeweg krijgt de lezer een wat onbestemd gevoel over de
vrijgezelle mannen in een deel van de Kapelstraat. Speciaal die op de nummers
36 (Bert, een erg nare man), 38b (Peter, een wat eenzelvige, zachte, bescheiden
man) en 38a (Pol). De mogelijkheid sluipt in het verhaal dat het wel eens mis
zou kunnen gaan, tot die noodlotsgedachte in het vierde deel ook uitgesproken
wordt, door de eveneens allene bewoner van nummer 17: ‘Lag er misschien een
vloek op de mannen in de Kapelstraat?’ En zo ontstaat er ook nog een soort plotspanning.
Ah, die
vijfdeling, we hadden het kunnen weten. De catastrofe zal onherroepelijk plaats
vinden, het eerst opgemerkt door de notelaar.
De hoofdtitel komt aan de orde
in alle delen, het sterkst bij Pol die langzaamaan hoofdpersoon wordt, in het
laatste deel ‘heeft’ hij het eerste en laatste verhaal. Hij kijkt terug op een
leven van dienstbaarheid, altijd vuilnisman gebleven, in volle overtuiging: ‘Iemand
moest het doen, en ik heb het gedaan’. Die zin kan trouwens ook erg goed slaan
op zijn daad in het slotdeel.
De jaren zijn verstreken. Heb je geleefd in deze straat,
dan is de kans dat je in veel hoofden herinnerd zal blijven niet heel erg
groot. Maar de lezer zal deze Pol niet licht vergeten. Met zijn fantastische
overgave aan planten en bloemen, een vriendelijke man die in alle dieren die
hij ontmoet zijn moeder ziet, zodat hij verder met haar kan praten. En ook
Maria niet, in haar vertederende, maar regelmatig irritatie oproepende streven
naar meer.
Wellicht
zit ’m daar de lezerstroost, de catharsis van deze klassieke tragedie. En ook
in de grote verwachtingen die Pol heeft van het regelmatig bij hem
binnenlopende buurtmeisje Imke. Aanvankelijk met het excuus: heb je Polly [de
poes] gezien? Er is zelfs de mogelijkheid dat zijn verhaal, met dat van de anderen,
tóch opgetekend wordt en dus bewaard. Een journaliste strijkt neer in het dorp
na de fatale gebeurtenissen en maakt een afspraak met een van de bewoners. We
herkennen de man van nummer 17. Sanne Huysmans knipoogt naar de lezer, die het
boek met deze verhalen en gebeurtenissen bijna uit heeft.
Een fijn geschreven, zorgvuldig
opgebouwde roman, die je langzaam verovert. Hier en daar blijf je even hangen
in een fraai mini-vertoogje dat nergens stoort. Bij voorbeeld over het belang
van verbeelding bij contact of over de wankele levenswil van (volgroeide)
mensen, onmogelijk in de natuur, alleen de ezels komen enigszins in de buurt.
In de woorden van de notelaar: ‘een uitzondering in het dierenrijk door
voortdurend tamelijk depressief te wezen’.
Het fraaie voorplat, een
tekening van Ante Timmermans, toont de mensezels van de aarde, vast aan hun
rad, hun eeuwige dienst. Maar de ezel die de eigenaar van nummer 63 meekocht
bij het perceel, krijgt een lieflijke dood: met de kop in diens schoot. ‘De
laatste van de originele bewoners van de Kapelstraat moest het zijn.’
Sanne Huysmans: Iemand moest het doen, Koppernik, Amsterdam
2024, 224 p. ISBN 9789083381923. Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan