Expeditie meesterwerk
Waant ze zich een
heilige, een prinses, een martelares? Of speelt ze een spelletje, met haar
onverschilligheid, onbegrip en tranen? Sinds heugenis worstelt Ronald Niemann
zich door zijn huwelijk. Het lukt hem maar niet Mirjam om te kneden tot de
ideale vrouw. Zij weigert mee te werken. Ze blijft gewoon zichzelf. Ooit koos
Mirjam zelfs 'opzettelijk' voor een miskraam. Tussen hen in ligt een slagveld.
Geen van beiden wil de eerste stap tot scheiden zetten. De angst voor de leegte
drijft Ronald naar een mentale afgrond. Welke andere keuze heeft hij dan haar
te vernietigen om zichzelf te bevrijden?
Op zijn tweeëntwintigste schreef
Wessel te Gussinklo in drie maanden tijd De expeditie, een roman als een
vulkanische uitbarsting, waarin hij met vlammende woorden en groteske beelden
brandhout maakt van de grote emoties: 'het Zoekende', het Smachtende', 'het
Huilerige', 'het Smekende'. Zonder compassie werpt Te
Gussinklo zijn hoofdpersonage Ronald in een bodemloze draaikolk van woede en
wraaklust, van schuld en boete, waar hij hem tot het laatste hoofdstuk laat
sudderen en stuiptrekken.
Ruim een halve eeuw later las Te
Gussinklo voor het eerst opnieuw het manuscript van zijn debuutroman, nadat het
door zijn echtgenote uit een vergeten vuilniszak was gevist. Het bleek niet het
omvangrijke, breed uitwaaierende werk te zijn dat hij zich herinnerde, maar
compact proza, grillig, heftig en direct, als een Hemingway. Op
tweeëntwintigjarige leeftijd wist Te Gussinklo dat hij een meesterwerk geschreven
had. Toch wees elke uitgever het manuscript af. Pas nu werd De expeditie
ten langen leste gepubliceerd. Uitgeverij Koppernik voegde er meteen een
tweede deel aan toe: Te Gussinklo's beschrijving van de ontstaansgeschiedenis
en de grillige reisweg van zijn eerste twee romans. Met als titel... Het
meesterwerk.
In De expeditie beschrijft Te Gussinklo de 'omgekeerde
zelfwording' van Ronald, die ziedend van onmacht een strategie bedenkt om zijn
echtgenote telkens een stap voor te zijn. In elk gesprek eist hij het eerste en
het laatste woord. Als ze hem negeert, spottend of verbaasd aankijkt, als ze
fronst of gaapt, vernedert en verkracht hij haar, als straf. Wanneer Ronald en
Mirjam hun vakantie doorbrengen in het Zwitserse kanton Wallis, tarten ze het
lot door de steile noordwand van een berg te beklimmen. Alweer neemt Mirjam het
voortouw en verbijt Ronald met veel moeite zijn pijn en vermoeidheid. Hun
beklimming wordt een fatale strijd, met een gruwelijke afloop. 'Het klonk als
een bekkenslag, alleen droger. Prachtig!'
Daags nadien ontwaakt Ronald in
een surreëel universum. Met een roodverbrand gezicht en een verdwaasde grijns
kijkt hij naar de snaterende toeristen in het hotel, die met plaatsvervangende
rouw tersluiks terugkijken. De lokale politiefunctionaris weet zich geen raad
met de labiele weduwnaar, die hem eerst van zijn pertinente onschuld tracht te
overtuigen en nog geen dag later van zijn absolute schuld. Rijst de vraag wat
er werkelijk gebeurd is.
Enkele verbluffende passages beschrijven Ronalds
aanvankelijke triomf en daaropvolgende ontzetting. De aanblik van Mirjams
opgebaarde lichaam confronteert hem met een immense verlatenheid en opnieuw
bekruipt hem het verlangen haar te straffen. Ronald bedrinkt zich in een lokale
bar en dist de kroeggangers – eerst beheerst en triomfantelijk, dan huilerig,
woedend – een smeuïge variant van het gebeuren op. Ronalds labiele gezwets
maakt elke gesprekspartner bij voorbaat sprakeloos. Niemand gelooft hem nog: zo
doortrapt en wreed kan een mens toch niet zijn? Wie is Ronald Niemann
werkelijk? In de spiegel loert iets vreemds naar hem.
In Het meesterwerk, het
tweede, beschouwende deel, onderwerpt Te Gussinklo, destijds student
psychologie, zichzelf aan een psychoanalytisch onderzoek. Waarom wilde hij
meteen het absolute, het hoogste en negeerde hij zijn beperkingen? In de
individuatietheorie van Jung vond hij een mogelijke verklaring: 'zelfwording'
door projectie van 'ingeschapen archetypen'. Net zoals Mirjam voor de
dwangmatige en absolutistische Ronald moest samenvallen met de 'anima', zijn
idee van de volmaakte vrouw, moest Te Gussinklo's eerste creatie een
verwerkelijking van zijn ideaal zijn.
Het relaas van Te Gussinklo's
vruchteloze zoektocht naar een uitgever is pijnlijk en hilarisch. Zijn
verwachtingen waren zo duizelingwekkend hoog gespannen, dat hij niet anders kon
dan eindeloos vallen. De ene afwijzing na de andere incasserend, ploeterde hij
niettemin koppig verder. Hij trok zich terug in een bouwvallig zomerhuisje,
waar een maandelijkse toelage van zijn moeder, veelvuldige gesprekken met zijn
boezemvriend Kees Ouwens en drank en drugs hem aan de gang hielden. Maar net
als bij Ronald in De expeditie, bleven frustratie en onmacht hem verteren,
omdat hij telkens opnieuw faalde en de vervulling uitbleef.
Netwerken vond Te Gussinklo in
die tijd verachtelijk. Daarvoor was hij ook te solitair. Hij meende dat de blik
van een Gombrowicz, Beckett of Mondriaan nodig was om krachtig, vernieuwend en
bevrijdend proza te schrijven. De enige optie was nóg een stap verder te gaan
dan zij, de grenzen van het zegbare en het toonbare nog wat meer op te
schuiven. Te Gussinklo slaagde daar zijns inziens pas twee decennia later in,
met De verboden tuin, het eerste deel van de Ewout Meyster-cyclus. Welke
transformatie had hij doorgemaakt?
Het meesterwerk verwijst naar de gelijknamige roman
van Zola, waarin een schilder na een opzienbarend en vernieuwend debuut alleen
'nog opzienbarender en vernieuwender schilderijen' wil maken. Geen enkel
compromis staat de kunstenaar zichzelf toe. De kracht waarmee Zola het
zelfdestructieve van die keuze beschreef, vond weerklank bij Te Gussinklo. Ook
hij had het idee dat vrienden en collega's zijn vondsten in hun werk inpasten,
terwijl hijzelf langzaam ten onder ging, omdat hij mateloosheid niet wilde
inruilen voor pragmatisme.
Na De expeditie wilde Te Gussinklo niet minder dan
een meesterwerk scheppen: 'het boek dat alle boeken overbodig zou maken'.
Mulisch deed hem allengs beseffen dat hij niet in de ster maar naast de ster
moest kijken, naar de 'afschaduwingen en weerspiegelingen'. De tastende,
voorzichtige manier waarop Te Gussinklo De verboden tuin schreef, was
dan ook helemaal anders dan bij De expeditie. En dan, op een mooie dag
in 1986, kwam het gelukkigste moment van zijn leven: Meulenhoff wilde De
verboden tuin uitgeven. Na een olifantendracht zag Ewout Meyster eindelijk
het levenslicht.
Wessel te Gussinklo: De expeditie, Koppernik, Amsterdam 2022, 336 p. ISBN
9789083174440
deze pagina printen of opslaan