Vertaald proza

BOEKEN NR. 4, APRIL 2022

Clarice Lispector: Mijn lievelingen. Brieven 1940-1959

door Bart Vonck

Uit de 284 bekende brieven die de Braziliaanse schrijfster Clarice Lispector (1920-1977) schreef, brengt Privé-domein nu een eerste, uitvoerige keuze. Mijn lievelingen bevat 148 brieven (dus ruimschoots de helft van de hele correspondentie die hier ook goed geannoteerd wordt) die Lispector tussen 1940 en 1959 stuurde aan haar zussen Tania Kaufmann en Elisa Lispector. In 1940 was Lispector 19 jaar oud. Ze woonde met haar negen jaar oudere zus Elisa (later ook schrijfster geworden) bij hun vader in Rio. De andere zus, Tania, was al getrouwd met William Kaufmann en had een dochtertje, Márcia. De twee zussen zijn de ‘lievelingen’ of ‘lieve schatten’, de geadresseerden van Lispectors brieven. In 1940 studeerde Clarice rechten, werkte ze als journaliste, en werd er voor het eerst een verhaal van haar in een literair tijdschrift gepubliceerd. Deze beginsituatie zal ‘vijf brieven later’ (zoals vertaler Adri Boon in zijn nawoord optekent) ‘ingrijpend’ veranderen. Lispector trouwde met de diplomaat Maury Gurgel Valente (van wie ze in 1959 is gescheiden), kreeg twee zonen, publiceerde haar eerste romans (‘De lamp’, ‘De belegerde stad’ en ‘De appel in het donker’, die nog niet in het Nederlands zijn vertaald) en verbleef ze op diplomatieke posten in Napels, Bern en Washington.
 
Eigenlijk zijn de brieven vergeefse pogingen van Lispector om dicht bij haar zussen te zijn. Heel veel ruimte wordt ingenomen door de organisatie van de correspondentie zelf: wanneer brieven aankomen (of niet), hoe ze verstuurd kunnen worden, welke (diplomatieke) kanalen gevolgd kunnen worden. Het is een vaak uitgevoerd ritueel-op-papier waarin de afwezigheid van de ander repetitief bezworen wordt. Op een bepaald moment stelt de schrijfster zelfs voor om de brieven te nummeren om ze - als ze soms onregelmatig doorkomen - in de juiste volgorde te kunnen blijven lezen. Lispector vraagt haar zussen uit over alles en nog wat, vertelt haar eigen leven, maar laat uiteindelijk weinig los over haar schrijverschap, tenzij ze op zoek is naar uitgevers of beoordeelaars van haar teksten. Wel vertelt ze af en toe over de moeite die het schrijven haar kost. Uit Bern schrijft Lispector op 1 juli 1946: ‘Ik heb de indruk dat ik in het luchtledige werk, en om niet te vallen klamp ik me vast aan een gedachte, en om niet van die gedachte af te vallen klamp ik me aan weer een andere vast. Zo ziet mijn geestelijke leven eruit.’
 
De onzekerheid waarmee Lispector worstelde, maakte haar ook ontvankelijk voor de positie waartoe de kindermeisjes die voor haar zonen zorgden of de dames van eenvoudige of indiaanse komaf die haar in het huishouden moesten bijstaan, gedwongen werden. Enerzijds voelt ze zichzelf, in vergelijking tot die hulpen, zeer onzeker: ‘Het is belachelijk dat ik steeds zo twijfel over de kleinste dingen, dat ik de behoefte voel om raad te vragen, en later voel ik me dan natuurlijk weer opstandig worden omdat ik naar die raad heb geluisterd, omdat ik zo besluiteloos was.’ Anderzijds krijgt de schrijfster door de observatie van de meisjes en de ervaring van haar eigen hulpeloosheid, inzicht in de psychologie van wie betaald wordt om ten dienste te staan, en zo afstand doet van een eigen persoonlijkheid. In haar oeuvre (denken we maar aan de fascinerende en bevreemdende roman De passie volgens G.H. (De Arbeiderspers 2018) of Het uur van de ster (De Arbeiderspers 2017) zullen die dienstmeisjes een ervaring van zelfbewustzijn ondergaan die nauw aansluiten bij de overrompelende spirituele ervaringen die ook de schrijfster zelf zal opdoen en thematiseren.
 
Of Lispector kan schrijven of niet hangt af van haar psychologische/psychische toestand: ‘Je vraagt me of ik heb gewerkt. Ik weet het niet: mijn werk laat zich vooralsnog niet zien. Ik denk dat het er veelal uit bestaat mezelf te overwinnen.’ Aan het eind van het boek (we zijn dan in 1959) komt de scheiding van haar man-diplomaat Maury even ter sprake. Maar Lispector ziet blijkbaar nog niet in dat ze zich bevrijd heeft van een zware last die vaak op haar schrijverschap woog. Het is pas na haar scheiding dat ze in alle vrijheid en worsteling toe zal komen aan de echte materie van haar oeuvre. En dat ze de teksten zal schrijven die haar echt origineel en interessant maken. Deze correspondentie is als het ware de wachtkamer van de grote creatieve verwezenlijkingen van Lispector. Ze blijkt er zich nog niet van bewust, terwijl de lezer wel al de kans kreeg meer kennis op te doen over die ‘grande dame’ van de Braziliaanse letteren.
 
Clarice Lispector: Mijn lievelingen. Brieven 1940-1959, De Arbeiderspers, Amsterdam 2021, 346 p. ISBN 9789029523653. Vertaling van Minhas queridas Adri Boon. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri