Vertaald proza

BOEKEN NR. 3, MAART 2022

Stefan Zweig: Het land tussen de talen. Reportages uit België

door Herman Jacobs

‘Je moet goed kijken’  

Het is een charmant boekje dat vertaalster Els Snick bij Van Oorschot heeft weten onder te brengen: zeven impressies van België, aan het papier toevertrouwd door die reus uit het Europese interbellum, Stefan Zweig (1881-1942).
 
Zweig? Die België bezocht? En wel verschillende malen, zoals uit de datering van de diverse hier verzamelde stukken is op te maken? Jazeker.
 
Dat was het gevolg, leren we uit het instructieve nawoord van Piet Chielens, van zijn vriendschap met de Franstalige Vlaming Emile Verhaeren, wiens gedichten hij in het Duits zou vertalen, en die destijds de renommee had die Zweig nog steeds heeft: die van een schrijver van Europees formaat.
 
Het eerste stukje, over Oostende, dateert van 1902, en laat zien dat de toen nauwelijks eenentwintigjarige Zweig niet zonder zwier, of zelfs bravoure, de pen reeds wist te hanteren – een citaat:
 
‘Stilzwijgend groeide Oostende zo uit tot de ontmoetingsplek van echte en vermeende aristocraten, die als glinsterend schuim op de golven van de grote steden komen drijven en elkaar overal ontmoeten en herkennen, en voor wie een thuisstad slechts een doorgangsstation is van waaruit ze uitzwermen naar de grote internationale amusementscentra.’
 
Tegelijk schrok hij er niet voor terug, zich te voegen naar al bestaande sjablonen, zoals de twee stukken over Brugge bewijzen, waarin hij wel heel erg het Bruges-la-Morte-register opentrekt:
 
‘En ook wanneer je weer afdaalt [van het Belfort, hj] en door de smalle, ouderwetse straatjes loopt, blijft alles een betoverde en feeërieke indruk maken. Het is zoals in het sprookje over dat koninkrijk waarin de mensen plotseling hun lach zijn kwijtgeraakt: nergens zie je blije gezichten, nergens vrouwen in vrolijke jurken, zelfs de kinderen maken geen herrie en schreeuwen niet. In elk straatje kom je priesters in ornaat tegen, nonnen en begijnen, oude vrouwen die niet meer in het leven geloven en norse, kapotgewerkte mensen die erbij lopen alsof ze niets met elkaar te maken willen hebben. Als een groot klooster met talrijke grijze nissen en verborgen gangen is deze stad, als een klooster waarvan de bewoners de wereld om hen heen zijn vergeten en niet meer denken aan de voortsnellende tijd.’
 
De schetsen van Luik, Leuven en Antwerpen zijn gemaakt in 1914, ná het uitbreken van wat toen nog niet de Eerste Wereldoorlog heette, en tonen een auteur die, zijns ondanks – Zweig was geen nationalist en al helemaal geen ijzervreter –, een zekere glibberige distantie tot de krijgsverrichtingen, preciezer: tot een veroordeling van de agressor, Duitsland, bewaarde. In het stukje over Leuven, stad die hij eerder had bezocht en karakteriseert als een vredig ingedommeld provincienest met alleen nog verre herinneringen aan de hertogelijke grandeur van ooit, staat dit:
 
‘Dat de Duitse soldaten op hun wagens juist hier onbekommerd door de straten trokken, valt goed te begrijpen: in deze dromerige uithoek van de wereld was hartstocht wel het laatste wat je kon verwachten, een vorm van verraad. Maar de oude ziel van de stad leek ontwaakt, de geest waarmee ze bijna duizend jaar geleden de raadsheren had overvallen en hen van het stadhuis op de bloedige spiesen van de landsknechten had gegooid. Net als toen voltrok haar noodlot zich onmiddellijk. Net als toen werd ze op de knieën gedwongen en moest ze boeten; drieduizend huizen werden door de wraak van de overwinnaar geplunderd en verwoest.’ En, tja, dat was toch ook wel een beetje haar eigen schuld, is de mogelijke subtekst.
 
Of er überhaupt door vrijschutters op de binnentrekkende Duitse troepen is geschoten – het voorwendsel voor de furor Teutonica die op 29 augustus 1914 over de stad werd ontketend – is nog zeer de vraag, maar het precedent (‘net als toen’) dat Zweig hier ook nog voor aanvoert… Zoals Piet Chielens stelt: ‘Hij wist natuurlijk beter, maar bleef opzettelijk onduidelijk. Zweig […] zei hier zomaar wat. Genoeg opdat zijn stukken in de gezagsgetrouwe pers zouden worden opgenomen, en weinig genoeg om het voor zichzelf niet onaanvaardbaar te maken.’
 
Het prachtige slotstuk over Ieper, uit 1928, met onder meer deze gedenkwaardige zin: ‘Ja, in het begin moet je goed kijken om deze relicten op te merken – in de malse aarde wist de tijd de sporen [van de voorbije oorlog, hj] bijna net zo snel uit als in het hoofd van de mens’, maakt overigens veel goed. Het is een indringende reflectie over de oorlog en zijn nasleep (– en sinds eind februari 2022 onprettig en onthutsend actueel…). Mede dankzij de illustraties van Koen Broucke is dit een heel niet onaardig boekje geworden.
 
Els Snick is vaak genoeg, en terecht, geprezen voor haar werk; ik wil daar hier graag mijn waardering en lof aan toevoegen. Al was het alleen maar omdat ze, zonder in het minst te archaïseren, Zweig wel zijn eigen tijd en contemporaine, verzorgde, enigszins geornamenteerde taalgebruik gunt, en niet (zoals de waanwijze Hans Boland doet in zijn vertalingen uit het Russisch) de behoefte voelt dat haar eigen stempel op te drukken met idiote anachronismen en dergelijke aanstellerij.
 
(Het zij me niettemin toegestaan, zonder dat ik op haar verdiensten wil afdingen, te wijzen op twee kleine feilen. Over het bloemencorso in Oostende lezen we: ‘Anderzijds verloopt de optocht van de rijk versierde wagens nu wel ingetogener, de wedstrijd ademt meer noblesse uit […].’ Nee, niet ‘uit’, zo’n wedstrijd ademt niet letterlijk, ‘de wedstrijd ademt meer noblesse’ was al lang goed geweest. Wat ‘dijken, die bij een belegering gemakkelijk te doorsteken zijn’ betreft: daar had dus ‘door te steken’ moeten staan.)
 
Stefan Zweig, Koen Broucke (ill.): Het land tussen de talen. Reportages uit België, Van Oorschot, Amsterdam 2022, 93 p. : ill. ISBN 9789028221055. Vertaling uit het Duits door Els Snick. Distributie Elkedag Boeken

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri