Vertaald proza

BOEKEN NR. 1, JANUARI 2022

Jean Giono: De huzaar op het dak

door Jan Baes

'Nog steeds vulde de felle zon de straat met pure albast, zonder ook maar een plekje schaduw. In het oosten waarheen Angelo zich zo nu en dan keerde, viel nog geen verandering te bespeuren. Hij reed hellingen op die bedekt waren met dorre, grijze kastanjebomen, daalde af in grauwe dalen waar de hoeven van het paard aswolken opwierpen, volgde de kronkeling van valleitjes met wanden van ongebluste kalk, beklom hellingen in het trage tempo van zijn slapende paard, volgde withete kammen en bereikte de zoom van kastanje- en eikenbossen die een vurige adem uitbliezen. Bij iedere heuveltop keek hij naar het oosten om te zien of er al iets van schemering te bespeuren was. De hemel was in het oosten zo grijs als in het zenit. Hij kon de hele hemel overzien zonder door de zon verblind te worden; de zon was geen verblindende bol meer, ze was verworden tot stof die de hele hemel verblindde.'  

We volgen de jonge, zelfzekere huzarenkolonel Angelo Pardi ('Er zat heel weinig lelijks in zijn hoogmoed. Hooguit genoeg om hem menselijk te maken.'), op weg naar Manosque in de Provence waar zijn zoogbroer Guiseppe met andere patriotten in de heuvels buiten de stad verblijft.om de revolutie in hun land voor te bereiden. Guiseppe is een carbonaro ('Hij zag de vrijheid zoals gelovigen de maagd zien.'), en net als Angelo op de vlucht voor de Oostenrijkse overheersers van Piëmont. We zijn in het jaar 1838, met zijn onnoemelijk hete en droge zomer, waarin tot overmaat van ramp een cholera-epidemie uitbreekt die de Provencaalse bevolking zal decimeren.
 
Onze jonge huzaar trekt moeizaam door dit verbrokkelde landschap in een onverdraaglijke, stroperige en vette hitte, op zoek naar een zeldzaam schaduwplekje langs dorpen die als 'wespennesten tussen de rotsen verborgen' liggen. Intussen verspreidt de cholera, zonder dat hij het weet, zich razendsnel in plaatsen als La Valeta, Carpantras, Avignon, Orange en Marseille, waar een joodse marine-arts tevergeefs stervenden bijstaat, in La Valeta, waar een jonge markiezin in paniek en tevergeefs hulp zoekt voor haar doodzieke kamermeisje.
 
Het duurt niet lang vooraleer ook Angelo geconfronteerd wordt met deze 'horror'. Vanop de boerderijen en vanuit de dorpspleinen strijken zwermen vogels regelmatig neer: raven, kraaien, maar ook zangvogels zoals nachtegalen en mezen, om zich gretig op de blauwe lijken te storten. 'In elk huis trof hij hetzelfde schouwspel aan van lijken, grijnzende gezichten, blauw vlees, melkwitte uitwerpselen en dezelfde afschuwelijke, weeë geur van bederf.'
 
Angelo ontmoet een jonge Franse arts die obsessioneel huizen afstroopt, op zoek naar zieken die zich voor de dood hebben verstopt. Samen zullen ze trachten hen te redden door ze schoon te maken en te masseren om de kou uit hun lijf en ledematen te wrijven. Tevergeefs, want ook de kleine arts zal overlijden. Pelotons soldaten trekken intussen door het land om lijken te begraven na ze met ongebluste kalk te hebben bestrooid. Overal worden lichamen verbrand. Barricades worden opgericht om vreemdelingen te weerhouden de stadspoorten te betreden. Zieken of zij die daarvan worden verdacht worden meteen in quarantaine geplaatst, wat erop neerkomt dat ze op de kortst mogelijke tijd samen en in spasmen sterven. Overal, merkt Angelo heerst redeloze angst die 'tot alles in staat is en doodt zonder medelijden'.
 
De jonge huzaar slaagt er door zijn overlevingsinstinct in aan de grootste gevaren te ontsnappen, zelfs in Manosque waar hij bijna gelyncht wordt maar zich op de daken kan verstoppen. Vanuit de overdekte terrassen bovenop verlaten huizen ziet hij de lijkenkarren door de stad trekken, processies langskomen waarin de madonna wordt aangeroepen, hoort hij de geruchten over de angst voor een regering die de fonteinen zou willen vergiftigen of over kometen die de aarde in hun val bedreigen. Hij ziet hoe een zieke, op de vlucht voor de meute door hen wordt vertrapt. Op zoek naar voedsel ontmoet hij een jonge adellijke vrouw ('Ze had groene ogen en die kon ze zo wijd opensperren dat haar gezicht een en al oog was.'), die hem verrassend koelbloedig ontvangt en zelfs thee voor hem zet.
 
Via de klokketoren komt hij in een kerk en wordt meteen opgetrommeld door een oude non ('Ze wist meer dan ze zei.'),als metgezel op haar rondes langs stervende mensen, niet om ze te genezen, zoals de kleine Franse arts dat wilde, maar om ze te begeleiden in hun doodstrijd en het einde acceptabel te maken. 'Om hun lichamen klaar te maken voor de opstanding' door ze hun waardigheid terug te geven, zoals ze zei.
 
Op de amandelboomheuvel buiten Manosque zal Angelo uiteindelijk Guiseppe terugzien, maar omdat nieuwe golven cholera over de streek trekken besluiten ze, ieder apart, naar Italië terug te keren om de strijd voor de republiek weer aan te vatten. Aan de zoveelste barricade ontmoet Angelo per toeval Pauline de Théus, die zowel de markiezin uit La Valeta als het meisje uit Manosque blijkt te zijn. Ze besluiten samen verder te trekken, hij naar zijn rendez-vous met Guiseppe, zij naar haar kasteel in Gap waar ze haar oudere echtgenoot wil vervoegen. Een tocht die niet zonder moeilijkheden zal verlopen maar die ook weer enkele memorabele ontmoetingen bevat, waar het in deze schitterende roman van de Provencaalse schrijver Jean Giono van overvloeit.
 
Het is inderdaad niet alleen een verhaal over de natuur, met de overweldigende en altijd originele beschrijving van het zeer diverse landschap van de Provence, het is ook een ode aan zijn eigen geboortestad Manosque dat, ondanks de epidemie die het teistert, als een levend organisme voor ons oprijst. De tekening van de psychologische impact van de epidemie op de bevolking en op het individu moet in geen geval onderdoen voor die van La Peste van Albert Camus, zelfs als er hier sprake is van een bescheiden romantische ontwikkeling in de verhouding tussen de hoofdpersonages. Vooral de uitbeelding van het karakter van de jonge huzaar is memorabel in zijn genuanceerdheid en door de schijnbaar terloopse vermeldingen van zelfreflecties en kritische bemerkingen. Een luchtig en levendig meesterwerk ondanks de indringende en soms ook feitelijke beschrijving van een historische epidemie. Een literair huzarenstukje.
 
Jean Giono: De huzaar op het dak, IJzer, Utrecht 2021, 432 p. ISBN 9789086842322. Vertaling van Le hussard sur le toit door Zsuzsó Pennings. Distributie EPO

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri