Een
labyrint zonder centrum
De meest verlaten highway van de
Verenigde Staten, US Route 50, is 408 kilometer lang en loopt dwars door de
woestijn van Nevada. Behalve het occasionele bordeel en enkele skeletachtige
dorpen, is er niets dan leegte. Op één populier na, raadselachtig volgehangen
met schoenen. Wat is het verhaal achter dit triviale verschijnsel? Wat betekent
het? Hoe verhoudt het zich tot andere verhalen?
Welkom in Nocilla-trilogie (Dream
– Experience – Lab), een hybride meta-universum tjokvol
onaffe verhalen, verwijzingen naar krantenartikels, wetenschappelijke studies,
literatuur, film en beeldende kunst. Op dat uitgestrekte netwerk van gegevens
bouwt de Spaanse auteur Agustín Fernández Mallo een ambitieuze theorie. Door de
binnen- en buitengrenzen van een fysische, mentale én virtuele wereld in kaart
te brengen en door voorwerpen, personages en verhalen onophoudelijk te laten
transformeren, tracht Mallo orde en chaos te verzoenen in een overkoepelend
project. Er klinken echo's van Calvino, Cortázar, Borges.
'De horizon is niet plat, het is
een uitgestrekte oppervlakte die ons als een bol omhult'.
Mallo brengt een hologramachtige,
postmoderne ('postpoëtische') werkelijkheid in beeld, door gefragmenteerd
verhalen van een tenenkrullende trivialiteit – of is het excentriciteit? – na
te vertellen. Passeren zoal de revue: een op een fotoverzamelaar verliefde
prostituee; een kunstenaar die stukjes kauwgum op de stoep beschildert; een man
die terugkeert naar Tsjernobyl en zijn huis niet terugvindt. Samenhang tussen
de verhalen wordt slechts gesuggereerd. In een kunstmatige wereld, verzadigd
van informatie en dromen, monteert en remixt Mallo de levens van zijn
personages, die er vaak bizarre obsessies op na houden. De lezer wordt pardoes
midden in een labyrintische constructie geplaatst, een nepwereld bovendien,
levenloos en amoreel. De lezer weet immers nog niet wat de schrijver beoogt.
Hij loopt meteen verloren en moet zich zonder kompas zien te redden, keuzes
maken om het postpoëtische kluwen te ontwarren.
'De nomade neemt een idee als
zijn huis.'
Mallo's smeltkroes van verhalen en ideeën trachten samen te vatten, heeft
weinig zin. Waar immers te beginnen in een labyrint zonder centrum, in- of
uitgang? Uiteraard zou ik mijn eigen interpretatie kunnen meegeven en mijn
gekozen pad kunnen beschrijven; maar aangezien die slechts een mogelijkheid uit
vele zijn, lijkt ook dat me vrij zinloos. Liever situeer ik deze bespreking, in
navolging van het Project, op metaniveau, beperk ik me tot een rudimentaire
schets van de overkoepelende constructie en suggereer ik slechts een handvol
mogelijke verbanden.
Op de keper beschouwd is Nocilla-trilogie een reusachtige collage,
waarin de materie, vorm en structuur van de verhalen meer nadruk krijgen dan
hun inhoud. Mallo verkent uitgebreid grenzen, zoals die tussen een humane en
transhumane wereld, tussen het concrete en het abstracte, het vergankelijke en
het onsterfelijke. Nu eens laat hij de lezer door de lens van een microscoop
naar een detail kijken, dan weer leidt hij de blik vanop duizelingwekkende
afstand naar het geheel. Je zou van minder kierewiet worden.
In zijn drie beknopte nawoorden verheldert
Mallo weinig of niets. Hij beweert verhalen en personages ontleend te hebben
aan 'de collectieve fictie', in de volksmond ook wel werkelijkheid genoemd. Mallo lijkt meer geïnteresseerd in de architectuur van zijn
literaire bouwwerk dan in het gebouw zelf. Niet zozeer de afzonderlijke
verhalen doen ertoe, wel de lijnen en krachten tussen die verhalen en hun
schijnbare orde. Mallo's personages zijn vaak op een ziekelijke manier
geniaal, overprikkeld en fermionisch eenzaam, wat – knipoog naar de
kwantummechanica – betekent dat ze niet naast elkaar kunnen bestaan en zich
nooit in dezelfde toestand kunnen bevinden. Ze springen, vallen, surfen en
botsen als deeltjes in een systeem. Door dit aspect van hun leven te
benadrukken, toont Mallo de existentiële naaktheid van zijn personages, wat
tegelijk fascineert en met afschuw vervult.
'We construeren een wereld 'naar
ons beeld en gelijkenis', 'een vergissing' die ons in zekere zin tot goden
maakt.
Niettemin grijpen de afzonderlijke verhalen na verloop van tijd alsnog naar de
keel, mogelijk door hun steeds geladener symboliek; mogelijk door de groeiende
suggestie van een patroon dat pas zichtbaar wordt na lang kijken; mogelijk ook
door de hybride identiteit van de alwetende verteller.
In het derde deel, Nocilla
Lab, krijgt Mallo's Project contouren: een soort mentaal laboratorium
waarin ook de lezer een proefkonijn blijkt, in de rol van zoekmachine. Is de
lezer werkelijk met open ogen in Mallo's valstrik gelopen? Die vraag is
irrelevant, omdat er hoe dan ook geen andere mogelijkheid is dan Mallo's
experiment gewillig te ondergaan. Door de onvermijdelijke interactie en
gedwongen medeplichtigheid van de lezer, legt Mallo finaal een existentiële
paradox bloot. Als opzet is dat op z'n minst geniaal te noemen.
Hoe geniaal ook, ongetwijfeld
zullen nogal wat lezers afhaken op Mallo's knip- en plakwerk en de literaire
waarde ervan in vraag stellen. De trilogie kan volgens mij slechts scannend,
filterend gelezen worden. Alleen de aandachtige, volhardende lezer zal
gaandeweg stuiten op een gelaagde architectuur, een verborgen ritmiek en een
sardonisch spel à la Calvino of op z'n Borges.
Rijst de vraag of wij niet meer
zijn dan willoze slaven van een alziend oog dat we zelf creëren, door het te
verbeelden, vervolgens te wensen. De blinde vlek (die eigenlijk 'poëtische
vlek' zou moeten heten) stelt ons in staat, wat we niet daadwerkelijk zien met
onze verbeelding in te vullen. Op die blinde vlekken – de stiltes, de witregels
in een boek – bouwen we metaforen. Terwijl de lezer verwoed interpreteert, doet
de metafoor rustig zijn werk. Met die paradox zullen we moeten leren leven.
Agustín
Fernández Mallo: Nocilla-trilogie, Koppernik, Amsterdam 2021, 604 p. Vertaling
van Proyecto Nocilla door Adri Boon. ISBN 9789083174433
deze pagina printen of opslaan