Nederlands proza

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2021

A.H.J. Dautzenberg: Een wandeling in Mei

door Carl De Strycker

Velen onder ons hebben tijdens de lock downs het afgelopen anderhalve jaar de natuur herontdekt. Niet de adembenemende kliffen in Noorwegen of de National Parcs in de Verenigde Staten waar je met het vliegtuig heen moet, maar de natuur dichtbij huis – het bos om de hoek, het natuurgebied in de buurt. Van die ervaring lijkt Een wandeling in Mei een poëtisch equivalent. A.H.J. Dautzenberg keerde terug naar zijn geboortestreek en zette er een wandeling uit. Dat resulteerde in een lang gedicht en een sonische expeditie: je kan met dit boekje in de hand en een koptelefoon op je hoofd de route volgen die de dichter uitstippede in het Zuid-Limburgse Gulpdal. Wie niet tot daar raakt, krijgt in het gedicht een impressie van de wandeling.  

In het gedicht word je op een mooie lentedag meegenomen. Zo vangt de beschrijving van het startpunt aan:
 
‘Het goudgele hart van het dorp
dat ontwaakt.
De mus die ’s morgens de dingen groet
met devote deemoed en
ongeveinsde levenslust.’
 
… en dan ga je op weg. Wat je leest is een eindeloze opsomming van visuele en auditieve waarnemingen: de lucht, het water, de bomen en planten, de dieren: ze passeren meer of minder lyrisch geschilderd de revue. Daarbij wordt gebruikgemaakt van rijm, assonantie en alliteratie zodat de taal de natuurgeluiden evoceert. De observaties worden onder elkaar geplaatst, wat een filmisch effect sorteert. Die stroom aan indrukken wordt enkel opgeschort voor aanwijzingen over de route en een zelden keer door witte pagina’s die enkel nog leestekens bevatten: op dat moment is de observator sprakeloos en bevangt de natuur hem. Dat alles heeft uiteindelijk een incatatorisch effect op de lezer.
 
Pas in de laatste afdeling komt de dichter, en de lezer met hem, uit de trance, en verstoort de bewoonde wereld de rustige natuur: auto’s rijden opnieuw voorbij en zorgen voor ‘te veel geluid’, het banale leven van alledag herneemt. Daartegenover staat de natuur, die voor poëzie zorgt: ‘De wolkjes die als geserreerde verzen / het blauw beschrijven.’ Dat inzicht leidt tot een slotregel die meteen ook de intertekstuele link uit de titel onderstreept: ‘op weg / naar een nieuw geluid.’ Die kan dubbel geïnterpreteerd worden, namelijk dreigend – de mens heeft in zijn omgang met de natuur de hiërarchie proberen om te keren; dat leidt tot rampen – of net hoopvol – we zijn zo ver dat we onze relatie met de natuur gaan herstellen.
 
Een wandeling in Mei past in de eco-poëzie die de laatste twee jaar ook in het Nederlands verschijnt. Door de werkwijze en de vorm die Dautzenberg hanteert, is dit als poëtische wandeling vermomde gedicht niet minder dan een ode aan de rijkdom en veelkantigheid van de natuur.  
 
A.H.J. Dautzenberg: Een wandeling in Mei, Pluim, Amsterdam 2021, 96 p. ISBN 9789493256149

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri