Kees ’t Hart is een van de geestigste en tegelijk slimste
Nederlandstalige schrijvers. Met zijn romans Teatro Olimpico (Querido 2014) en Wederzijds wist hij tegelijk op de
lachspieren te werken en een aantal hedendaagse maatschappelijk thema’s aan de
orde te stellen. In zijn nieuwe bundel Verhalen
en ontboezemingen, zoals de ondertitel luidt, krijgen we een inkijk in het
leven van de schrijver, tenminste, zo presenteert hij dat, want dat het hier om
autofictie gaat, is wel duidelijk.
Het hoofdpersonage is in de meeste verhalen een schrijver
die erg goed lijkt op ’t Hart zelf. In het titelverhaal keert die terug naar
zijn jeugd in Nijmegen. Daar stond in witte letters ‘VICTORIEN, ik hou van je’
op een brugpijler te lezen, en de ik-verteller gaat op onderzoek uit naar dat
meisje. Uiteindelijk zal hij dicht in de buurt komen van de oplossing van het
mysterie wie deze zin voor wie geschreven heeft, maar dat net niet helemaal ontraadselen.
Ondertussen heeft hij wel een trip down memory lane gemaakt. In het
hilarische tweede verhaal, een ontsporende correspondentie met een studente die
een proefschrift over de schrijver wil maken, blijkt ’t Hart zelf de auteur van
de liefdesverklaring uit het eerste verhaal… En meteen ben je als lezer
gewaarschuwd: feit en fictie zijn hier niet van elkaar te onderscheiden.
Een van de opvallendste
teksten in deze bundel is het verslag van ’t Harts passage in Ieper op zoek
naar sporen van de Eerste Wereldoorlog. Dat blijkt al gauw heel persoonlijk te
worden en zich te ontwikkelen tot een verhaal over de eigen jeugd. Grappig is
ook de stream of consciousness-achtige tekst waarin we een (de?) auteur zien
worstelen met een lezing die hij moet schrijven, en heel komisch is ‘Na
afloop’, waarin telkens in één zin het vervolg van het leven van beroemde
personages en schrijvers wordt geschetst: ‘Frits van Egters werkte tot 1978 in
een meubelwinkel.’ Of: ‘Vader Abraham is in 2028 bij een poging door een
waterkraan te kruipen overleden.’
Maar er zitten ook serieuzere verhalen in, zoals de
reportage over een avond waarop ’t Hart meereist met het tourbusjes van Toon
Tellegen en diens muzikanten, of de teksten die over literatuur gaan, zoals de
opstellen over Madame Bovary, Bordewijk of Gorter (waarbij ’t Hart een pleidooi
houdt om diens obsessie met sport te verdisconteren in de wijze waarop wij naar
de dichter kijken). Het zwakst zijn waarschijnlijk de gedichten ‘Het
vogelkerkhof’ en ‘Vincent op Ameland’, die door de technische gebreken de ze
vertonen, nogal houterig overkomen. Maar misschien is dat dan weer bewust, want
in de briefwisseling met de promovenda maant de schrijver haar ergens: ‘Ik vind
je gedichten trouwens niet erg goed, veel te veel satire, je moet jezelf wat
serieuzer nemen en je bent veel te veel bezig met het leven van Nederlandse
schrijvers.’ Nou, dat geldt dus blijkbaar voor de schrijver zelf ook…
Een beetje uit de
toon springt ‘Het hoofddoekje’, dat als enige weinig met de schrijver zelf te
maken lijkt te hebben, maar tegelijk een van de ontroerendste verhalen in de
bundel is. Een moslimmeisje gaat in het geheim een jongen voor wie ze wat voelt
opzoeken in een instelling. De worsteling met de vraag of ze haar hoofddoek
moet afdoen, maakt deze ontvlambare discussie erg tastbaar. Aan de hand van een
anekdotisch particulier verhaal maakt ‘t Hart de problematiek invoelbaar. En
werkt goede literatuur niet altijd op die manier: dat je je kan inleven in de
situatie van een ander en zo gedwongen wordt een onvermoed standpunt in te
nemen?
Op het
eerste gezicht lijkt deze bundel een allegaartje van schijnbaar vermakelijke
penneproeven en restjes die in de lade van de schrijver zijn blijven liggen.
Maar door de onderlinge verbanden tussen al deze teksten, blijkt dit een
uitgekiend en samenhangend boek dat de kracht van literatuur bezingt én toont.
Kees ’t Hart: VICTORIEN, ik hou van je, Querido, Amsterdam
2021, 264 p. ISBN 9789021429441. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan