Uitgeverij Davidsfonds probeert weer een literaire poot uit te
bouwen, nadat de jongste jaren vooral werd ingezet op essays en
non-fictieboeken. Poëzie is daarbij niet langer taboe, zo blijkt uit deze
uitgave. Dat uitgerekend de verzamelde gedichten van Jo Govaerts worden
uitgegeven, is zowel verbazingwekkend als voor de hand liggend. Jo Govaerts was
indertijd een literair fenomeen. Toen haar debuutbundel Hanne Ton in
1987 verscheen, was de dichteres nauwelijks vijftien jaar oud. Haar gedichten
waren tegelijk onbevangen en erg volwassen van toon, en heel wat recensenten
zagen in haar de troonopvolger van de ongemeen populaire Herman de Coninck.
Zo’n vaart liep het niet, want na nog een drietal bundels droogde de
poëziestroom blijkbaar op. De dichteres studeerde Slavische talen, ging
professioneel andere wegen op maar bleef actief als vertaler.
Nu zijn er de verzamelde gedichten, waarin het eerdere werk
wordt gecombineerd met een nieuwe bundel, die de titel Morgen ga ik met je
trouwen meekreeg. Daarmee hinkt deze uitgave duidelijk op twee benen. Aan
de ene kant wordt een nieuwe dichter voor het voetlicht gebracht, maar aan de
andere kant wordt duidelijk gerekend op de vroegere populariteit en de
naambekendheid van de dichter. Om dat laatste in het zonnetje te zetten is er
een voorwoord van Maud Vanhauwaert (de Govaerts van deze tijd, zou men
oneerbiedig kunnen stellen), die echter vreemd genoeg enkel spreekt over het
oude werk en blijkbaar de nieuwe bundel niet onder ogen heeft gekregen. Achteraan
in het boek is dan weer een informatief interview opgenomen van uitgever Toon
Horsten met de auteur, waarin wordt teruggeblikt op een leven van poëtische
activiteit.
Hoofdbrok blijkt echter de
poëzie zelf. Een hernieuwde kennismaking met de piepjonge Jo Govaerts laat bij
de hedendaagse lezer een halfslachtige indruk na. Veel van de charme van deze
gedichten klinkt ondertussen bedaagd, naïef, en ook de thema’s zijn nogal
huiselijk. Het is de slijtage van de tijd die ook het vroege werk van Herman de
Coninck voor sommige lezers gedateerd doet klinken. Daartegenover staan echter
een grote verbale veerkracht en een boeiend verbeeldend vermogen. Het
dichterlijke ik neemt uiteenlopende perspectieven aan, en daardoor wordt het
grote beeld fraai verbonden met dagelijkse details. Datzelfde geldt ook de
beeldspraak waarin veel aandacht uitgaat naar kosmische motieven, die dan weer
verrassend verbonden worden met producten uit ons banale leven van alledag.
Typerend is ook hoe de dichter zichzelf graag associeert met een tovenaar of
een toverheks, waardoor het gedicht magische proporties aanneemt. Het zijn alle
strategieën om de grote romantische thema’s van deze debuutbundel – liefde,
dood en leven – tot herkenbare gestalten terug te brengen. Die charme blijft
onmiskenbaar overeind, al is de soms belerende commentaar van de dichter aan
het einde van het vers niet meer van deze tijd.
De daaropvolgende bundels zetten
die toon verder, maar de dichter wint duidelijk aan maturiteit. De overbodige
uitweidingen en de bewust poëtische passages vallen grotendeels weg, en in
plaats daarvan komt een versoberd taalgebruik dat de intensiteit van het vers
ten goede komt. Ook het dichterlijke ik verliest zijn aanvankelijke ‘onschuld’.
Het twijfelt veel meer, en die onzekerheid in het bestaan wordt zelfs een
centraal thema. Herinneringen worden tastbaarder en intenser, terwijl de blik
op de toekomst vooral een voorlopig en hypothetisch karakter krijgt. In elke
bundel dringt het ouder worden sterker door, en ook de liefde wordt een stuk
dieper en realistischer. De lezer krijgt de indruk dat het leven steeds meer op
de voorgrond komt, maar dat daardoor de droom en zelfs de poëzie gedeeltelijk
naar de achtergrond worden verdrongen. Het lange stilzwijgen van Jo Govaerts
lijkt daarop zelfs een logisch vervolg.
Maar nu is er Morgen ga ik met je trouwen, een
bundel vol nieuwe gedichten. ‘Nieuw’ lijkt nochtans overdreven, want het
materiaal voor deze bundel is samengeraapt uit een lange periode. Ook al zijn
de gedichten ongetwijfeld geredigeerd en geselecteerd in functie van de nieuwe
samenhang, toch valt de diversiteit in toon en lengte op; daardoor lijkt het
alsof de dichteres hier haar hele poëtische loopbaan in een notendop overdoet.
Die chronologie lijkt trouwens in de bundel zelf aanwezig. De eerste reeks
heeft het bijvoorbeeld over de geboorte van kinderen, een cruciale gebeurtenis
die de vanzelfsprekendheid van het bestaan fundamenteel in vraag stelt: zorg
draagt bij tot zorgen, en de vraag naar de grenzen van de verantwoordelijkheid
en de opvoeding wordt in de loop der jaren steeds prangender.
Dezelfde onzekerheid is ook een leidmotief in de
daaropvolgende liefdesgedichten. De romantische droom heeft mettertijd plaats
geruimd voor een meer realistische kijk, en daaruit volgt een vaak paradoxale
ervaring van intimiteit en vervreemding. Over het algemeen staat de dichter
veel meer met haar voeten in de wereld, maar de droom is daarmee niet
verdwenen. De romantiek van de mogelijkheden bij de piepjonge auteur heeft
daarbij plaats gemaakt voor een romantiek die haar voedingsbodem heeft in de
herinnering. Hoe dan ook blijft deze poëzie allereerst een psychologisch
portret, genuanceerd en met tal van schakeringen maar onveranderlijk herkenbaar.
Jo Govaerts: Ik dans me weer
bijeen. Verzamelde gedichten, Davidsfonds, Leuven 2021, 232 p. ISBN 9789002269295. Distributie Standaard
Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan