Kallocaïne is een klassieker uit de Zweedse literatuur. Het is een dystopische roman uit 1940 en wordt vergeleken met Wij van Jevgeni Zamjatin, waarvan de Engelse vertaling in 1924 verscheen, Brave New World (1932) van Aldous Huxley en Nineteen Eighty-four (1949) van George Orwell. In het
nawoord wijst vertaler (en medeoprichter van uitgeverij Koppernik) Bart Kraamer
op de talrijke overeenkomsten tussen de romans van Orwell en Boye, maar
concludeert daar niet uit dat Orwell met zekerheid Kallocaïne heeft
gelezen. Het is waarschijnlijker dat zowel Orwell als Boye Zamjatin hebben
gelezen.
De
roman speelt zich af in Wereldstaat, een totalitair regime waarin het
individuele leven enkel van belang is wanneer het begrepen wordt in een
gemeenschap. De eerste pagina’s laten weinig aan de verbeelding over: er is
sprake van ‘planmatigheid', rationeel en praktisch denken. Maar ook van verbodsbepalingen,
uniforme kledij, bewakers, controle en prikkeldraad. De burgers leven
voornamelijk in ruimtes onder de grond; er is toestemming nodig om zich
bovengronds te bewegen. Iedereen leeft voor de Wereldstaat en heeft na de
dagtaak ook verplichtingen in functie van de politie- en legerdiensten. Kinderen
worden gedrild: ze gaan eerst naar het kinderverblijf, later naar het
kinderkamp en het jongerenkamp. Er is controle: overal zijn ‘politieogen' en
‘politieoren' aangebracht. Burgers die elkaar verdenken van staatsvijandige
ideeën kunnen ook elkaar aangeven.
Centraal staat de chemicus Leo Kall. Hij krijgt te horen
dat hij mag experimenteren met ‘menselijk materiaal’. Hij heeft namelijk iets uitgevonden
waarvan hij denkt dat het de Staat van nut zal kunnen zijn: een middel waardoor
iedereen de waarheid zal spreken en dus zijn geheimen zal verraden, alles zal
zeggen waarover hij uit angst of schaamte zwijgt. Na het ontwaken uit de
waarheidsroes, heeft de burger slechts lichte hoofdpijn; hij herinnert zich ook
wat hij onder invloed van het middel heeft gezegd. Kallocaïne is slechts een
logische stap in de depersonalisatie van de burger: niet enkel de mens zelf en
zijn doen en laten zijn eigendom van de Wereldstaat, maar ook zijn intiemste
gevoelens en gedachten. Het laatste restje privéleven verdwijnt. Kallocaïne is de
ultieme controle en zal de veiligheid van de Staat waarborgen. Wie controleert,
kan immers ook straffen. Er wordt een wet aangenomen: Kallocaïne moet alle
andere onderzoeksmethoden in Wereldstaat vervangen.
Hier en daar lijken er mensen te
zijn die zich verzetten. Leo Kall verdenkt zijn baas en zijn vrouw ervan
staatsvijandige ideeën te hebben. Tijdens de ondervragingen van testpersonen
onder invloed van Kallocaïne, lijkt er zich ook vaag een mysterieuze groep te
vormen van mensen die bijeenkomen om ‘een nieuwe geest’ op te roepen. Er is
sprake van een organisch gevormde groep waarvan de leden plots ingewijd zijn, maar
hoe dat precies gebeurt, is onduidelijk. Ook blijkt er een legende rond te gaan
over een spookstad bestaande uit ruïnes op een ontoegankelijke plek in de
woestijn. Uiteindelijk blijkt ook Leo Kall niet immuun voor ideeën over
vrijheid, een ‘nieuwe wereld’ of ‘de levende diepte’.
De
actualiteitswaarde van de roman is groot. We leven in tijden waarin het begrijp
‘waarheid’ niet meer van tel lijkt te zijn: veeleer dan te spreken over feiten,
is er sprake van narratieven: manieren om de werkelijkheid voor te stellen. De
overtreffende trap hiervan wordt gevonden in de zogenaamde ‘alternatieve
feiten’. Bovendien faciliteren sociale media het hebben van een ‘eigen mening’,
waarbij het denken onzichtbaar wordt gestuurd door algoritmes. Maar niet enkel
de waarheid is brandend actueel, ook privacy wordt in een samenleving waarin
een virus waart, een hot topic. Zozeer zelfs dat sommigen spreken over een
politiestaat of een totalitair regime. Onze vrijheid wordt beperkt, grenzen
gaan dicht en we kunnen maar beperkt intiem zijn. Bovendien wordt te pas en te
onpas gecontroleerd of we de overheidsmaatregelen wel naleven. De meesten
ondergaan het gelaten, sommigen komen in opstand.
Hoewel meer dan tachtig jaar geleden geschreven, is Kallocaïne griezelig actueel. Bovendien
is het geschreven in een mooie sobere taal en nodigt het uit om na te denken.
Meer heeft een goede roman soms niet nodig.
Karin Boye: Kallocaïne. Roman
uit de eenentwintigste eeuw, Koppernik, Amsterdam 2021, 240 p. Vertaling van Kallocain
door Bart Kraamer. ISBN 9789492313577
deze pagina printen of opslaan