Vertaald proza

BOEKEN NR. 1, JANUARI 2020

Caroline Lamarche: Van dieren en mensen

door Elisabeth Francet

Bijna onzichtbaar, hand in hand, lopen twee oudjes aan de bosrand, in het grensgebied tussen de habitats van het wilde dier en de geciviliseerde mens. Heel zichtbaar: twee witte katten. Ook andere verdwaalden en verwarden, habitués van de schemering, houden zich hier op. De verdierlijkte mens en het half gedomesticeerde dier ontmoeten elkaar en overschrijden in hun hunkering soms de grens, met alle tragische gevolgen van dien.
 
Al lang eigent de mens zich ongegeneerd rechten van dier en plant toe. Bloeiende landschappen zet hij naar zijn hand; zijn voet plaatst hij, achteloos, op wondermooie levens. Nu en dan gebeurt het dat een wild dier een mens adopteert en hem of haar deelgenoot maakt aan een leven in het wild. Mens en dier trekken dan een eindweegs met elkaar op. Ze zoeken een gemeenschappelijke taal.
 
'Hebt u niet de indruk dat we nooit meer met een onschuldige blik [naar de natuur] kunnen kijken?' vraagt een van de personages in Van dieren en mensen, de jongste verhalenbundel van de Belgische schrijfster Caroline Lamarche. In negen magisch-realistisch getinte verhalen tracht Lamarche de verloren onschuld van de mens te doorgronden, nu de 'sprookjesachtige tijd waarin we geloofden dat de natuur eeuwig was' tot het verleden behoort. Voor die bundel ontving ze de Prix Goncourt de la Nouvelle 2019.
 
'Frou-Frou' gaat over de liefde tussen een eend met een gebroken vleugel en Louis, die als vrijwilliger in het vogelasiel werkt. Frou-Frou kiest hem uit, 'overlaadt hem met snavelkussen, zit in zijn haar, zijn oren, zijn ogen'. Louis neemt de vogel mee naar huis, raakt eraan gehecht. Zij is de spiegel van zijn gedachten. Op een dag ziet hij de eend roerloos in het midden van de tuin staan, aarzelend.
 
Een dier een naam geven is een ritueel. Net zoals bij een mensenkind is een naam het begin van een band. Aan wat we benoemen kunnen we ons spiegelen. In Lamarches verhalen dragen de dieren namen: Ulysses de egel, Horatio de rat, Merlijn de merel. Halfwilde dieren kruisen het pad van vertwijfelde mensen, brengen hen in verwarring, confronteren ze met hun kwetsbaarheid in hun eigen habitat.
 
Het gekooide dier en de beteugelde mens delen een instinctief verlangen naar vrijheid. Ze verlangen naar de wereld voorbij de bosrand. Soms stampen ze hun benen of poten kapot tegen betonnen muren en prikkeldraad. Soms blijven ze beuken tot ze bebloed en uitgeput neerzijgen.
 
In het tragische verhaal 'Mensonge' rijdt een klein meisje 's nachts op de rug van haar vaders paard het bos in. Tijdens een woeste, nachtelijke rit leert ze de liefde in vrijheid kennen en verliest als gevolg daarvan haar geliefden. Wat doet één moment van extatische vrijheid met mens en dier, verenigd in een ongeoorloofd samenzijn, voorbij de rand van het bos? Het herinnert aan de mythe van Psyche, die op de rug van het gevleugelde paard Pegasus een hersenschim najoeg en tijdens haar rit Amor leerde kennen.
 
Intrusief als een snelweg is de gedachtestroom van pastoor Ignace. Zijn preek past hij aan de individuele nukken en noden van de moderne mens aan. Na de eucharistie keert hij diezelfde mens de rug toe en verdwijnt in het bos. Bij elke pas spreekt hij de voornaam van een heilige uit. Hij richt zijn woede op millennials: 'ze willen genieten zonder hun handen vuil te maken, zonder bang te zijn, zonder vooruit te kijken, offers te brengen of te zaaien.' Ignace beschikt over de vasthoudendheid van een mierenkolonie. Hij wil niets liever dan handelen, maar lijkt te vergeten dat hij in een bos rondloopt, waar elk menselijk ingrijpen desastreuze gevolgen kan hebben voor fauna en flora.
 
Lamarches onbeteugelde vertellingen, 'ontsproten aan een wirwar van kleverige wortels', schudden ons ingeslapen bewustzijn van onze verloren gegane band met de natuur wakker. Haar proza, nu eens onstuimig, dan weer ingetogen, is een ode aan de verbeelding, waar mens en dier de verloren band weer kunnen aanhalen. Lamarche neemt daarbij een wel heel apart standpunt in: aan de bosrand, waar we in onze verbeelding hybride kunnen en mogen zijn. In een dromerig universum leiden kwetsbare personages een solitair bestaan, door een ragfijne film –  een glacis –  gescheiden van de wereld om hen heen. In hun dromen en fantasieën zijn ze opstandig en gaan ze woest tekeer.
 
Caroline Lamarche: Van dieren en mensen, Vleugels, Bleiswijk 2019, 128 p. Vertaling van Nous sommes à la lisière door Katelijne De Vuyst. ISBN 9789078627920 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri