Poëzie

BOEKEN NR. 10, NOVEMBER 2018

Romain John van de Maele: Schaduwspel

door Yvan de Maesschalck

Verdrinken in de eierschaal van de morgen
 
Romain John van de Maele is van vele markten thuis. Behalve een uitstekend kenner van Cyriel Buysses werk, waarover hij geregeld publiceerde in de Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap en in het tijdschrift Kreatief, is hij grondig vertrouwd met de Scandinavische letteren en de moderne Nederlandse poëzie. Onder meer als recensent voor Meander getuigt hij bij tijd en wijle van zijn liefde voor de hedendaagse letteren. Bovendien schrijft hij kortverhalen en zijn in tal van literaire tijdschriften beschouwingen of gedichten van zijn hand opgenomen. Die bundelt hij af en toe tot thematisch consistente gehelen. Hechte samenhang kenmerkt ook zijn recentste bundel Schaduwspel. Hij is opvallend symmetrisch van opbouw en bestaat uit drie parallelle reeksen van zeventien gedichten, waarvan het eerste gedicht telkens de ‘De verhullende tijd’ heet.  
 
De gedichten bezinnen zich over het verglijden van de tijd, het besef van de naderende dood en de onmacht om de herinnering te bewaren aan wat ooit gelukkig stemde. De eerste reeks ‘Voorbij de woordgrens’ is een poging om stem te verlenen aan de binnenwereld van een dementerende vrouw die duidelijk alle grip heeft verloren op wat haar omgeeft. Alleen het verre verleden, ‘bijna een zondvloed geleden, / kan ze in een handomdraai / in kleur en geur oproepen’. Al herkent ze plots ‘de ongewone eenvoud van Satie’, toch bevindt ze zich onherroepelijk  voorbij ‘de woordgrens’, ‘achter de blauwe bergen’, lijkt haar isolement totaal en ondoordringbaar. Dat levert vreesachtigheid bij haar op en hallucinaties die allesbehalve troostend of vertroostend zijn. In ‘Hing zij aan het spinrag’ evoceert Van de Maele het effect van verregaande mentale aftakeling zo:
 
Plots herkent ze weer
de ongewone eenvoud van Satie.
Daarna vleit ze zich neer,
bevreesd voor de rebellie
 
van heksen en bokkenrijders,
zoals altijd op tomeloze rooftocht.
Zij zullen in haar tuin neerstrijken,
aan de bazuinen des doods verknocht.
 
Dan bereikt zij een andere omgeving
en kijkt door een storend winterwaas
naar het onomkeerbare beven. Hing
zij aan het spinrag? Onmachtig geraas.
 
Hoezeer ze zich ook overgeeft aan ‘de schilferende / taal van haar reservaat’, hoe bedreigend de beelden ook die haar belagen, toch vormt de dans een van de centrale motieven van deze bundel. Het is natuurlijk mogelijk aan een danse macabre te denken, aan ‘een rondedans van angst en beven’ of aan ‘dansende brandstichters’. Toch sporen de dans en de muziek die erbij hoort, vooral met een lentelijk landschap of een landschap waarin het noorderlicht zichtbaar danst. Vooral in de tweede en derde reeks licht het motief opvallend op. ‘De meiboom is geplant en er wordt / gedanst alsof de avond eeuwig // zal duren’, heet het in ‘Midsommarafton’. Het gedicht maakt deel uit van de reeks ‘Hugo en Rosa’, genoemd naar een wellicht bevriend Zweeds koppel van wie man en vrouw bijna gelijktijdig zijn heengegaan. De sfeer die wordt opgeroepen is dan ook typisch Noord-Germaans: ‘Met haar accordeon / heeft ze bosgeesten verjaagd / en nimfen doen dansen’. Maar ‘de meedogenloze tijd’, die ook voor hen onverbiddelijk maalt, heeft van ‘schilferende dagen / snel schilferende jaren’ gemaakt.  
 
In de derde reeks, ‘Liefde’, slaan dementie en vergetelheid niet minder hard toe. In welke mate dat het geval is, blijkt bijvoorbeeld uit het eerste kwatrijn van het eerste gedicht, dat de breekbaarheid van ouderdom en ochtendgloren mooi met elkaar verstrengelt: ‘Ze verdrinkt in de eierschaal / van de morgen, wachtend op / het kraaien dat al lang / door de stilte is ingeslikt’. Maar ook in deze gedichten loopt de vrouwenfiguur te pletter tegen een muur van onbegrip en laat talige communicatie het afweten. Het gedicht ‘Afasie’, dat inderdaad een omineuze titel draagt, verwoordt het zo: ‘Haar haperende woorden / gaan zonder meer verloren / in de gespannen verwachting / van een gesloten morgen’.
 
Sommige van Van de Maeles gedichten zijn overwegend beschrijvend van aard, maar een behoorlijk aantal ervan is, ondanks het heldere, ondubbelzinnige register, voor een dubbele lezing vatbaar. Dit is niet de plaats om zich aan diepgaande exegese over te geven, maar ‘Een halve draai’, dat meteen volgt op de hiervoor geciteerde verzen, is daar een merkwaardig voorbeeld van:
 
Niet langer aan elkaar geklonken,
verbonden door vlammend verlangen,
proberen ze een halve draai, samen
aarzelend bewegen als onhandige poppen.
 
De beweging kost tijd en moeite.
Het is alsof haar voeten zwaarder zijn
dan ooit en haar dijen hebben geen
draagkracht meer. Zijn arm behoedt
 
haar voor de val. Samen getekend
en geketend schuiven ze rond in
de leegte van hun hal. Man
en vrouw, twee lichamen in verval.
 
De verwoording van het gedicht is behoedzaam en tentatief. Niet alleen doen de twee zacht ‘in de leegte van hun hal’ schuivende figuren denken aan Ovidius’ ‘Philemon en Baucis’ (Metamorfosen, boek 8) vooraleer ze transformeerden tot met elkaar verstrengelde bomen, hun verstrengeling herinnert uiteraard ook aan het dubbelwezen dat in Plato’s dialoog Symposium uitvoerig wordt beschreven. Alleen gaat het hier om lichamen in verval, en dat is meteen een expliciete verwijzing naar het valmotief, dat een donkere schaduw werpt over dat van de dans. Tussen dansen en vallen schommelt tenslotte de hele bundel, zoals pregnant gevat wordt in het gedicht ‘Schommeltijd’, waarvan ik het voorlaatste en laatste kwatrijn graag citeer:
 
Schommelen is nu onverwacht
een ouverture tot het afscheid.
Een laatste hoogtepunt, een dag
omarmd door late zonnestralen.
 
En voorts alleen het vallen,
steeds dieper en zonder één
opwenteling. Met de schommel
kan ze misschien de ochtend halen.
 
De verleiding is groot op basis van het voorgaande te denken dat Van de Maele een licht filosofisch gestemde bundel heeft geschreven over de tijd oude mensen in de tang houdt. Dat klopt ook wel, maar wie van woordspelingen, onderhuidse subtiliteiten en intratekstuele knipogen houdt, komt met deze bundel behoorlijk aan zijn trekken. Om dat aan te tonen zou ik alleen ‘De verhullende tijd’ waarmee de tweede reeks begint willen citeren. Een klankrijk gedicht dat het – letterlijk en figuurlijk – vertikt eentonig of eenduidig te zijn, waarin steeds meer tijd wordt gemeten, waardoor er steeds minder voorhanden is:
 
De klok vertikt het hardnekkig
om zelfs maar één enkel ogenblik
vast te houden. Een vluchtig beeld
om haar de nodige tijd en ruimte
 
te gunnen. De wijzers vreten
aan de tijd en haar aanwezigheid
die oplost in een nevel van
vergeetachtigheid. Een eiland
 
aangevreten door eb en vloed.
Het vergeten dempt geluid en
beeld, en alleen de geur van toen
overvalt haar nu en dan.
 
Bovenstaand gedicht wijst vooruit naar ‘Herinnering’, waarin ‘de metronoom van moeder’ de tikkende tijd verbeeldt en dat besluit met de volgende vragen: ‘Waarom tikt de schaar / van haar schaduw en ritst / haar engelbewaarder / de laatste vluchtlijn dicht’? Gaat het gewoon om een knippende schaar of om de naald van een metronoom? Gaat het om Atropos, de schikgodin die in de Griekse onderwereld de levensdraad doorknipt? Of om de ‘engelenschaar’ waarnaar in een eerder gedicht wordt verwezen? Vragen die in iemands verwarde geest zouden kunnen opduiken, maar de alerte lezer ook doen terugkeren naar de vele schaduwvlekken waarvan deze bundel zo rijkelijk is voorzien.
 
Romain John van de Maele: Schaduwspel, Demer Uitgeverij 2018, 62 p. ISBN 9780244079390

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri