12+ - Paul De Moor is van vele literaire
markten thuis; hij schrijft zowel voor de eerste lezertjes als adolescenten en
volwassenen, zowel prentenboeken als filosofische jeugdboeken, bv. over buurman
Erasmus en z’n nieuwsgierige buurmeisje in Zo
moet het gaan als er iemand is (2005), God
is in de keuken bezig (2006) en Bellen
blazen in de violentuin (2007). Daarnaast integreerde de Moor biografische
elementen in z’n jeugdboeken over kunst, zoals De schilder, de duif en de dingen (2009) over het leven van Roger
Raveel of Schilderen op ijs (2011)
met Luc Tuymans als hoofdpersoon.
Buitengewone
ontdekkingsreizigers volgt in zeven lijvige delen een keur aan
ontdekkingsreizigers op hun tochten. De indeling is sterk geografisch bepaald:
zo focussen de eerste delen op reizen naar de verschillende continenten,
aangevuld met expedities naar de polen, de ‘onbekende natuur’ en ‘de ruimte en
de diepte’. Elk deel wordt van een typerende kleur voorzien, zowel in de tekst
als de illustraties, wat voor een duidelijke visuele eenheid zorgt. De Moor
wijdt aan elke ontdekkingsreiziger minstens een dubbele pagina met markante
gegevens; behalve een gedetailleerd, vaak tot de verbeelding sprekend
reisverslag is er speciale aandacht voor boeiende wetenswaardigheden, zoals
zwetende wierookbomen, de eerste cartografen, de functie van bijgeloof, het
leven aan boord van de schepen, de gevolgen van scheurbuik of de uitvinding van
het kompas. Een mini-paspoort voorziet in gegevens over de desbetreffende
reiziger, zoals z’n naam en leeftijd, z’n drijfveren, vervoersmiddelen en de
impact van de ontdekkingen. Zowel beroemde als minder bekende reizigers
passeren de revue, met name Marco Polo en Vasco da Gama, maar ook Zhang Qian,
Ibn Battuta en Jermak Molensteen. Interessant zijn de laatste twee
hoofdstukken, waarin de wetenschappelijke reizen van o.a. James Cook, Charles
Darwin en Alexander van Humboldt aan bod komen, net zoals de reizen richting
‘de ruimte en de diepte’ van Joeri Gagarin, Cousteau en Neil Armstrong.
De Moor integreert
knap de evolutie in de aard van de ontdekkingsreizen, en toont overtuigend hoe
reizigers steeds weer de knowhow en het technisch vernuft van hun voorgangers
wisten te verfijnen. Aan belangrijke ontdekkingen worden weer andere namen en
feiten gekoppeld, zodat een hecht en boeiend netwerk van onderlinge
verwijzingen ontstaat. De Moor heeft zich grondig gedocumenteerd en weet de
schat aan informatie in een beknopt, duidelijk leesbare tekst te gieten.
Citaten en parafrases uit dagboeken van de ontdekkingsreizigers verhogen de
authenticiteit. Er was moed en durf nodig om een ontdekkingsreis aan te vatten,
maar de Moor heeft evenzeer oog voor het nietsontziende streven naar gewin en
het geregeld wreedaardige karakter van de reizigers. Zo ontstaan oprechte en
genuanceerde portretten.
Het is meteen duidelijk dat De Moor niet aan z’n proefstuk
toe is wat het schrijven van soepele en heldere teksten betreft. Bovendien zet
hij z’n vaardigheden als auteur van fictie terdege in, met geestige beelden en
een bloemrijke taal:
‘Er was honger en dorst en
muiterij. Nee, het wilde niet echt vlotten. Ze aten gekookte schoenzolen en
beeldden zich kauwend als lama’s in dat lederen riemen een lekkernij waren.’
Die gevatte,
humoristische stijl vormt sowieso een meerwaarde, zoals ook elders blijkt. Alexander
de Grote was er volgens sommige bronnen van overtuigd dat de aarde rond was.
Volgens anderen geloofde hij dat de aarde plat was en hij de hele oppervlakte
zou kunnen omsingelen. Dat laatste zou een verleidelijke gedachte zijn voor een
geboren veroveraar:
‘Als de aarde plat was en het
begin van de wereld meteen ook het einde van de wereld was, dan had hij het
einde van de wereld toch al ontdekt? Al die moeite…’.
Veel aandacht gaat uit naar de
specifieke couleur locale van de ontdekte gebieden, met kleurrijke beschrijving
die een geslaagd appel doen aan de verbeeldingskracht.
De herkenbare beeldtaal van Mattias De Leeuw zorgt voor een
geslaagd visueel equivalent van De Moors gevatte teksten. Net zoals in De steltenloper (2012) of Dertien rennende hertjes (2012) bevolken
fijne, priegelige figuurtjes de bladzijden. De Leeuw opteert voor dynamische
illustraties, aangevuld met realistische portretten van de ontdekkingsreizigers
en de typerende couleur locale van de ontdekte gebieden. Zijn veelzijdigheid,
vaak aangevuld met humoristische details, blijkt net zo goed uit een sterke
verbeelding van Aboriginal-kunst, een portret van Alexander de Grote te paard
als een gruwelijke prent van een zee vol dood en verderf.
Buitengewone ontdekkingsreizigers is een boeiend en erg divers
naslagwerk geworden, dat zich zowel inhoudelijk, stilistisch als visueel
perfect leent voor een hoogstpersoonlijke ontdekkingsreis.
Paul De Moor, Mattias De Leeuw
(ill.): Buitengewone ontdekkingsreizigers, Lannoo, Tielt 2018, 150 p. ISBN 9789401450195
deze pagina printen of opslaan