Nederlands proza

BOEKEN NR. 9, OKTOBER 2018

Willem Elsschot: Tsjip/De leeuwentemmer; Lijmen/Het been

door Manu Van der Aa

Sinds uitgeverij Polis de uitgever is geworden van Willem Elsschot, volgen de heruitgaven van diens werk elkaar in snel tempo op. Men kan zich afvragen of daar nood aan is. Wie het werk van Elsschot wil lezen, kan immers terecht op tweedehandssites waar van het verzameld werk en van elke titel afzonderlijk tientallen exemplaren worden aangeboden in ruil voor slechts enkele euro’s. Van Kaas en Tsjip zijn op dbnl.org zelfs digitale versies van de eerste, in het maandblad Forum verschenen publicaties, beschikbaar.  
 
Natuurlijk is een cultuur – in casu de Vlaamse, of breder: de Nederlandstalige – het aan zichzelf verplicht het werk van zijn belangrijkste kunstenaars in ere te houden. En van alle kunsten is de literatuur toch zeker degene waarin de taal (die toch gans het volk is, zoals Prudens van Duyse leerde) zich van haar mooiste kant toont. Dan ligt het ook voor de hand dat het werk van ‘een van de belangrijkste Nederlandstalige auteurs ooit’, zoals Willem Elsschot op de achterflap van de recente heruitgaven terecht wordt omschreven, bovenaan de lijst van ons literair erfgoed mag prijken. En hoewel er veel geschreven wordt over ontlezing en desinteresse voor literatuur bij het jongere deel van de bevolking, toch komen er steeds nieuwe lezers en die hebben ook recht op nieuwe boeken.
 
De heruitgaven van Polis zijn ook om andere redenen belangrijk. Al te vaak immers wordt bij een herdruk gekozen voor het gemak, worden zet- en andere fouten klakkeloos overgenomen van vorige drukken en/of worden er extra fouten gemaakt. Dat was bij Willem Elsschot ook lange tijd het geval. Tot het Huygensinstituut onder leiding van Peter de Bruyn tussen 2001 en 2006 een wetenschappelijk verantwoorde editie van Elsschots werk uitbracht – eerst in aparte edities, later in moderne spelling in één band als Verzameld werk. De Polis-uitgaven zijn gebaseerd op deze laatste versie en dus volkomen verantwoord en zonder enige – al dan niet vermeende - barrière van oudere spelling. Daarnaast bevatten de edities ook de aantekeningen die De Bruyn voor het Verzameld werk maakte. Helemaal nieuw zijn de nawoorden die speciaal voor deze edities werden geschreven.
 
Zo wordt Lijmen/Het Been uitgeleid door de Nederlandse schrijfster Vrouwkje Tuinman. Ze maakte er een heel persoonlijk verhaal van met veel ‘ik’ en betrekt de situatie van Laarmans als tekstschrijver voor het Wereldtijdschrift op haar eigen praktijk van copywriter voor een muziekzaal. Maar het inzicht dat de methodes en de doelstellingen van reclameteksten anno 2018 nog dezelfde zijn als in de tijd van Elsschot, is niet bepaald nieuw. Nu moet men van goeden huize zijn om nog wat nieuws over zowat het meest besproken boek van Elsschot te zeggen, maar toch: iets verhelderends of wervends had het toch mogen hebben. De belangrijkste maar evenmin originele bewering van Tuinman is dat voor Elsschots teksten geldt: ‘Ieder woord staat er omdat er geen ander woord had kunnen staan’. Het is Tuinman dus vergeven, want op het gebied van copywriting bestaat er geen ondankbaarder taak dan een nawoord bij een boek van taalvirtuoos Willem Elsschot te moeten schrijven.
 
De Vlaamse academicus Koen Rymenants pakte het voor zijn nawoord bij Tsjip/De Leeuwentemmer helemaal anders aan. Met zijn achtergrond – onder meer een proefschrift over Elsschot – was hij het aan zijn stand verplicht om wel met nieuwe inzichten te komen, of alleszins met een genuanceerder visie op de schrijver dan de tot dusver gangbare. Op de eerste plaats stelt hij dat uit beide romans blijkt dat de auteur ‘minder zakelijk [schreef] dan zijn reputatie doet vermoeden’, zoals Jeroen Brouwers in een polemiekje met Karel van het Reve dertig jaar geleden al had geopperd. Ten tweede argumenteert Rymenants dat het autobiografisch gehalte van Elsschots boeken weliswaar onmiskenbaar is, maar toch minder uitgesproken is dan bijvoorbeeld Jan Greshoff beweerde. Vervolgens gaat hij vrij uitvoerig in op de technieken die Elsschot hanteerde om zijn autobiografische stof te bewerken.  
 
Waar ik de uitleider op deze beide punten kan volgen, ben ik het niet eens met zijn derde weerlegging, namelijk van het gegeven dat Elsschot ‘een buitenstaander in het literaire leven’ zou geweest zijn. Uiteraard kan men zich nooit volledig aan de literaire wereld onttrekken als men boeken publiceert – uitzonderingen als B. Traven of J.D. Salinger niet te na gesproken – maar Elsschot hield zich toch behoorlijk afzijdig. Als men het literair engagement zou afwegen op een schaal van één tot tien, dan zou iemand als Gerard Walschap (lange tijd Elsschots overbuurman) zowat een tien scoren: hij was redacteur van tijdschriften, bestuurder van auteursverenigingen, inspecteur van bibliotheken, raadgever van uitgevers, recensent van honderden boeken en hij moeide zich in elke actuele literaire discussie. Elsschot daarentegen hield zich op bijna al deze gebieden op de vlakte en beperkte zijn literaire contacten tot het noodzakelijke, zeg een drietje op de schaal van Walschap. Door zijn vriendschap met Greshoff – wel hyperactief in de literaire wereld – zou je er met wat goede wil een viertje by proxy van kunnen maken. Het is in ieder geval duidelijk dat het nawoord van Koen Rymenants verhelderend is voor eerste lezers van Elsschots werk, maar tegelijk uitdagend voor wie wat meer in dat werk thuis is.

De belangrijkste reden echter om de heruitgave van Willem Elsschots werk te rechtvaardigen is de superieure kwaliteit ervan. Die schuilt niet op de eerste plaats in de verhalen zelf, maar in de manier waarop ze verteld worden. Nochtans zijn de romans en novellen van Elsschot geen steriele stijloefeningen. De alomtegenwoordige ironie laat een kale zakelijke stijl overigens niet toe en het is dus inderdaad beter zijn stijl als ‘helder’ dan als zakelijk te omschrijven. Anderzijds weet de auteur zijn lezers bijna steeds van bij de eerste regels bij de kraag te vatten en in het boek te trekken. Dat was ook de ambitie van Elsschot, zoals hij in de inleiding bij Kaas schreef:
 
‘Uit de hoogste stijlspanning wordt het tragische geboren. […] Vanaf de aanhef, want een boek is een lied, moet men het oog houden op het slotakkoord […] Wie het slot niet uit het oog verliest zal vanzelf alle langdradigheid vermijden […] En hij komt dan spoedig tot de ontdekking dat iedere bladzijde, iedere zin, ieder woord, iedere punt, iedere komma het doel nader brengt of op afstand houdt’.  
 
Dat dat ook voor Elsschot geen sinecure was, blijkt dan weer uit ‘Achter de schermen’, het nawoord dat hij zelf bij Tsjip schreef, en waarin hij duidelijk maakt hoe hij te werk ging en over ‘iedere zin, ieder woord, iedere punt’ nadacht. ‘Ieder woord staat er omdat er geen ander woord had kunnen staan’? Ja, maar het was verdomd hard werken.
 
Het resultaat van al die inspanningen is dus nu bijna opnieuw volledig beschikbaar, alleen de debuutroman Villa des Roses en zijn laatste boek, de novelle Het dwaallicht, moeten nog volgen. Zij krijgen nawoorden van respectievelijk Eric Rinckhout en Jamal Ouariachi. Het zou mooi zijn mochten de belangrijkste werken van andere Vlaamse canonauteurs op een gelijkaardige manier opnieuw in de handel gebracht worden. En als die dan aan de lezende man en vrouw gebracht zouden worden door iemand met de lijm-kwaliteiten van een Boorman staat er tussen droom en daad helemaal niets meer in de weg…
 
Willem Elsschot: Lijmen/Het been, Polis, Kalmthout 2018, 313 p. ISBN 9789463102544
Willem Elsschot: Tsjip/De leeuwentemmer, Polis, Kalmthout 2018, 297 p. ISBN 9789463102575
 
Distributie Pelckmans Uitgevers





deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri