Poëzie

BOEKEN NR. 6, JUNI 2018

Arno Van Vlierberghe: Vloekschrift

door Dirk De Geest

Arno Van Vlierberghe is een van die jonge poëzietalenten die op zoek is naar ‘urgente’ poëzie, een taal en een stijl die bij uitstek geëigend zijn om kritisch vorm te geven aan de kwalen van deze laatmoderne tijd. De flaptekst van zijn debuut Vloekschrift liegt er alvast niet om; daar is sprake van ‘het residu van een kaalslag’ en zelfs van ‘een genadeloze kill zone’.
 
Dat zet meteen de polemisch-kritische toon. De dichter is duidelijk niet uit op intimisme maar wil integendeel zijn ongenoegen over de gang van zaken in de wereld duidelijk maken. Tegelijk echter fungeert deze bundel ook als een positiebepaling van het eigen ik in een ongelooflijk verwarrende wereld. Van een vaste identiteit is echter geen sprake meer, laat staan van een subject dat een centrale positie in de wereld zou bekleden, zoals het een lange westerse filosofische traditie wil. In plaats daarvan spreekt de dichter liever van ‘zones’ die open zijn, vaag en soms zelfs tegenstrijdig.
 
Zijn bundel krijgt trouwens iets van een wetenschappelijk project, met afdelingen die als titel ‘De zone’, ‘De situatie’ en ‘De methode’ meekregen. De eerste afdeling bevat een aantal gedichten die ogenschijnlijk erg autobiografisch lijken. Het gaat daarbij afwisselend om losse notities en om lange brokken tekst vol herhalingen (als een soort van litanie). De lezer krijgt een inkijk op het bestaan van dat ‘ik’ dat zichzelf ook ‘Arno’ noemt: zijn zorgen, zijn familiale voorgeschiedenis, zijn studietijd in binnen- en buitenland, zijn bezigheden in diverse steden, zelfs de stand van zijn bankrekening op geregelde tijdstippen.  
 
Tegelijk gaat het om een analyse van buitenaf, ogenschijnlijk zonder de minste empathie. Het is alsof wij door een reeks van camera’s een individu waarnemen en controleren. Die losse beelden zijn soms ronduit onsamenhangend en zelfs tegenstrijdig, en het is hoe dan ook onmogelijk om daaruit een concreet herkenbaar beeld te destilleren van een persoon. Het blijft bij sjablonen, rollen die dat ik aanneemt voor zichzelf en voor de buitenwereld. Die maatschappelijke onderwerping van het individu aan de gewoonten, aan de orde en aan de taal leidt ertoe dat in deze gedichten ook sprake is van ‘een Arno’, alsof identiteit eerder een soortnaam (een categorie) zou zijn dan een eigennaam (een unieke betekenis).
 
Op een bezwerende maar tevens soms bewust zeurderige toon wordt de lezer ingewijd in dat bestaan vol kankers (om de bewoordingen van de dichter over te nemen). Grote maatschappelijke problemen – het internet en de porno, de vluchtelingencrisis, de politieke conflicten, de onverdraagzaamheid, de gevolgen van de globalisering, de opwarming van de arde – komen allemaal ter sprake, maar tegelijk gaat het evenzeer om zijdelingse opmerkingen. De wereld is blijkbaar een soort van centrale invalshoek verloren.
 
Dat de spreker in die onoverzichtelijke wereld noodgedwongen zijn toevlucht neemt tot momentopnamen, losse notities, hoeft niet te verbazen. Dat de toon van heel wat gedichten eerder cynisch is dan kritisch-geëngageerd, is evenmin verwonderlijk. Het ik verliest immers alle controle over de buitenwereld en over zichzelf, en daardoor bereikt het ook geen alternatieve waarheid. Het zwerft, versplintert: meermaals wordt het subject zelfs als een onbepaald ‘het’, een soort van object, ontmaskerd. Ruimte voor groei en optimisme is er nauwelijks.
 
Ook de reeksen over situatie en methode blijven in feite in een impasse steken. De situatie heeft het bijvoorbeeld over ‘de wanhopige vitaliteit van een Arno’. Deze terminologie geeft al aan hoe subjectieve gedachten (hoofdzakelijk vragen) in de tweede reeks meer ruimte krijgen, maar ook die worden aan elkaar geregen tot schier eindeloze, weinig hoopgevende lijstjes. Toch blijft de zelfdestructie achterwege, want de momentopnamen zorgen voor een weliswaar tijdelijke luciditeit en  het besef van het eigen bestaan.
 
In die zin eindigt de bundel met een verkenning van wat ‘het lichaam’ wordt genoemd: het lijfelijke bestaan in een al even lijfelijke en zintuiglijke wereld. Dat besef knaagt weliswaar aan de totalitaire impact van onze actuele globale en door laatkapitalistische vervreemding gekenmerkte tijd, maar kan het tij vooralsnog niet keren. Er is misschien wel hoop, maar welke?
 
Van Vlierberghe laat in Vloekschrift duidelijk zien dat hij heel wat ideeën en vooral vragen heeft. In deze notities kiest hij bewust voor fragmentering, maar een aantal kwesties wordt binnen die ogenschijnlijke wanorde meermaals aan de orde gesteld. Deze gedichten zijn klinisch en bewust onliterair, maar tegelijk geven ze blijk van een opmerkelijke taalhantering. Het zijn litanieën die duidelijk de podiumervaring van de dichter verraden. Deze tijd heeft er weer een belangrijke kritische getuige bij.  
 
Arno Van Vlierberghe Vloekschrift, Het Balanseer, Aalst 2017, 30 p. ISBN 9789079202492. Distributie EPO 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri