Aan haar reisboek Met de fiets door de Provence laat Ingrid Castelein deze bemerking
vooraf gaan:
‘Bij
de aanvang van mijn fietspalmares in de Provence, in 2010, nam ik me voor om
enkel te fietsen met de Mont Ventoux in het vizier, kwestie van een gebied af
te bakenen. Wist ik toen veel dat dit gebied zo groot is dat het tot bij en op
de Luberon en de Lure reikt.’
Aansluitend aan haar eerder verschenen fietsreisboeken Mon(t) Ventoux (2015) en Route de la Lavande (2017) brengt
zij in Met de fiets door de Provence
de ‘couleurs du Luberon’ in kaart. De streek blijft haar en haar man
fascineren, in de eerste plaats omdat zij beiden, eropuit trekkend met de fiets
of flanerend door de Zuid-Franse dorpjes, telkens weer iets anders, iets nieuws
en onverwachts weten te ontdekken en te beleven. ‘Fietsen in de Provence’,
noteert zij, ‘houdt een risico in. Telkens als je een kam overgaat, lonkt
immers een volgende. (…) Maar steeds blijft je diezelfde Provençaalse charme
tegenkomen.’
Juist omdat zij het aandurven de
platgetreden te verlaten, weet de streek in alle jaargetijden (het boek volgt
de gang der seizoenen) te boeien: ‘Als moderne nomades op zwerftocht, zonder
vaststaand programma en in alle vrijheid kunnen we onze neus – of liever ons
fietsstuur – achterna. De enige ijkpunten in de agenda zijn de fietsdoelen van
Marc. Precies het ontbreken van een vast reisprogramma zorgt voor dat
vakantiegevoel.’
De Mont Ventoux, ‘de Berg’ zoals
hij in het nieuwe boek steevast wordt genoemd, blijft dit keer op de
achtergrond. Een ‘aanwezige afwezigheid’ zou je het kunnen noemen, met dien
verstande dat ‘afstand de blik verfrist’. Vooraan in het boek staat een
rijkelijk gedetailleerde overzichtskaart van de streek die zij dit keer
doorkruist, met erop vermeld de naam van al die vergeten dorpjes, waar de
locals vaak met ogen van ongeloof en af en toe argwaan de toevloed van
rustzoekers-op-vakantie gadeslaan.
Castelein heeft er samen met haar partner een gewoonte van
gemaakt juist die plekken te vermijden waar te veel toeristen halt houden om
bv. te lunchen. Wat zij beiden zoeken zijn die eetadresjes die ook echte
aanraders kunnen zijn, ‘welke zijn puur voor de toeristen en in welke ontmoeten
ook de locals, de vaste bezoekers, de trouwe vakantiegangers en de
tweedeverblijvers elkaar?’
Laat meteen duidelijk
zijn: wie zelf een verblijft plant in de streek, zal aan het boek een stevige
leidraad hebben om juist die ‘bar-café’ te vinden waar eten of drinken ook een
sociaal gebeuren wordt. Ingrid Castelein noteert bijna boekhoudkundig precies
en exact de ‘menu du jour’ die wordt klaargemaakt en zonder al te veel
plichtplegingen wordt opgediend. Tot op zekere hoogte blijft het relaas van de
tochten in die zin een soort variatie-in-de-herhaling, met menu’s die worden
opgesomd, met vermelding van het aantal afgelegde kilometers en het overwonnen
hoogteverschil.
Tussen de lijnen door laat Castelein her en der ook een kritische visie
doorklinken. Het dorpje Lacoste bv. dat door de aanpak van modekoning Pierre
Cardin een ‘village vitrine’ is geworden dat alle authenticiteit, tot spijt
uiteraard van de locals, dreigt te verliezen. Of de manier waarop de Fransen
zich plooien naar de economische wetmatigheden van het om zich heen grijpende toerisme,
‘de verkoper schakelt meteen over op Engels als hij ons accent hoort. Het is
iets van de laatste jaren, dat Fransen tegenover toeristen afstand doen van hun
taal. Het chauvinisme ruimt plaats.’
Op
andere momenten werken haar notities aanstekelijk. In het dorpje Banon bv.
bezoekt ze Librairie Le Bleuet, ‘het is een van de grootste
boekhandels die ik sinds lang zag en heeft een aanbod om van te duizelen,
allemaal kwaliteit.’ Als dat al geen reden zou kunnen zijn om ook richting Mont
Ventoux en de Luberon te trekken.
Ingrid Castelein: Met de fiets door de Provence, Antwerpen,
Manteau, 2018, 319 p. ISBN 9789022334522. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan