De hersenwetenschap dringt steeds dieper door in het menselijke
brein; in zoverre zelfs dat, zoals Luc Vancampenhout noteert in de
verantwoording bij zijn roman De
fantoomgod, ‘de eenentwintigste eeuw ongetwijfeld de eeuw van de
hersenwetenschap wordt.’ In hoeverre deze niet meer te stoppen evolutie ook
invloed zal hebben op het godsbesef, blijft tot hiertoe een open vraag.
Vancampenhout vond in de uitspaken van neurochirurg Dirk De
Ridder als zou het godsbesef gesitueerd kunnen worden in de menselijke hersenen
inspiratie voor De fantoomgod. Dat
aan de roman verder ook een citaat van Etienne Vermeersch vooraf gaat (‘Er is
maar één weg naar de waarheid: de wetenschappelijke methode’) plaatst het
geheel ervan onmiddellijk in een duidelijk omlijnd perspectief. Hoofdfiguur in
de roman is neurochirurg Lars de Ruyter. Hij is verbonden aan het Centrum voor
Experimenteel Neurologisch Onderzoek, dat wist te scoren met een experimentele
behandeling van zware alcoholverslaving. Dat het CENO een prijs heeft gekregen
voor dit baanbrekend onderzoek geeft hem de gelegenheid meteen ook zijn visie
uit te spreken over de toekomst:
‘Wat is de mens?
Neurologen zoeken het antwoord in de hersenen. […] We zijn aanbeland op een
cruciaal keerpunt: gedachten zijn niet de taal van ons bewustzijn, gevoelens
zijn niet de taal van ons hart, gedachten en gevoelens zijn de taal van onze
honderd miljard hersencellen.’
En verder ziet hij ook een taak weggelegd voor de
wetenschapper van de 21ste eeuw:
‘Hij is ervan
overtuigd dat de wetenschap ooit de wereld zal bevrijden van irrationaliteit en
obscurantisme, van pastoors en profeten, van goeroes en genezers.’
Dat hij zich daarmee in het oog van de storm begeeft, wordt
snel duidelijk. Hij wordt letterlijk en figuurlijk belaagd door een
godsdienstfanaat die zich aan het hoofd heeft gesteld van een niets of niemand
sekte die zonder onderscheid des persoons het geloof in een reddende God wil
verspreiden en levend houden. Zonder dat een en ander voor Lars aanvankelijk
ineen juist perspectief kan worden geplaatst - binnen deze verhaallaag legt
Vancampenhout een aantal feiten bloot die wegen op zijn persoonlijke
familiegeschiedenis – blijft De Ruyter strijden voor zijn opvattingen. Het is
de verdienste van Vancampenhout dat hij, naast de gedrevenheid van de
wetenschapper, ook ruim aandacht besteedt aan de gemoedsbewegingen die zijn
hoofdfiguur tekenen als mens: er is de relatie tot zijn vader, er is de
moeizaam verlopende manier waarop hij zijn vrouw Ann benadert. Die is zelf, om
redenen die pas in de loop van het verhaal duidelijk worden, in een zware
depressie verzeild geraakt.
Met zijn aanpak van
een niet voor de hand liggende thematiek weet Luc Vancampenhout de lezer echt
te overtuigen. Hoe het beroemde Michelangelo-fresco waarop God en Adam staan
afgebeeld een bijna motiefbepalende rol komt spelen, hoe de theorieën van C. G.
Jung in het verhaal worden ingepast, hoe de bijna-doodervaring waar al zoveel
om te doen is geweest, hier ingrijpend mee het verloop van het relaas over
Lars’ zoektocht bepaalt: het maakt van De
fantoomgod een roman die tot aan het slot weet te boeien.
Luc Vancampenhout: De Fantoomgod,
Lannoo, Tielt 2017, 269 p. ISBN 978940144224.
deze pagina printen of opslaan