Beschouwingen

BOEKEN NR. 4, APRIL 2017

Allesbepalende landschappen: * De sociaal-historische literatuur van Annie Proulx

door Kris van Zeghbroeck

De Amerikaanse schrijfster Annie Proulx is op korte tijd een volwaardig ‘literair fenomeen’ geworden in het Nederlands taalgebied. Sinds het verschijnen van het met prijzen overladen Scheepsberichten in 1995 werd al haar werk prompt vertaald bij De Geus. Proulx blijft verbazen met een uiterst origineel oeuvre waarin het achterliggende landschap boven de raak getypeerde personages uittorent. Proulx maakt geen psychologische dieptestudies, maar ze legt de sociaal-historische processen bloot die het leven van haar karakters bepalen.

E. Annie Proulx (E. staat voor de door haar verafschuwde voornaam Edna) werd geboren op 22 augustus 1935 in Norwich, Connecticut, en groeide op in New England en North Carolina, in een gezin van vijf meisjes. Tijdens haar jonge jaren hield ze er een roekeloze levenswijze op na en trok met allerlei ruige kerels op. Drie huwelijken liepen spaak (twee daarvan bleken ‘kort en verschrikkelijk’) en ze moest zo’n 19 jaar lang als freelance schrijver -- gespecialiseerd in het Noord-Amerikaanse buitenleven -- werken voor deur-aan-deurblaadjes en ‘Hoe maak ik ...?’-boekjes om in het onderhoud van zichzelf en haar drie zonen te voorzien. Ze vulde haar inkomen aan met jacht, visvangst en een moestuin.

Toen ze halverwege de dertig was, begon ze aan een studie geschiedenis aan de University of Vermont en de Sir George Williams University (Montreal), waar ze in 1973 haar master’s degree behaalde. Bij gebrek aan jobs in het onderwijs maakte ze haar doctoraalscriptie niet af en verzandde om den brode in freelance journalistiek, wat ze achteraf als een goede schrijverstraining beschouwde. Haar persoonlijke leerschool is dan ook een combinatie van academische studie, journalistiek en het leven.

Dat resulteert niet in autobiografische verhalen: ‘Ik kan me niets saaiers voorstellen dan over mijn eigen leven te schrijven. Ik ken de plot, want ik heb dat alles al beleefd. Gelukkig heb ik een wilde fantasie. Ik heb mijn eigen leven niet nodig voor inspiratie.’ Ze vindt dan ook dat haar privéleven niemand iets aangaat. Steden vindt ze beklemmend, maar in de vrije natuur is ze echt in haar sas. Bijna 20 jaar woonde ze in een zelfgebouwd houten huisje in de bossen van Vermont, die ze na haar literaire succes en de overdonderende mediabelangstelling midden jaren negentig inruilde voor het desolate Wyoming. 

Proulx publiceerde haar eerste kortverhaal toen ze begin twintig was. Pas op latere leeftijd begon ze opnieuw verhalen te schrijven, à rato van twee per jaar, wat in 1988 resulteerde in haar debuutbundel Heart songs and other stories (1988 — Klaaglied). Vanaf 1989 begon ze fulltime fictie te schrijven. Maar haar ware metier vond ze toen — naar eigen zeggen — in de romanvorm. Postcards (1992 — Ansichten), bekroond met de PEN/Faulkner Award 1993 — Proulx was daarmee de eerste vrouwelijke laureaat voor deze prestigieuze prijs —, was meteen een schot in de roos. En de respons op haar tweede roman, The Shipping News (1993 — Scheepsberichten), tartte zelfs alle verbeelding. Achtereenvolgens ontving ze de Heartland Prize 1993 van de Chicago Tribune, de Irish Times International Prize 1993, de National Book Award 1993 én, als klap op de vuurpijl, de Pulitzer Prize 1994.

Maar de toen al bijna 59-jarige self-made vrouw bleef nuchter onder die ‘gênante’, massale persbelangstelling. ‘Een fenomeen zijn’ gaat haar blijkbaar niet gemakkelijk af: met meer literaire prijzen dan boeken op haar actief, zou ze nog het liefst in alle rust verder werken aan haar nieuwe roman, Accordion Crimes (1996 — Accordeonmisdaden). Sindsdien lijkt ze zich met overgave steeds meer op de kortere afstand te profileren. Haar novelle-achtige verhaal Brokeback Mountain (1998 — Twee cowboys), naar eigen zeggen het mooiste verhaal dat ze ooit geschreven heeft, werd integraal, met een extra inleidende bladzijde, opgenomen in de verhalenbundel Close Range : Wyoming Stories (1999 — De gouverneurs van Wyoming), het voorlopige sluitstuk van een opmerkelijk oeuvre, dat in slechts tien jaar tot wasdom kwam. Maar het zag er al naar uit dat Proulx nog heel wat meer zal publiceren: ‘I came to writing late, and I’m racing against the clock to get everything down. My head is jammed with stories; they are pushing to get out.’

Dat Proulx in de Lage Landen een gevestigde waarde geworden was, mag blijken uit het feit dat ze de Nederlandse Van der Leeuw-lezing 1999 mocht verzorgen. Het mag geen toeval heten dat die lezing de titel Dangerous Ground: Landscape in American Fiction meekreeg, want als er één ding kenmerkend is voor Proulx’ oeuvre, dan is het wel het ‘landschap’. Zelf is ze ervan overtuigd dat als je het landschap overtuigend tekent, de passende personages als vanzelf op de voorgrond treden. Proulx’ landschappen kan je het best omschrijven als sociaal-historische panorama’s waarbij ze inzoomt op scharniermomenten: ‘sociale verandering, de oude manier van leven en denken die verdwijnt en het effect daarvan op taal, kleding, voedsel, opvattingen.’ Ze hecht zo’n grote waarde aan de achtergrond voor het ontstaan van een verhaal, dat haar boeken steeds met een indrukwekkende research gepaard gaan. Proulx’ vorming als geschiedkundige speelt hier dan ook een niet te onderschatten rol.

Voor Scheepsberichten reisde ze tot acht maal toe naar het barre Newfoundland, leerde het lokale dialect, maakte kennis met de plaatselijke gebruiken en verslond ettelijke sociaal-economische en historische studies over het gebied. Het mag dan ook niet verwonderen dat een belangrijk deel van die feitenkennis zijn weg vond naar het boek. Centraal staat de tamme derderangsjournalist Quoyle, die na de dood van zijn overspelige vrouw het moderne Amerika de rug toekeert om met zijn kinderen naar het Newfoundland van zijn voorouders terug te keren, waar hij geleidelijk openbloeit, persoonlijke daden stelt en een identiteit verwerft binnen de kleine havengemeenschap als verslaggever van scheepsberichten.

Inleidende citaten uit Het knopenboek van Ashley becommentariëren de respectieve hoofdstukken met originele metaforen. Door haar levensechte en ijzersterke evocatie van de barre levensomstandigheden in een afgelegen havenplaatsje op de grens van sociale verandering — het dreigende verval van een gemeenschap door het langzame uitbloeden van de traditionele visserij —, verhief Proulx Newfoundland tot het echte onderwerp van haar roman. Het feit dat de visvangst in de binnenwateren van Newfoundland volledig instortte nadat haar boek verschenen was, pleit bovendien voor haar profetische inzicht.

Het belangrijkste onderwerp van Ansichten is dan weer de sociale verandering bij de kleinschalige boeren in het Amerikaanse Vermont (New England). Proulx gebruikt de belevenissen van een boerengezin om de verloedering van het Amerikaanse platteland na de Tweede Wereldoorlog te verbeelden. Centraal staat Loyal Blood, een boerenzoon die in een vlaag van verstandsverbijstering zijn vriendin vermoordt en aan een meer dan 40 jaar lange zwerftocht doorheen de VS begint. In vrijwillige ballingschap blijft hij dromen van een eigen boerderij, maar overleeft door achtereenvolgens als mijnwerker, fossielen- en uraniumzoeker, pelsjager en boerenknecht te werken; een reis doorheen de grauw gekleurde Amerikaanse geschiedenis.

Zijn enige contact met het thuisfront zijn de postkaarten die hij opstuurt, en die gecombineerd met ansichten van andere correspondenten het boek structureel binden en becommentariëren. De familieboerderij wordt door een neerwaartse spiraal gevat. Stukken van de boerderij moeten verkocht worden om te overleven en de familie valt daardoor nog verder uit elkaar. Meteen symptomatisch voor de kleinschalige landbouw die zich in een wereld van technologie, schaalvergroting en winstbejag niet langer kan handhaven, wat de desintegratie van families en gemeenschappen met zich meebracht.

Met Accordeonmisdaden focust Proulx op een eeuw Amerikaanse migrantengeschiedenis. In een bij het picareske aanleunende verhaallijn, volgt ze een accordeon en haar verschillende eigenaars in een tijdspanne van zo’n 100 jaar. De accordeon, die hier symbool staat voor de band met de oude wereld van herkomst, fungeert als een bindend element voor de negen etnische groepen die in evenveel hoofdstukken opgevoerd worden: Sicilianen, Mexicanen, Frans-Candezen, Duitsers, Polen, Ieren... elk met hun eigen trots en verwachtingen om hun leven vorm te geven in de nieuwe wereld, verwachtingen die echter vnl. in teleurstellingen gesmoord worden.

De accordeon reist kriskras doorheen de VS van Louisiana naar Minnesota, door Iowa, Texas, Maine, Illinois, Montana en Mississippi, klinkt op den duur zelf steeds meer als vermoeide en afgeleefde migrant, om uiteindelijk als afval onder de wielen van een 18-tonner terecht te komen. Proulx toont steeds opnieuw hoe de etnische trots van elke nieuwe groep migranten ondermijnd wordt door racisme en haat. Assimilatie is de enige uitweg, grijze homogenisering ten koste van de kleurrijke culturele verscheidenheid. De door de migranten gekoesterde ‘Amerikaanse droom’ wordt in dat proces finaal vernietigd. Proulx’ volgende roman That Old Ace in the Hole (2002, vert. De laatste troef) heeft als onderwerp de invloed van water en droogte op leefgemeenschappen in Texas en Oklohoma.

Hoewel kortverhalen minder ruimte bieden om mechanismen van sociale verandering in kaart te brengen, spelen ook hier de sociale panorama’s van Proulx een belangrijke rol. Klaaglied speelt zich af in de staat New England in het barre noorden van de VS. Eenvoudige en hardwerkende buitenmensen in een hen overstijgend landschap, worstelend met de barre levensomstandigheden, is zo een beetje haar handelsmerk geworden. Ze verbeeldt graag het harde authentieke maar bedreigde buitenleven met zijn ‘down to earth’-karakters en eenzaamheid, waar je soms geluk vindt onder vorm van afwezigheid van pijn of miserie. Proulx vertolkt in de haar eigen rauwe en bondige stijl de restanten van het echte plattelandsleven waar je als buitenstaander niet zomaar greep op krijgt.

Die lijn wordt doorgetrokken in de verhalenbundel De gouverneurs van Wyoming, waarin ze Wyoming, de laatste frontierstaat van het Westen als personage opvoert. Het motto, ‘De werkelijkheid is hier nooit van veel nut geweest’, geeft al een beetje het werkelijkheidsoverstijgende karakter van deze ‘tall cowboy tales’ aan. Het beangstigende is dat de essentie van deze met bizarre karakters bevolkte verhalen dan weer verschrikkelijk dicht bij de waarheid aanleunt.

‘Wat lezers misschien opvatten als vreemd of extreem maakt gewoon deel uit van het leven op het platteland. De risico’s zijn er reëler, er is meer kans op ongelukken, plotseling gevaar, funeste weersomstandigheden. Je jaagt sneller mensen tegen je in het harnas. There is frequently an in-your-face situation.’

Dat gegeven wordt doorgetrokken in de verhalenbundels Bad dirt (2004 — Hels stof) en Fine just the way it is (2008 — Goed zoals het is). Wat in deze laatste bundel meteen opvalt, is de grotere aanwezigheid van vrouwelijke hoofdpersonages in de essentieel mannelijke wereld. Het is echter geen vrouwvriendelijke wereld, zoals het verhaal 'Tits-up in a ditch' (met het beeld van een aangereden koe in de gracht) duidelijk maakt.

Op een ironische manier weet Proulx de mythologische uitwassen van het wilde Westen tot ware proporties te herleiden en de barre levensomstandigheden die gewone mensen tot uitzonderlijke dingen aanzetten, te vatten. De manier waarop het ‘landschap’ (‘het klimaat, de geologie, insecten en andere dieren, landbouw, mijnen, tradities, alle onderliggende sociale en economische factoren’) allesbepalend is voor het leven van de mensen die er wonen’.

Met deze verhalenbundels heeft Proulx naar eigen zeggen het onderwerp Wyoming uitgeput. Ze wil niet voor een westernschrijver versleten worden. Tijd om nieuwe landschappen te exploreren. Wyoming blijft haar echter achtervolgen met de aankoop van land en de bouw van haar ultieme droomranch in deze dunbevolkte staat. In haar memoires Bird Cloud (2011 — Mijn leven op Bird Cloud Ranch) beschrijft ze de ontdekking van de ultieme plek, de uitwerking van de droom, de moeizame bouw en inrichting van de ranch en de moordende winters die haar na enkele jaren het project doen opgegeven en op de vastgoedmarkt gooien.

De lang verwachte nieuwe horizonten en landschappen verschenen uiteindelijk eind 2016 onder vorm van haar magnum opus Barkskins (Schorshuiden). Leven en dood liggen aan het hart van het bestaan en zitten per definitie vervlochten in alle literatuur. Maar de intussen tachtiger Proulx werkt in een race tegen de klok om de verhalen in haar hoofd op papier te zetten. Tien jaar uitgebreid onderzoek en schrijven zitten samengebald in deze lijvige turf van bijna 800 bladzijden. Daarin volgt ze over verschillende generaties van 1693 tot 2013 het wel en wee van twee verschillende Franse pioniers en hun nageslacht.

René Sel en Charles Duquet trachten een nieuw leven te beginnen in Nieuw Frankrijk (Canada). Ze worden tewerkgesteld als een soort lijfeigene in de bosbouw met het vooruitzicht om op termijn een stuk land te verwerven. René is een harde werker die met een Mi’kmaq indiaanse trouwt en zo een dynastie van halfbloeden sticht die dicht bij de natuur leeft en vanuit de onderkant van de maatschappij de sociaal-economische veranderingen ondergaat.

Straatschooier Charles neemt al snel de benen om zijn fortuin te maken als pels- en houthandelaar. Hij vergaart fortuin door handel met China en sticht een houtdynastie door een huwelijk met een bemiddelde Nederlandse familie en de adoptie van een paar potentiële opvolgers. Duquet wordt Duke naarmate het handelsimperium zich uitbreidt.

Het hoeft geen betoog dat voor de Dukes de ontginning van de natuur primeert, ook als dat ten koste gaat van de indianen die het begrip eigendom niet kennen. Waar de indiaanse religie de door generaties gedeelde natuur omarmt om in de basisbehoeften te voorzien, moedigt de westerse religie de pioniers aan om het land van god te bezitten en te ontginnen. Westers ziekten, moord en verdrijving maken van de indianen collateral damage.

Langs de alternerende verhaallijnen van de twee families traceert Proulx de geschiedenis van Noord-Amerika en de onomkeerbare ontginning en destructie van het land en zijn oorspronkelijke bewoners. Deze geforceerde mars doorheen de geschiedenis met talloze personages getuigt van een uitgesproken zin voor antropologische geschiedenis maar laat weinig ruimte voor psychologische uitdieping van de personages.

Het
landschap (met de nadruk op Atlantisch Canada & New England) en de antropologische geschiedenis primeren als hoofdpersonages van een opvallend gecondenseerd werk, dat met meer ruimte voor de psychologie van de menselijke personages gemakkelijk drie maal zoveel bladzijden had kunnen beslaan. Maar in Proulx’ handen kon Schorshuiden niets anders worden dan een gebalde vuist, een stevig onderbouwde aanklacht aan de onomkeerbare teloorgang van de Noord-Amerikaanse natuurlijke rijkdom in ruil voor geldgewin. Een thema dat nog steeds brandend actueel is.

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri