Vertaald proza

Paula Fox: A servant's tale

door Kris van Zeghbroeck

De bijna tachtigjarige Paula Fox is internationaal bekend voor haar bekroonde jeugdboeken, maar de herontdekking van haar oeuvre voor volwassenen liet lang op zich wachten. Pas met de voorpublicatie van haar memoires in 1999, verschenen haar zes romans gaandeweg opnieuw in druk. Ze werden ingeleid door schrijvers als Jonathan Franzen, Andrea Barrett en Jonathan Lethem: stuk voor stuk wild enthousiast over haar unieke talent. Het is dan ook uitzonderlijk dat een canonauteur van de 20e-eeuwse Amerikaanse literatuur pas in de 21e eeuw gelanceerd wordt.
De jeugd van Paula Fox neemt tot op zekere hoogte dickensiaanse vormen aan. Ze werd geboren op 22 april 1923 in New York. Haar ouders, de rondreizende theater- en scenarioschrijver Paul Hervey en zijn vrouw van Spaans-Cubaanse afkomst, Elsie de Sola Fox lieten Paula binnen de paar dagen achter in een weeshuis en verdwenen met de noorderzon. Uiteindelijk kwam ze na wat omzwervingen als baby terecht bij de predikant Elwood Amos Corning en zijn invalide moeder. Uncle Elwood werd haar houvast tijdens haar prille jeugd. Hij nam haar overal mee, zorgde dat ze altijd goed gekleed was, las elke avond aan haar voor, leerde haar lezen en liet haar kennis maken met auteurs als Rudyard Kipling, Mark Twain, Washington Irving en Walt Whitman. Wanneer ze op haar vijfde een preek over een waterval mocht schrijven voor de predikant, begreep ze plots iets dat haar latere schrijverschap inspireerde: "dat met alles rekening moest gehouden worden, dat een woord uitgesproken als bedoeld, op zich een energie bevatte die verbeelding, gedachten en emoties kon oproepen." En dan wordt een harmonieus opgebouwd familieleven plots verstoord als Paula's ouders terug opduiken en haar meenemen naar Californië. Niet dat ze hen meer dan een paar dagen ziet; ze wordt ergens ondergebracht. In 1931 verhuist Paula voor enkele jaren naar een plantage in Cuba waar haar grootmoeder als gezelschapsdame werkt. Als ze na de Cubaanse revolutie naar New York terugkeert, heeft het elfjarige meisje al negen verschillende scholen bezocht en haar ouders nauwelijks gezien. Lezen was iets dat haar overeind hield en behalve in Cuba vond ze overal wel een bibliotheek. De relatie met haar ouders kreeg definitieve vormen: haar aan alcohol verslaafde vader dook nu en dan plots op als een joviale vriend om haar dan snel weer in de steek te laten, terwijl haar moeder -- als ze haar al zag -- haar uitgesproken vijandig benaderde en als een rivale beschouwde. De grootmoeder en de broers van haar moeder waren lang haar huisgenoten, maar het knusse familieleven zoals bij Uncle Elwood zal ze daar nooit ervaren. Sindsdien is ze opgegroeid met kleren van anderen, overleefde ze met slecht betaalde jobs, had een rampzalig huwelijk en bracht op haar 21e een dochter ter wereld die ze liet adopteren. Jaren later vinden moeder en dochter elkaar terug; veelbetekenend het eerste vrouwelijke familielid met wie ze vrijuit kan praten.
Hier eindigt Paula Fox (voorlopig) haar memoires in Borrowed finery (2001), waarvan heel wat sporen terug te vinden zijn in haar romans. Zo bv. de zoektocht voor liefde, ervaring en identiteit met het steeds aanwezige smachten naar ouderlijke aanvaarding op de achtergrond. Pas na haar huwelijk met de professor Engels Martin Greenberg in 1962 kon ze een job als lerares opgeven en haar schrijversdroom waarmaken. Schrijven betekent voor Fox " verbinding zoeken met de realiteit van onze eigen levens. Het is pijnlijk, maar als we menselijk moeten worden, kunnen we er niet omheen." Vandaar dat ze bij het schrijven geen onderscheid maakt tussen een jeugdboek of een roman voor volwassenen: "Een verhaal start niet voor iemand, noch voor een idee of het aanvoelen van een idee, maar start eerder voor zichzelf". Centraal bij het schrijven "is het gevoel dat het ontkennen van de waarheid ons zelfs verder in onszelf opsluit. Vanzelfsprekend is er geen ultieme 'waarheid'. De grote dingen, de inzichten die je verwerft, komen tot je langs een innerlijke weg."
Het inzicht van de auteur staat wel in schril contrast met de blindheid van haar personages voor wat er rondom hen gebeurt. Neem nu de leerkracht George Mecklin, het hoofdpersonage in Paula Fox' debuut Poor George uit 1967. Zoals de cover illustreert, omvat Georges identiteit niet meer dan het gezichtloze pak dat hij draagt. Niemand luistert naar George die overal problemen ziet, maar niet in de gaten heeft dat het grondig misloopt met zijn huwelijk. Met het straatboefje Ernest, een schoolverlater, haalt hij zich een liefdadigheidsproject in huis. Maar de hand die geeft wordt gebeten; Ernest vergrijpt zich aan Georges vrouw en het huwelijk loop finaal op de klippen. Ernest is in zekere zin een voorafspiegeling van de zwerfkat die Sophie Bentwood krabt als ze hem te eten geeft in Desperate characters (1970 - vert. Wanhopige personages), Fox's bekendste roman. De wonde ontsteekt, maar Sophie weigert ermee naar de dienst spoedgevallen van het ziekenhuis te gaan. Intussen groeit de bezorgdheid voor hondsdolheid. Het hele weekend maakt Sophie zich zorgen, screent haar vastgelopen huwelijk en blikt terug op een doodgebloede buitenechtelijke relatie. De kattenbeet functioneert als katalysator: het gevaar van buitenaf (de verloederde stad) dat de verstikking van binnenuit (burgerlijk conservatisme) blootlegt. De triggers die de problematiek ten spits drijven in Poor George en Desperate characters, respectievelijk Ernest en de kat, worden vanuit een primaire behoefte onder de vleugels genomen. Kinderen krijgen of de adoptie ervan wordt in beide romans door een van de personages naar voren geschoven om de huwelijksproblemen te bestrijden. Dat dat nooit een oplossing kan brengen, wordt meteen duidelijk in Fox vierde roman The widow's children (1976) die focust op een familieavond, een Griekse tragedie waardig. Geen knus familieleven bij Fox, want al in de openingsscène worden de messen gescherpt om vetes uit te vechten en wraak te nemen. Dat ontlokt bij een van de personages de opmerking dat familie "een puzzel van leed [is] die perfect in elkaar past". In deze roman zijn heel wat biografische elementen opgenomen, familie-intriges ten top gedreven.
De bovenstaande romans zijn sterk in tijd en ruimte afgelijnd, diepen de evolutie van één enkele crisissituatie ten volle uit. Daarmee contrasteren ze met Fox' overig romans, The western coast (1972), A servant's tale (1984) en The god of nightmares (1990), die een breed veld bestrijken van het fictieve Caribische eiland San Pedro in de woelige jaren '30 tot Hollywood tijdens de grote depressie tot het bohémienmilieu in New Orleans aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Centraal staat de emotionele en politieke ontwikkeling van een jonge vrouw die gaandeweg zicht krijgt op het onrecht dat seksuele en raciale minderheden wordt aangedaan.
Fox' romans bieden nooit oplossingen aan voor de patstellingen van de personages. Eerder dan verklaringen te geven worden de raadsels uitvergroot; enkel ervaringen worden aangeboden, sterk biografische projecties op fictieve personages. Dat maakt dat Fox' romans en memoires samen een hecht biografisch geïnspireerd oeuvre vormen. Daarbij valt zowel de afkeer van de ander als van zichzelf op. De drang om lichamelijk en psychologisch in anderen op te gaan, vergt dan ook veel van de personages ("the cost of being lonely, needful, generous -- human").
De kwelling van de protagonisten staat in schril contrast met het prachtige proza dat Fox bladzijde na bladzijde schrijft doorheen haar hele oeuvre: "Haar zinnen zijn wonderen van het vermogen tot verdichting en het benoemen van specifieke kenmerken, en in wezen is elke zin een miniroman" (Jonathan Franzen). Daarbij valt op dat elke zin doordacht geschreven is, gewikt en gewogen, alle alternatieven in overweging genomen, niets is vrijblijvend. Conversatie bij Paula Fox is ook nooit een saaie aangelegenheid: geladen met verwijt en inzicht worden personages tegen de muur gepind als de messen van een messenwerper. De "dichte gelaagdheid van de aangesneden thema's" maken bovendien dat de boeken zich keer op keer laten herlezen, steeds opnieuw ontdek je een nuance, een inzicht dat je eerder niet was opgevallen. Met Paula Fox haal je dan ook een hoogtepunt van het naoorlogse realisme in huis.

Paula Fox, A servant's tale, Norton New York, 2001, 321 p., € 12. ISBN 0393322858

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2001

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri