Poëzie

BOEKEN NR. 2, FEBRUARI 2016

Charles Ducal: Bewoond door iets groters / Au-delà de la frontière / Von etwas Größerem bewohnt

door Yvan De Maesschalk

‘Van alle woorden zijn de onze de zwakste, al liggen ze ontegensprekelijk in de mond.’   Charles Ducal is een bedachtzaam dichter met een eerbiedwaardige staat van dienst. Niet dat zijn werk is afgerond of dat hij is uitgezongen, maar wel dat hij een select aantal bundels heeft geschreven die stuk voor stuk indringende poëzie offreren. Hij is zonder meer een oeuvredichter, die in 2012 zijn tot dan toe gepubliceerde gedichten bundelde onder de veelzeggende titel Alsof ik er haast ben. Verzamelde gedichten 1987-2012. In zijn gedichten en beschouwingen laat Ducal zich kennen als een bewogen en bevlogen medemens, altijd weer links van het onzichtbare midden. Hij schuwt harde waarheden niet en durft het aan te appelleren aan het mededogen van de lezer, die hij altijd weer zijn medestander acht, ‘son semblable, son lecteur’. Intussen heeft Ducal niet nagelaten ijverig voort te timmeren aan zijn werk, getuige de lijvige bundel De buitendeur (2014), die in het licht van de huidige migratiestroom, zindert van een bijna visionaire kijk op een omineuze werkelijkheid. Ik kan niet nalaten de eerste strofe van het titelgedicht hier even te citeren, in de hoop er een of andere poëzie lezende beleidsmaker alsnog door aan te steken: 
 
‘Voorlopig hebben wij niets te vrezen,
de deur is gelukkig goed dicht.
Daarachter horen wij soms beweging, <br /> maar wij weten niet wat het is’. 
 
 Op 29 januari 2014 werd Charles Ducal voor de duur van twee jaar aangesteld als eerste Dichter des Vaderlands, in het spoor van de Franstalige Vlaming Emile Verhaeren, of zo je wil, in navolging van de Romeinse en Britse poeta laureatus/poet laureate. Dat het om een precaire en voor sommigen omstreden positie gaat, beseft Ducal als geen ander. In de aanvaardingsspeech wijst hij daar trouwens zelf nadrukkelijk op. Met deze tekst opent het mooi vormgegeven boek waarin hij het poëtische residu van zijn vaderlandse periode aan het grote – en hopelijk groter geworden – publiek presenteert. 
 
Zowel uit de helder geformuleerde omlijstende teksten als uit een aantal hier opgenomen gedichten blijkt dat Ducal zich bewust gericht heeft tot de aankomende lezers en dichters. Gedichten als ‘Faalangst’, ‘Nooit fout’, ‘Voor de 51 laatsten’ en ‘Bij een vertrek’ zijn daar aandoenlijke voorbeelden van. Menige ontmoeting met leerlingen op diverse scholen in Vlaanderen en Wallonië, die van Ath en Visé op kop, heeft Ducal gesterkt in de overtuiging dat de (vermeende) teloorgang van de poëzie ‘in geen geval te wijten [is] aan een gebrek aan belangstelling bij de leerlingen’. In dezelfde lijn ligt zijn uitspraak dat poëzie er bij wint als zij ‘zich op een toegankelijke manier weet te verbinden met maatschappelijke thema’s’. Dat laatste heeft Ducal de voorbije twee jaar in ieder geval met verve nagestreefd. 
 
 Deze bundel bevat exemplarische gedichten, geschreven naar aanleiding van of ingegeven door publieke aangelegenheden, zoals het Feest van de arbeid, de strijd voor algemeen stemrecht, de herdenking van het begin van de Eerste Wereldoorlog of die van de bevrijding aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Ook internationaal erg gevoelige geopolitieke kwesties (als de onderdrukking van de Palestijnen in Gaza door de Israëlische staat) worden door Ducal aangegrepen om zijn woede of ergernis lyrisch te exploiteren en de as van de wereldgeschiedenis om te woelen. Wat dat betreft sluiten de hier gebundelde opdrachtgedichten naadloos aan bij de politieke of sociale thema’s die ook in zijn latere bundels manifest aanwezig zijn. In het opstel ‘Een gratis dürüm’, waarin hij terugblikt op zijn ambtsperiode, zegt hij onder meer dit: ‘De kern van vele gedichten is een immense woede over de wijze waarop hersens worden vergiftigd, mensen verdeeld en levens kapotgemaakt 
door de neoliberale waanzin die de wereld van vandaag regeert. Een gedachte om in te lijsten en elke dag hardop te herhalen. 
 
De gedichten zelf etaleren zoveel fraais dat het erg moeilijk is er lukraak een greep uit te doen. Het poëticale openingsgedicht is evenwel meteen raak: 
 
‘Van alle woorden zijn de onze de zwakste, al liggen zij ontegensprekelijk in de mond. Niemand verhoort ze, niemand verkracht ze. <br /> Zij kussen de sterren, zij hebben geen grond’.
 
Een dreun van jewelste zijn naar mijn gevoel de beginverzen van ‘De Ilias’: 
 
‘Een soldaat staat voor de boekenkast. Het geweer
nog warm. Zijn vingers glijden proevend,
tot plots een grotere oorlog wordt opgeroepen.
Hij staat weer voor de klas en leest de Ilias,
 
urenlang’. 
 
Niet alleen wordt een brug geslagen naar het epische oergedicht waaruit – bij wijze van spreken – alle westerse poëzie is voortgekomen, de leraar die Ducal in een vroeger leven ook was verschijnt even ten tonele. Bovendien suggereert het gedicht dat oorlog en vrede vervaarlijk dicht tegen elkaar aanleunen. Maar vooral dat sinds de mythische Trojaanse oorlog de mens nauwelijks iets heeft bijgeleerd. Dat blijkt ook uit andere hier opgenomen herdenkingsgedichten, bijvoorbeeld ‘Soldaat 1914’, waaraan de bundel de Nederlandstalige titel ontleent: 
 
‘De hamer van de taal heeft zijn schedel gekraakt
en alle kamers ingenomen. Het is nog zijn hoofd,
maar wordt nu bewoond door iets groters’. 
 
Het gedicht veegt de vloer aan met alles wat naar heldendom en patriottisme zweemt, trilt van niet ingehouden verontwaardiging en besluit als volgt: 
 
‘Hoofdletters vullen ze in,
geven de dood zijn onsterfelijke zin. 
 
Zijn dood, niettemin’. 
 
Ja, toegankelijk zijn deze verzen zeker, maar grimmig en meerduidig ook én onweerlegbaar waar. 
De toegankelijkheid die Ducal zorgvuldig koestert verhindert niet dat hij af en toe knipoogt naar klassieke of vertrouwde modellen, waarvan hij onvermoede dimensies blootlegt. ‘Ballade van de zee’ is daar een uitstekend voorbeeld van. Je zou het een intertekstuele aanklacht kunnen noemen, waarin het interculturele en intermenselijke elkaar versterken. Het gedicht, dat mij om meer dan één reden aan het werk van de Griekse balling Konstantinos Kavafis doet denken, voegt een prikkelende variant toe aan ‘Koningskinderen’, dat in de bundel Toegedekt met een liedje (2009) werd opgenomen. De nieuwe ballade klinkt zo: 
 
Niet de wind, maar een boze mond 
doofde de kaars. De koningszoon verdronk. 
Wie op hem wachtte werd gek van verdriet  <br /> en sprong in zee. Beiden werden een lied. 
Is het water te diep, koopt men een plaats 
op een boot. De afstand is niet zeer groot. 
De levens aan boord, zij wegen zo zwaar 
en de boot is licht. Ook brandt er geen kaars. 
Aan de overkant is nog een feest aan de gang. 
Men eet er de wereld, al eeuwenlang. 
Spoelen de lijken aan, vangt men ze op 
en wordt stil. Een minuut lang spreekt God. 
Daarna blazen monden het fort weer dicht, 
voor de poort ligt een oorlogsschip. 
De doden in zee, ook zij worden een lied.  <br /> Het zingt niet, het huilt.  <br /> En toch hoort men het niet.  <br /> 
Bewoond door iets groters is in meer dan een opzicht een grensoverschrijdende bundel. De belangrijkste reden is uiteraard dat de gedichten, althans de meeste, ook in Franse en Duitse vertaling worden aangeboden. Dat is uiteraard mede het gevolg van de oorspronkelijke opzet die door de initiatiefnemers Vonk & Zonen, Poëziecentrum Gent en vzw Kunst werd geformuleerd: gedichten aan te leveren die door alle landgenoten in hun eigen taal kunnen worden gelezen en geapprecieerd. Daar heeft het Vertalerscollectief van Passa Porta in aanzienlijke mate aan bijgedragen, want de vertalingen zijn op hun beurt geslaagde omzettingen die een hoge graad van creativiteit, en soms van eigenzinnigheid, uitstralen. Wie deze gedichten, die oorspronkelijk zijn verschenen in De Morgen, L’Avenir en Grenz-Echo, nog niet van dichtbij heeft gezien, krijgt met deze publicatie een meertalige Charles Ducal aangeboden waarin drie verscheiden culturen welluidend resoneren.  
 
Het boek wordt bovendien aangevuld met een cd waarin een behoorlijk aantal gedichten door Ducal zelf in het Nederlands, door Filip Jordens in het Frans en Sigrid Streidle in het Duits prachtig zijn ingesproken. Wie ze niet wil lezen, kan zich dus ook auditief laten verleiden. Wie ook dat niet wil, kan zich beperken tot de bijbehorende dvd, die een filmisch overzicht biedt van de heel bijzondere productie van onze eerste ‘Dichter des Vaderlands’. Daarin geven, behalve de dichter zelf, belangrijke betrokkenen als Bernard Dewulf en Carl De Strycker tekst en uitleg bij een project dat eind januari 2016 een tweede editie zal beleven. Dan zal de Waalse dichteres Laurence Vielle, die Ducal omschrijft als ‘dit vuurwerk van een vrouw’, ’cette source inépuisable d’originalité, de force créatrice et d’humour’ het van hem overnemen. Wordt dus ongetwijfeld vervolgd. 
 
Amsterdam/Gent : Atlas Contact/Poëziecentrum 2015, 126 p. + cd + dvd-video. ISBN 9789025446482 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri