Nederlands proza

Jeroen Brouwers: De schemer daalt

door Erik de Smedt

Scheppend werk sluit voor Jeroen Brouwers ook essays, literair-historische portretten, polemiek en autobiografische verhalen in. De zevende aflevering van zijn eenmanstijdschrift 'Feuilletons' bevat ze allemaal. Een in schijn roddelachtig stuk over hoe Menno ter Braak precies zelfmoord pleegde, relativeert de betrouwbaarheid van bronnen uit eerste en tweede hand. Een mooi schrijversportret is er van Belgofiel en Belgofoob Bob den Uyl. De schrijver verstaat de kunst in een krachtig geborstelde synthese zowel de vent als het werk te doorgronden. De rubriek 'Een korzelig grommen' bevat scherpzinnige en polemische correcties. Brouwers, van kindsbeen af vertrouwd met de katholieke liturgie, wijst Harry Mulisch terecht die in De ontdekking van de hemel op pinksterzondag een 'kardinaal in het paars' de mis laat doen. Onder dezelfde titel 'Het rijke Roomse leven' stelt hij orde op zaken aangaande de misvatting over Maria's maagdelijkheid en de betekenis van de onbevlekte ontvangenis. Marnix Gijsen en Gerard Walschap blijken in hun 'Forum'-tijd roomser dan de paus geweest te zijn. De uitreiking van de Gouden Penning van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschap en Kunst aan Angèle Manteau wordt door de auteur op verbijstering onthaald: een gelegenheid om de flaters en de onkunde van de 'grote' uitgeefster op te sommen. Andere interessante en smeuïg geformuleerde stukjes gaan over literaire latta (imitatiedwang door schrijvers na het lezen van literair werk dat indruk op hen heeft gemaakt) en het gebrekkige redigeerwerk van Greta Seghers' roman De opdrachtgeefster, die Brouwers polemisch karakteriseert als "zo'n kwebbelcatechismus voor roddelende poetsvrouwen uit de hoef van een domme oude geit". In het stukje over de verkeerde naamgeving in een Schillercitaat laat de auteur een steekje vallen. Er bestaat inderdaad een gewoonte in sommige Vlaamse kringen "te spreken van 'de Sjef', 'de Jan', 'den Armand', enz.", maar 'Jef' wordt hier altijd stemhebbend uitgesproken en dus als 'Zjef' geschreven. De prachtig gecomponeerde stukken over de vergeten schrijfster Maria Messens en de dichter-criticus Frans Buyle spitten met verve in de Vlaamse literatuurgeschiedenis en vormen een aanvulling op De laatste deur. Polemisch gegrom is er over Luuk Gruwez ('geeuwverwekkend vervelende boekjes') en Karel van het Reve, die met bewijsplaatsen gemakzucht, luiheid en slordigheid wordt aangewreven. Amusant anekdotisch zijn de stukken over de verdwenen manuscripten van R.J. Peskens (de legendarische uitgever Geert van Oorschot) en de figuren Herwig Leus en Freddy de Vree. Een autobiografische suite diept herinneringen op aan de vader en eindigt veelzeggend in de kiemen van Brouwers' schrijverschap. Het begrip 'Heimwee' krijgt een eigen invulling in de gedachte aan de kostschooltijd: "ik ben er te gespleten voor, te rusteloos, te cynisch, te thuisloos, er is niets of niemand om 'weemoedig' of 'nostalgisch' aan terug te denken, - ik zie, als ik omkijk, uitsluitend rotzooi, mislukkingen, stommiteiten, verraad, woede, teleurstelling, sterfte". De schemer daalt toont hoe Brouwers er met de alchemie van zijn pen telkens weer in slaagt uit onedele en kleinmenselijke stof goud te maken.

Jeroen Brouwers, De schemer daalt, Noli Me Tangere Zutendaal, 2005, 235 p., € 18,5. ISBN 9045012626

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2005

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri