Nederlands proza

Joost De Vries: Vechtmemoires

door Kyra Fastenau

Vechtmemoires bundelt een reeks essays over literatuur en populaire cultuur. In een tongue-in-cheek stijl die doet denken aan Britse schrijvers als Nick Hornby (Stuff I’ve Been Reading) en Geoff Dyer (Yoga voor mensen die te beroerd zijn om eraan te doen) snijdt Joost De Vries allerhande onderwerpen aan, van auteurs als Arnon Grunberg en Oek de Jong tot tv-series als Girls. De verteltrant is lichtvoetig en persoonlijk, alsof het lezingen betreft (‘Dan nu de vervolgvraag: waarom, Joost, is ironie érg?’), maar de stukken hebben wel een duidelijke kop en staart. Tussen de afzonderlijke essays duiken bovendien een aantal onderliggende thema’s op.
De rode draad van de bundel komt het duidelijkst naar voren in een essay getiteld ‘Waar we het over hebben als we het over ironie hebben’. De Vries ziet ironie als hét kenmerk van onze tijdgeest. Zijn analyse van hedendaagse fenomenen als hipsters en het Project X-feestje in Haren ontlokt de lezer regelmatig een luide schaterlach: ‘YOLO is nooit de conclusie van een zin als: “Ik ga na mijn eindexamen een jaar weeskinderen helpen in Afrika — YOLO weetjewel,” [...] Je hoort ‘m eerder achter in de Starbucks; "Kom, we bestellen nog een tall mocha frappuccino. YOLO."’ Het is de vraag hoe ironisch we sommige van zijn eigen essays moeten opvatten, bijvoorbeeld ‘Realpolitik’, waarin De Vries fantaseert hoe het is om een dictator te zijn: ‘"Mandela was natuurlijk geen soldaat," zei ik. "En alleen soldaten worden gefusilleerd...” — voor comic relief liet ik een korte pauze vallen – "dus ik zou hem hebben laten ophangen."’ In dit citaat komt, behalve ironie, ook het andere onderliggende thema van Vechtmemories naar voren: polemiek. De titelessays die de bundel openen en afsluiten, geven blijk van een jongensachtige voorliefde voor geweld, van stoeien met broer en klasgenoten tot het naspelen van de Slag bij Waterloo: het is oorlogje spelen en — opnieuw — een vorm van ironie. Met dit kaderverhaal suggereert De Vries dat we zijn branieschopperij niet al te serieus moeten nemen.
Een manier om zichzelf in te dekken? Want wat zich profileert als een serieuze literatuurkritiek van het jongste redactielid van De groene Amsterdammer, kenmerkt zich bij nadere lezing vooral door een gebrek aan nuance. De kritiek die De Vries levert op zijn idool Christopher Hitchens, is evengoed toepasbaar op zijn eigen bundel: ‘wanneer je al die essays achter elkaar las viel het ineens op dat hij wel heel vaak dezelfde George Orwell- en Thomas Jeffersoncitaten gebruikte, dat hij sowieso zichzelf vaak knipte-en-plakte; je zag het herhaaldelijk oplaaiend nepotisme [...] of luiheid.’ Een goed voorbeeld is het essay ‘Edward’, waarin hij de populaire tv-serie Downton Abbey afzet tegenover kostuumdrama’s die gebaseerd zijn op literaire romans (Brideshead Revisited, Parades End). De Vries omschrijft Downton Abbey als nostalgisch en anachronistisch, maar daarmee doet hij de serie tekort. Het verhaal loopt veel langer door dan de Edwardiaanse tijd — inmiddels zitten we in seizoen vijf en het interbellum — en de generatiekloof begint een steeds grotere rol te spelen. Terwijl Lord Grantham vasthoudt aan de oude normen en waarden, werken zijn dochters en nichtje als verpleegster of journaliste, hebben ze seks voor het huwelijk en affaires met de chauffeur of een donkere jazzmuzikant. Had De Vries de moeite genomen om Downton Abbey in zijn geheel te bekijken, in plaats van alleen het eerste seizoen, dan had hij gezien dat de volgens hem afwezige ‘democratisering [...], urbanisering [...], modernisering [...] en internationalisering’ wel degelijk aan bod komen.
En zo gaat het eigenlijk in de hele bundel. De Vries generaliseert om zijn punt te maken: alle hoofdpersonages van Tommy Wieringa zijn machomannen, alle hedendaagse romans kenmerken zich door een gebrek aan seks. Hij schop tegen de schenen en speelt vervolgens de vermoorde onschuld, zoals de kleine ikfiguur in ‘Vechtmemoires’ zijn klasgenoot uitdaagt door steeds zijn voeten onder diens tafeltje te schuiven. In feite is het onmogelijk om zijn standpunten te bekritiseren, want hij bedoelt het allemaal niet zo serieus. Als literaire kritiek moeten we Vechtmemoires dus vooral niet te ernstig nemen, maar als vormspel (een essay is letterlijk een ‘probeersel’) is het bijzonder geslaagd.


Joost De Vries, Vechtmemoires, Prometheus Amsterdam, 2014, 244 p., € 17,95. ISBN 9789044627404. Distributie: WPG Uitgevers

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2014

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri