Vertaald proza

Geoff Dyer: Yoga voor mensen die te beroerd zijn om eraan te doen

door Kyra Fastenau

In Yoga voor mensen die te beroerd zijn om eraan te doen beschrijft Geoff Dyer zijn reiservaringen in essayistische stukjes proza. De verhalen spelen zich af op uiteenlopende locaties, maar tijdens het lezen tekent zich langzaamaan een verband af. Dezelfde thema’s en motieven keren terug, en in alle verhalen overheerst een gevoel van rusteloosheid. De bundel, die zoals al Dyers boeken niet gemakkelijk in een hokje te plaatsen is, laat zich nog het beste omschrijven als een bespiegeling op, of liever: een worsteling met de tijd.
Enerzijds lijkt Dyer angstvallig aan tijd en ruimte te willen ontsnappen. Seks en drugs helpen hem hierbij, maar het intense genot dat deze ervaringen hem bezorgen, is meestal van korte duur. In het titelverhaal eindigt een passionele affaire op een strand in Zuidoost-Azië in een bitterzoet afscheid; de trips in Parijs (‘Skunk’) en Amsterdam (‘Hotel de Vergetelheid’) monden uit in paranoia. Anderzijds is Dyer juist gefascineerd door de oudheid, met name door architectuur die een stempel nalaat in de tijd. Hij woont een tijdje in Rome (‘Opkomst en ondergang’) en bezoekt een ruïne in Libië (‘Leptis Magna’). In beide gevallen legt hij een subliem verband tussen de eeuwenoude architectuur, de lamlendigheid van de bevolking en zijn eigen neerslachtigheid, dat resulteert in een algeheel gevoel van stagnatie. Die relatie tussen de architectuur en haar omgeving komt nog het mooist naar voren in ‘De wanhoop van art deco’, dat zich afspeelt in South Beach, Miami, waar zowel de gebouwen als de mensen alleen van buiten mooi zijn. Dyer contrasteert dit uiterlijk vertoon genadeloos met het ongeval van een oude vrouw, dat in de roddelpraatjes sensationeler gemaakt wordt dan het is: de dame blijkt helemaal geen zelfmoord gepleegd te hebben; haar knie begaf het als gevolg van artritis.
Die knikkende knieën keren terug in meerdere verhalen, net als het lauw geworden blikje cola dat Dyer weigert te kopen van een Cambodjaans straatvenstertje: jaren later ziet hij zo’n zelfde blikje liggen op een parking in Detroit. Zulke motieven creëren een samenhang tussen de verhalen, een soort reïncarnatie haast: dezelfde ervaringen, maar een andere tijd en plaats. Stilistisch wordt dit gevoel ondersteund door spiegelingen (‘rampzalig deprimerend [...] deprimerend rampzalig’) en herhalingen (‘Ze likte haar vingers af, likte het sap van haar vingers.’), die aanvankelijk een gevoel van irritatie opwekken, tot duidelijk wordt welk doel ze dienen. Bij mij viel het kwartje in het slotverhaal, ‘De Zone’, waarin Dyer twee reiservaringen aan elkaar koppelt: het Burning Man festival in de woestijn van Nevada en boeddhistische tempels in Thailand. Black Rock City, waar Burning Man jaarlijks plaatsvindt, is een plek die niet aan tijd en ruimte gebonden is, maar jaarlijks terugkeert, als een feniks die uit zijn as herrijst. De boeddhabeelden daarentegen rusten al eeuwenlang sereen op dezelfde plek. Lezen we dit verhaal – en bij uitbreiding het hele boek – door een boeddhistische lens, dan is Dyer zelf de ‘burning man’ die steeds maar herboren wordt, gevangen in een cyclus van gelijkaardige ervaringen (samsara), en die ernaar streeft een boeddha te worden, d.i. geestesrust te vinden (nirwana).
Juist die voortdurende rusteloosheid maakt van Dyer een ware reiziger. Hij is geen typische toerist; hij mijdt de highlights en bezit niet eens een fototoestel. Maar do as the locals is evenmin op hem van toepassing: zo weigert hij te helpen wanneer een Aziatische ferry vastloopt in de modder uit angst voor bacteriën, en vindt hij de Libische lakens zo smerig dat hij met al zijn kleren aan in bed kruipt. De reiziger Dyer laat zich nog het best omschrijven als blasé, en in de latere verhalen als ronduit apathisch. Dikwijls hangt hij maar een beetje rond, soms in het gezelschap van een meisje, en op sommige plekken verlaat hij zelfs nauwelijks zijn hotelkamer. Ontspannen kan hij niet, of enkel met drugs – en ook dan niet, want die bezorgen hem waanideeën. Doorheen zijn leven woont hij op diverse plekken, maar aarden doet hij nooit: het gevoel voortdurend onderweg te zijn, komt in Yoga voor mensen die te beroerd zijn om eraan te doen fenomenaal naar voren. Dit boek is geen reisdocument dat je doet dromen van verre oorden, maar maakt je deelgenoot van de spirituele ervaring van de reiziger.
Wat verder opvalt, is de eerlijkheid waarmee Dyer zijn ervaringen vertelt. Hij is niet bang om zichzelf van zijn kwetsbaarste kant te tonen: een gierige westerling die ervan geniet Cambodjaanse straatkinderen tegen elkaar uit te spelen, een veertiger die in een drugsroes zijn iets te hippe broek verkeerd om aantrekt, een eenzame ziel die tranen van zelfmedelijden huilt in een Amerikaanse diner. De verteller is allesbehalve sympathiek, maar hij fascineert wel.
Yoga voor mensen die te beroerd zijn om eraan te doen bevat verhalen die je een tijdje moet laten bezinken, waarna de essentie als vanzelf komt opborrelen. Mij doet het in ieder geval alvast uitkijken naar Dyers volgende reisverhaal, Jeff in Venetië, de dood in Varanasi, dat deze herfst zal verschijnen.

Geoff Dyer, Yoga voor mensen die te beroerd zijn om eraan te doen, Meulenhoff Amsterdam, 2014, 272 p., € 18,95. ISBN 9789029090209. Vert. van: Yoga for people who can't be bothered to do it door Paul Van der Lecq. Distributie: Meulenhoff Boekerij

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2014

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri