Nederlands proza

BOEKEN NR. 5, NOVEMBER 2015

Gaston Durnez: De bolhoed van mijn vader

door Jooris van Hulle

Zeer uitzonderlijk, zo noteert Gaston Durnez aan het begin van De bolhoed van mijn vader, waren de momenten dat zijn vader zijn weekdaagse of zondagse pet verving door een bolhoed. Een van die momenten was zijn bezoek aan Meter Mie, zijn schoonzus, die in de onmiddellijke omgeving van het paleis van Laken woonde. En je kon er maar best op voorbereid zijn mocht je toevallig de koning zien passeren. De anekdote kleurt meteen het hele boek: Durnez (geb. 1928) blikt terug op zijn kindertijd, die hij doorbracht in Asse en die allerminst door weelde en overvloed aan alles en nog wat werd ingekleurd. Durnez’ familie behoorde tot het ‘voetvolk’ , dat door Hubert van Herreweghen in het hier als motto fungerende gedicht ‘Standen’ wordt gememoreerd:
 
‘Ik keer me om en zie in ’t diepe
van mijn jeugd een leven ver
Drie standen waren er,
 
beteren die schoenen droegen,
blozerds die op klompen liepen,
voetvolk,
 
wandelend op zijn zolen.’
 
In zijn als intro fungerende voorafgaande bedenkingen noteert Durnez:

‘Ik voel mij weer even een knaap die kijkt naar zijn eigen kleine wereld, waar hij sporen ontdekt van de man die hij veel later is geworden. Ik tracht een tijdsbeeld op te roepen zoals ik dat heb ervaren en onthouden. Ik blijf mij er wel van bewust dat je geschreven herinneringen vaak beter ‘verhalen over je herinneringen’ kunt noemen.’
 
Voorop in De bolhoed van mijn vader staat Meter Mie, de oudste zus van de moeder van Gaston Durnez. Een sterke vrouw, die met vaste hand regeerde over haar gezin en ook een beetje over de hele familie. Een vrouw ook die, zo verneemt de schrijver later, bij het verzet was betrokken als lid van de Zéro-groep. In de stroom van herinneringen aan de jaren dertig en de periode van de bezetting, verschuift het accent daarna naar momenten die Durnez zijn bijgebleven: de heldere klanken die hij opvangt als het kerkkoor in de meimaand Marialiederen repeteert, ‘een mengeling van stemmen die ‘ - op een zachte avondwind schenen weg te drijven’, de ‘sporen in het landschap’, de (toen nog) uitgestrekte weiden en beemden rond Asse, ‘ons Land van avontuur’ waar ‘de wereld als een waaier opengaat’, de ‘tjoolders’ en dompelaars die hij in het dorp ontmoet en die hem later inspireren tot zijn eerste, voorzichtig aangezette schrijfsels… Durnez heeft niet alleen oog en oor voor de mensen die zijn kindertijd en prille jongelingsjaren mee hebben bepaald. Ook de dieren krijgen hun plaats: de duiven (‘de arenden van de kleine man’, de konijnen, die als geld ontbrak als betaalmiddel werden gebruikt, de honden die als lastdieren werden ingezet… Zo krijgt in De bolhoed van mijn vader een stuk gemeenschap van de voorbije eeuw tastbaar vorm.
 
Durnez schrijft, zonder te verdrinken in sentimentaliteit of moraliserende uitspraken, hoe hij als kind mee opstapte in de sporen van het voetvolk. ‘Wij waren kleine echo’s van het grote lawaai’, schrijft hij wanneer hij eraan terugdenkt hoe hij, samen met zijn leeftijdgenootjes, mee de leuzen scandeerde in verkiezingstijden. En van later, als hij in volle oorlogstijd de boerentram naar Brussel neemt om er zijn eerste opleiding te volgen, blijft hem bij hoe de ‘tramkennissen een gemeenschap vormen zoals er een gemeenschap op de werkvloer ontstaat, een gemeenschap die alleen maar op die plek samenleeft en die soms (h)echter is dan andere.’ Treffend, als een regenboog die het hele boek overspant, is de honger naar kennis en geestelijke verdieping die van het kind-van-toen uiteindelijk een cultuurmens gemaakt heeft. Zijn ontdekking dat ‘een schilderij een vertelling in een andere taal’ kan zijn, het eerste boek dat hij koopt, de ‘schriftuurkens’ van Johan de Maegt die hem blijvend als leidsman voor ogen heeft gestaan toen hij zelf cursiefjes begon te schrijven… Het is dan ook geen toeval dat Durnez zijn verhalende herinneringen afsluit met een aantal bedenkingen die De Maegt zelf ooit formuleerde over de beweegredenen om te schrijven. Een ervan luidt zo: ‘Ik schrijf om te zeggen hoezeer ik mij verbaas over het leven, over al wat is, over het sterven.’ Dat is meteen ook de ondertoon van Durnez’ op schrift gestelde herinneringen.
 
Antwerpen : Polis, 2015, 204 p., [16] p. pl. ISBN 9789463100199 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri