De Amerikaanse graphic novel mag dan (een aantal voorlopers niet
meegerekend) 30 jaar oud zijn, de vertaling van het genre in de Lage Landen
kwam pas vanaf eind jaren ’80, begin jaren ’90 langzaam op gang. Zo konden we
hier eindelijk kennismaken met iconen uit de Amerikaanse stripwereld als Art
Spiegelman en Will Eisner. In de eerste plaats gaat het om een
eenrichtingsverkeer tussen de Verenigde Staten en Europa, dat in het nieuwe
millennium pas echt van de grond kwam met uitgaven bij uitgeverijen als Oog
& Blik en (in minder mate) Xtra. Waar Oog & Blik zich sterk op de
canon-auteurs richt (bv. Seth, Daniel Clowes, Jim Thompson), is Xtra meer
geneigd om de minder gekende internationale grenzen van het genre te verkennen
(Joe Sacco vormt daar een uitzondering op). Hoewel het nog om het topje van de
ijsberg gaat, is er intussen voldoende materiaal voorhanden om een leeslijst
van graphic novels in vertaling samen te stellen, die in de Verenigde Staten
tot de canon gerekend worden. Intussen is er echter ook een bescheiden export
van Europees materiaal naar de Engelstalige wereld op gang gekomen: Joann Sfar,
David B. en Marjan Satrapi hebben (al dan niet) onder invloed van de
Amerikaanse graphic novel de Europese kwaliteitstrip nieuwe, epische impulsen
gegeven, die ook in de Verenigde Staten op applaus ontvangen werden. De
Nederlandse vertalingen van deze Franse succesproducten zijn de verdienste van
uitgeverij Atlas, die zich als literaire uitgever steeds sterker profileert op
de markt van de literaire strip of striproman. Dankzij dit materiaal kunnen we
een Europese inbreng verwerken in de hier opgenomen top-15 (zie p. 3). Toch
blijft het gevoel sterk aanwezig dat het Europese aandeel in zo’n ‘best of’ van
wat op de Amerikaanse markt circuleert als ‘graphic novel’ veel groter zou
kunnen zijn. Het typisch Europese stripformaat en de gedoseerde omvang kunnen
daarbij als een struikelblok gezien worden vanuit transatlantisch oogpunt. Met
een potentiële opening naar de Amerikaanse markt lijkt het compactere
romanformaat van de graphic novel in Europa dan ook steeds meer ingang te
vinden (uitgeverij Xtra gebruikt het zelfs bijna systematisch voor zijn
stripuitgaven). Het groeiende internationale karakter van de graphic novel kan
geïllustreerd worden aan de hand van drie nieuwe vertalingen die dit jaar
verschenen: Ben Katchors De Jood van New York, Rutu Modans Vermist
en Cyril Pedrosa’s Drie schimmen. Met respectievelijk een Amerikaan, een
Israëlische en een Fransman lijkt de graphic novel zich internationaal te
verankeren. Meteen krijgen we met uitgeverijen als Podium en Sylvester een
grotere diversificatie in het aantal uitgevers dat graphic novels vertaalt voor
de Nederlandstalige markt.
Ben Katchor is in de Verenigde Staten bekend voor zijn ‘Julius
Knipl, real estate photographer’-comics en werkte mee aan Art Spiegelmans ter
ziele gegane ‘Raw’-magazine. Katchor maakt zijn strips in de eerste plaats voor
kranten en tijdschriften, waarin ze in afleveringen verschijnen. In die media
komt zijn werk tot leven, benadrukt hij in een interview voor ‘Stripgids’ (juni
2008): “Boeken zijn hooguit de gebalsemde versie daarvan”. Die tegenstelling
zit in De Jood van New York vervat, want het is een vergeelde 19e-eeuwse
krantenstrip die hij hier tot leven wekt. Katchors ouderwetse cartooneske stijl
sluit daar bijzonder goed bij aan en opent de poort voor de nodige overdrijving
en karikaturen. “Bigger than life”, maar toch is de realiteit vaak dichter bij
dan je denkt. De gemeenschappelijke oorsprong van indianen en Joden (beide
“hebben grote neuzen en praten vanuit hun keel”) en de mislukte oproep van
Mordecai Noah in 1825 om met alle verloren stammen van Israël een Joodse staat
te vestigen in de buurt van Buffalo, zijn historische misvattingen en
gebeurtenissen die deze graphic novel omkaderen. Een Hebreeuwse komedie, zoals
het gelijknamige toneelstuk dat aan het begin van het boek geselecteerd wordt
voor het nieuwe seizoen van The New World Theater. Het zijn de avonturen van
slager en pelsjager Nathan Kishon, na jarenlange omzwervingen terug in New York
aangekomen in 1830, die het verhaal met zijn vele uitweidingen voortstuwen.
Hoewel de waarachtigheid van het geheel met historisch ogende affiches
ondersteund wordt, lijkt de Lake Erie Spuitwater Maatschappij die heel New York
via de waterleiding van bubbels voorziet, wat te hoog gegrepen. Het had gekund,
technisch gezien, maar het is heerlijk verzonnen. Toch zag volgens Katchor een
gespecialiseerd historicus dit boek als een plausibel tijdsbeeld van het
Jacksoniaanse tijdperk in New York.
De Israëlische Rutu Modan werkt als illustrator en was een van de
bezielers van de Israëlische versie van het underground magazine ‘Mad’. Ze werd
reeds bekroond als kunstenaar, jeugdillustrator en striptekenaar. Haar eerste
lange graphic novel, Exit wounds (vert. Vermist) leverde haar dit
jaar een Eisner Award voor Best New Graphic Novel op. Hoewel ze haar werk in
het Hebreeuws schrijft, tekende ze deze striproman van links naar rechts in opdracht
voor de Amerikaanse markt. Net zoals de Amerikaans-Israëlische illustrator
Maira Kalman (Wolfsprent september 2008, p. 2) had ze een geïllustreerde
blog in ‘The New York Times’. Uitgangspunt van Vermist is het
waargebeurde verhaal van een slachtoffer van een terroristische aanslag op een
bus die door niemand als vermist opgegeven werd. David Ofek maakte daarover een
documentaire, ‘Nr. 17’,
waarin hij op zoek ging naar de identiteit van het slachtoffer. Bij Modan wordt
het een jonge vrouw, Numi, die vermoedt dat haar veel oudere geliefde, Gabriël,
bij de aanslag om het leven gekomen is. Via zijn zoon, Eddie Franco, een
taxichauffeur die bij zijn oom en tante inwoont, tracht ze achter de waarheid
te komen. Hij heeft zo zijn twijfels, maar langzaam laat hij zich toch
meeslepen in de zoektocht naar een vaderfiguur waarmee hij op slechte voet
stond. Uiteindelijk blijkt dat Eddie’s vader een spoor van verlaten liefdes
achterliet en intussen bij zijn zoveelste verovering is neergestreken. Maar
visueel blijft de vader de grote afwezige, zodat de emoties van de
verongelijkte zoon en de bezorgde/gebroken geliefde voor hem, in de
haat-liefdeverhouding tussen Eddie en Numi wordt gekanaliseerd. Ook het
terroristisch geweld waarmee de Israëli hebben leren leven, blijft verborgen.
Keer op keer botst de zoektocht naar de vader op de onverschilligheid waarmee
de bevolking de problematiek benadert. Modan zet een krachtig portret neer van
twee mensen die ondanks de verwerking van heel wat figuurlijke ‘schotwonden’
(‘exit wounds’) elkaar vinden. Opvallend is de manier waarop Modan met
selectief gebruik van een extra matte filter achtergronden en sfeerbeelden van
haar harmonieus ingekleurde frames accentueert.
De Fransman Cyril Pedrosa heeft zijn stiel geleerd in de Walt Disney
studio’s (‘The hunchback of Notre-Dame’ en ‘Hercules’) wat zijn tekenstijl zo
diepgaand beïnvloedde dat hij jarenlang geworsteld heeft om zich daarvan te
bevrijden. Drie schimmen, zijn eerste graphic novel die (dankzij Joann
Sfar) ook in de Verenigde Staten verschenen is, doet je onwillekeurig aan
Disney denken, mede omdat het een soort lang uitgesponnen sprookje betreft.
Maar je kan nog aan vele andere (mogelijke) invloeden denken: de overgangen van
lichte zwierige lijnen naar donkere grovere strepen van Mattotti’s Chimera,
de etsen van Doré, de sprookjes van Grimm, de films van Miyazaki… In feite is
Pedrosa iemand die zich zowel qua verhaal als techniek openstelt voor een
verscheidenheid aan invloeden om zijn eigen product te ontwikkelen. Het verhaal
zelf kent, zoals Pedrosa in een interview op newsarama.com uitlegt, zijn
oorsprong in het verlies van een kind bij naaste vrienden. Wat eerst een
droedel was in de marge, een reus van een vader die zijn zoon beschermt in zijn
hand, groeide uit tot een kortverhaal over een vader die een reus werd om zijn
zoon te beschermen, om uiteindelijk uit te deinen tot een roman van 268
bladzijden. Door er een fictief sprookje van te maken kon Pedrosa naar eigen
zeggen vrij zijn metaforen en verhaalwendingen verzinnen zonder zijn vrienden
te kwetsen. Drie schimmen belagen het prille geluk van een idyllische
plattelandsfamilie. De vader kan het nakende verlies van zijn enig kind niet
aan en vlucht met hem de wijde wereld in om hem te beschermen. De innerlijke
tweestrijd tussen de liefde voor zijn kind en de drang om het tot elke prijs te
beschermen, werkt verstikkend voor het kind en laat de donkere kant van de
vader aan de oppervlakte komen. Uiteindelijk moet de vader het kind laten gaan
en zijn leven weer oppikken: “overeind blijven, aan de kant van de levenden”. De grote stilistische variatie in het verhaal, door Pedrosa dag na
dag herbekeken in functie van de scènes, geeft het geheel een duidelijke
meerwaarde.
Ben Katchor: De Jood van New York, Oog & Blik Amsterdam,
2008, 97 p. : ill., € 19,95
ISBN
9789054922391. Vert. van: The Jew of New York. Distributie: Pinceel Stripverspreiding
Rutu Modan: Vermist, Podium Amsterdam, 2008, 172 p. : ill., €
22,5. ISBN 9789057592812
Vert. van: Exit wounds. Distributie: Van
Halewyck
Cyril Pedrosa: Drie schimmen, Silvester s-Hertogenbosch,
2008, 268 p. : ill., € 19,95
ISBN 9789058852663. Vert. van: Trois ombres. Distr.: Pinceel Stripverspreiding
Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2008
deze pagina printen of opslaan