Canadese literatuur

Jen de Groeve: Emotionele landschappen : Alice Munro's snapshots van het leven

door Jen de Groeve

Alice Munro (geb. Canada, 1931) weet beslist dat het haar nooit aan stof zal ontbreken om verhalen te schrijven. Een zekerheid die vele schrijvers haar zullen benijden, temeer ze al een carrière van om en bij de vijftig jaar achter zich heeft. Toen ze als studente begon met publiceren, was ze “uiterst bescheiden over haar talenten”, maar hoopte ze toch ooit de Great Canadian Novel te schrijven. Dat het nooit een roman geworden is, ligt niet aan haar talenten, maar is een gevolg van haar visie op het leven en op literatuur. Maar groot en Canadees is haar werk onmiskenbaar. Ze wordt door velen beschouwd als de beste hedendaagse schrijfster van kortverhalen en haar thematiek is intens verbonden met de Canadese grond.

Alice Munro’s kindertijd wordt gekenmerkt door de economische depressie van de jaren ’30. Haar vader trachtte — met weinig succes — een inkomen te verwerven uit de verkoop van vossenbont. “We leefden buiten de sociale structuren omdat we buiten de stad leefden en ook niet echt op het platteland. We woonden in een soort getto tussen bootleggers, prostituees en klaplopers, een gemeenschap van buitenstaanders. Dat was ook hoe ik mezelf zag.” Munro heeft in interviews geregeld gewezen op de impact van die sociale situatie op de manier waarop zij in het leven staat. Het was een traditionele samenleving, waar omwille van het overleven de dingen pragmatisch bekeken werden. Munro’s kijk op het leven strookte daar niet mee, maar ze meende dat ze dat best voor zichzelf hield. Dat maakte haar twee keer tot een buitenstaander, sociaal zowel als in de geest, waardoor ze “altijd in vermomming handelde”. Ze koesterde in zekere zin die situatie. Het was een soort van eenzaamheid waar ze zich goed bij voelde, die potentieel in zich droeg. Een instelling die in elk van haar verhalenbundels te herkennen is. Autobiografisch kan je echter de concrete invulling van haar werk niet noemen, maar ze schept een “emotionele realiteit” voor haar karakters die op haar eigen leven teruggaat.

Leven in de periferie
Munro’s personages, vrijwel uitsluitend vrouwen, leven al sinds haar eerste verhalen in dezelfde regio: in ruraal Canada, veelal in het zuiden van Ontario. De afstanden tot de plaatsen waar het echte leven zich afspeelt (de grote steden, de culturele centra), zijn enorm. De afstanden van de personages tot hun eigen gemeenschap zijn meestal ook niet min. Veelal wonen ze aan de rand van de stad en hebben ze om diverse redenen een afgemeten of oppervlakkig contact. Hetgeen zowel ontwrichtend als verrijkend kan zijn. Het gevoel nergens te zijn, brengt hen nl. tot acties die hun leven een andere wending geven. Zoals Johanna uit ‘Verliefd, verloofd, getrouwd, gescheiden’ (Liefde slaapt nooit). Twee tieners halen een flauwe grap uit en schrijven haar brieven uit naam van een man. Op basis van een illusie laat ze haar duffe bestaan achter zich en neemt ze het leven van een man die ze zo goed als niet kent, in handen. Of Juliet in het verhaal ‘Toeval’ (Stilte), die alles achterlaat voor een man die ze toevallig en eenmalig op de trein had ontmoet. De beslissingen van de protagonisten zien er bruusk uit, onnadenkend, naïef of hopeloos; ze nemen ze om een bestaansreden te geven aan hun leven.

Verwildering van het landschap
Een typische Munro-locatie is er een zoals ze in de Selected stories (1997) beschrijft: “a scrambled, disarranged sort of country with no easy harmony about it, not yielding readily to any description”. Die beschrijving past tegelijk bijzonder goed voor de manier waarop je haar personages zou kunnen typeren, met hun provisorische staat van zijn, instabiel fluctuerend in hun verhouding tot hun omgeving en tot zichzelf. Het landschap is, in de traditie van Canadese schrijvers als Margaret Atwood (de ‘awareness of the wilderness’), als een thema op zich te beschouwen in haar werk, als een context die betekenis genereert voor haar karakters. Neem bv. het tienjarige meisje Karin in ‘Stinkend rijk’ (De liefde van een goede vrouw). Ze zit gekneld in een driehoeksverhouding tussen Rosemary, haar moeder, haar moeders vriend Derek en diens vrouw, Ann. Karin verblijft regelmatig bij haar vader en wanneer ze na een jaar bij Rosemary terugkomt, vertelt die dat ze gebroken heeft met Derek. Geen van de volwassenen heeft er oog voor dat ook Karin een plaats heeft in deze relatie. Loskomen van de door haar zo bewonderde man is noodzakelijk, maar pijnlijk verwarrend voor Karin, die blijft dromen van wat stabiliteit in haar leven. De afstand tussen moeder en dochter is in het hele verhaal erg groot. De plaats van het gebeuren — een eenzame boerderij, Karin en haar moeder wonen in een stacaravan een eindje van het huis vandaan — benadrukt de isolatie van de individuele perso nages en het voorlopige karakter van de situatie. Aanvankelijk verkiest Karin binnen de beslotenheid van de caravan te blijven, maar wanneer ze toch naar buiten gaat, merkt ze dat het landschap in een jaar tijd verregaand is verwilderd. De woekering die het wint van het cultuurlandschap weerspiegelt Karins onmacht om de chaos in haar leven te bedwingen. Pathetisch hopend om in de hele affaire een plaats en een stem te kunnen krijgen, verschijnt ze op een avond in een bruidsjurk aan de maaltijd. De kaarsen op de tafel doen de tule vlam vatten en Karin loop serieuze brandwonden op. Wanneer ze in het ziekenhuis herstelt en haar moeder het betreurt dat ze haar vanwege de brandwonden niet kan aanraken, is de afstand onoverbrugbaar geworden en de verlatenheid compleet. Karin vindt haar moeders klacht “idioot, alsof ze klaagde dat ze niet over een werelddeel heen kon reiken. Want het leek Karin dat ze dat geworden was — iets reusachtigs en flakkerends en toereikends, met hier en daar bergen van pijn, en verder plat, met lange saaie vertes. En helemaal aan de rand zat Rosemary en Karin kon haar wanneer ze maar wilde in luidruchtige zwarte stippen laten veranderen. En zijzelf — Karin — kon zo uitgebreid liggen maar tegelijkertijd in het midden van haar gebied in elkaar gekrompen zijn, als een kraal of een lieveheersbeestje.” Dit landschap, dat de complexiteit en de enormiteit van Karins gemoedstoestand concretiseert, is een paradoxaal en ver reikend beeld met een bijzonder grote densiteit.

Het paradoxale van Karins emoties krijgt in de daaropvolgende zin een verderzetting op een later punt in haar leven: “Niemand wist van het sobere, triomfantelijke gevoel dat ze soms had, wanneer ze besefte hoezeer ze op eigen benen stond.” Onnadrukkelijk, maar uitgesproken exact vat de interne contradictie van het “sobere, triomfantelijke gevoel” de nu getemperde emotionele ambivalentie die met de bereikte zelfstandigheid, een overwinning op zichzelf, gepaard gaat. Munro schrijft zeer empathisch in onbewogen zinnen. Het laten samengaan van emotionele contradicties is een bijzonder doeltreffend stijlmiddel, maar het is meer dan dat. Het reflecteert ook haar visie op de complexiteit van de mens en van het leven, en van die fundamentele contradictie van het samen leven: de pijn van het menselijk contact.

Verhalen over vrijwel niets
Wat er feitelijk gebeurt, is bij Munro altijd tamelijk betrekkelijk. Het zijn altijd kleine, particuliere geschiedenissen, die doorheen de verschillende bundels soortgelijke patronen vertonen. Maar de dingen zijn nooit zoals ze zijn. Wat voor Munro telt, is wat de individuele personages ervan maken, hoe ze het begrijpen, hoe ze hun leven ernaar richten. Het verhaal van de realiteit is altijd individueel en onaf. Precies dat maakt dat ze met een beperkte, en op het eerste gezicht nogal eentonige verhaalstof al zo’n vijftig jaar lang uiterst pregnante verhalen schrijft. Het opnieuw en opnieuw benaderen van dezelfde thema’s en situaties vanuit telkens andere invalshoeken maakt het haar mogelijk het potentieel van betekenissen bloot te leggen, het particuliere uit te breiden tot een algemeen menselijk en universeel gegeven, zonder dat ze zich tot een afgeronde conclusie beperkt. Heel precieze omschrijvingen, uitgebreide beschrijvingen van handelingen en omgeving, soms verschillende gezichtspunten in één verhaal kunnen niet beletten dat er in het hart van elk verhaal toch iets onvatbaar blijft. De open eindes, de doelbewust vaag gelaten relatie tussen het concreet beschreven gebeuren en de gevolgtrekkingen met een algemene geldigheid, zijn daar voor een deel verantwoordelijk voor. In 1995 verscheen een verzamelbundel van Munro’s werk o.d.t. Open secrets, en dat is een titel die feilloos het karakter van haar verhalen omschrijft. Schrijfster, lezer en personages blijven aan de rand van het kennen cirkelen, maar hoe vaker je het verhaal weer opneemt, hoe meer betekenis je erin vindt.

Leven in snapshots

Een andere reden waarom Munro’s verhalen altijd iets onbestemds blijven hebben, is dat er te veel witte vlekken zijn om tot een bevredigende conclusie te komen. Ook al volg je de personages gedurende een aantal jaren, Munro laat hen slechts gedeeltelijk zien, van tijd tot tijd, je krijgt flashes uit een leven. Dat kan gebeuren binnen één verhaal, soms zijn een aantal verhalen binnen een bundel door eenzelfde personage met elkaar verbonden, soms treden sterk gelijkende personages in verschillende bundels op. Hoe dan ook, wat Munro schrijft, kan alleen maar fragmentarisch en provisorisch zijn, want het mysterie van een leven is nooit te ontsluieren. “Ik hou ervan om naar het leven van mensen te kijken over een aantal jaren heen, zonder continuïteit. Alsof je het leven vastlegt in snapshots. En ik hou van de manier waarop mensen zich verhouden, of niet verhouden tot de mensen die ze vroeger waren […] Ik denk dat ik daarom niet geneigd ben een roman te schrijven.” Ze kiest dus voor vormelijke fragmentatie als spiegel van gefragmenteerde levens.
Je krijgt wel steeds kritieke momenten in een leven onder ogen, hoewel je ze niet altijd als dusdanig herkent. Momenten van betekenis en belangrijke momenten zijn nl. niet hetzelfde. Munro schrijft als het ware om de belangrijke momenten heen. Huwelijken, geboortes, het afscheid of de dood van een geliefde, de beslissingen die iemand neemt om zijn/haar leven in een bepaalde richting te sturen, blijven allemaal buiten beeld. Het is de tijd en de ruimte daartussen waar het haar om gaat. Om het stomme toeval veelal en de impact die dat op een leven kan hebben. Zo evalueert Edith in ‘Verliefd, verloofd, getrouwd, gescheiden’ (Liefde slaapt nooit) haar kinderlijke streek om Johanna liefdesbrieven uit naam van een man te schrijven, en die tegen elke verwachting in tot een huwelijk en de geboorte van een kind leidt, als volgt: “Het was de draai die alles genomen had die haar met ontzetting vervulde — het leek bizar, maar saai. En ook beledigend, als een soort grap of een potsierlijke waarschuwing die probeerde haar te pakken te krijgen. Want waar op de lijst van dingen die ze van plan was in haar leven te bereiken was er enige sprake van dat zij verantwoordelijk was voor het bestaan op aarde van een mens die Omar heette?”

De dingen die er niet toe doen
De terloopse manier van schrijven, heeft paradoxaal genoeg een bijzonder krachtig effect. In het verhaal ‘Netels’ uit de bundel Liefde slaapt nooit ontmoet een vrouw na ettelijke jaren en een mislukt huwelijk iemand uit haar kindertijd opnieuw, Mike. Als kinderen hadden ze een zomer lang samen gespeeld; toen Mike wegging, was het alsof er een aardverschuiving over haar bestaan heen was gegaan “die alle betekenis behalve het verlies van Mike eraf had afgeschept.” De liefde flakkert bij haar en, dat hoopt ze tenminste, ook bij hem weer op. En dan vertelt Mike haar dat hij nog maar recent zijn zoontje van drie heeft doodgereden. Een ongeluk, toen hij achteruit de oprijlaan van zijn huis afreed. Hij vertelt het schijnbaar en passant, het zijn nog geen tien lijnen in het verhaal, ze zijn ingelast in een relaas van onbenullige, alledaagse dingen en handelingen alsof het om een fait divers uit zijn leven ging. “Het kan iedereen overkomen. Jawel. Maar zo lijkt het niet. Het lijkt alsof het deze persoon hier overkomt en die daar, dat ze er om de beurt speciaal voor uitgekozen zijn. […] Het allerergste is het nog wanneer iemands handeling, waarschijnlijk niet eens een kenmerkende, er uitsluitend en blijvend voor verantwoordelijk is.” Omdat ze verhalen schrijft en geen romans, is het een des te opvallender kenmerk van Munro’s oeuvre dat ze — geheel tegen de regels van het genre in — schijnbaar losweg kan uitweiden over irrelevante details, over personages die verder in het verhaal niet meer voorkomen, dat ze geheel bezijden de kwestie breeduit kan vertellen over ditjes en datjes. Want eerder dan dat een leven het resultaat is van de grote gebeurtenissen, is het een samenspel van onvoorziene zaken, een accumulatie van veelal kleinigheden. Op dat toevallige samenspel tracht Munro vat te krijgen. Hoe efemeer en nietig een gebeurtenis of een gevoel ook mag lijken, de impact ervan is niet bij voorbaat in te schatten en ze draagt bij tot het leven zoals zich dat voordoet.

Stilte
Munro’s recentste bundel, Stilte, opent met het verhaal ‘Weg’ (titelverhaal van de oorspronkelijke bundel Runaway), waarin de enige dramatische gebeurtenis die zich voordoet, met een sisser lijkt af te lopen. Carla en Clark wonen in een stacaravan op het platteland; ze runnen een manege, die het op dat moment vanwege de slechte zomer niet goed doet. Hun buurvrouw, Sylvia, heeft net haar man verloren. Carla heeft haar geholpen met de opruiming van zijn spullen. Sylvia heeft een bijzondere affectie voor haar opgevat en wanneer Carla instort en van Clark weg wil, helpt ze haar. Carla kan het echter niet aan en ze belt Clark op om haar terug naar huis te halen. De zaak lijkt begripvol afgesloten, de relaties lijken in een stabieler, rustiger patroon te vallen, maar het zijn de futiele gebeurtenissen die er een ander licht op werpen. Het zijn de uiterst precieuze formuleringen die je zeggen dat ook dit een ver van eenduidige gezinshistorie is. Stilte bevat opnieuw verhalen van kwetsbare vrouwen die op hun stappen terugkeren naar gebeurtenissen uit het verleden om te ontdekken hoe ze gekomen zijn tot wat ze zijn (‘Toeval’, ‘Binnenkort’, ‘Stilte’), opnieuw speelt het toeval een funeste rol in het leven van mensen die alles nauwgezet hadden georganiseerd (‘Streken’), opnieuw zijn het verhalen van moeders en dochters die er niet in slagen elkaars leven aan te raken (‘Overtredingen’). Stilte is opnieuw een uitmuntende bundel over de routinelevens van doorsnee vrouwen, buitenstaanders in hun eigen leven, die overgeleverd zijn aan de contradicties van het bestaan.

Alice Munro: Runaway : stories, Chatto and Windus London, 2005, 335 p. , 23,2 euro
ISBN 0-701-17750-0. Distr.: Van Ditmar Boekenimport
Alice Munro : Stilte, De Geus Breda, 2005, 382 p., 22,50 euro. ISBN 90-445-0605-6
Vert. van: Runaway door Pleuke Boyce
relaties / verhalen

Vertaald in het Nederlands
Wie denk je dat je bent? (Goossens, 1987)
De manen van Jupiter (Goossens, 1988)
Liefdesvorderingen (Goossens, 1990)
Vriendin van mijn jeugd (Anthos, 1991)
De liefde van een goede vrouw (De Geus, 2000)
Liefde slaapt nooit (De Geus, 2003)
Stilte (De Geus, 2005)

Bekroningen (een selectie)
Governor General’s Award 1968 (Dance of the happy shades)
Governor General’s Award 1978 ( Who do you think you are? — vert. Wie denk je dat je bent?)
Governor General’s Award1986 (The progress of love — vert. Liefdes vorderingen)
W.H. Smith Literary Award
UK National Book Critics Circle Award
O. Henry Award for Continuing Achievement in Short Fiction US
PEN/Malamud Award for Excellence in Short Fiction
Canada-Australia Literary Prize
Commonwealth Writers Prize Regional Award for Canada and the Caribbean
Giller Prize (Runaway — vert. Stilte)
Giller Prize 1998 (The love of a good woman — vert. De liefde van een goede vrouw)
Royal Society of Canada’s Lorne Pierce Medal 1993
Medal of Honor for Literature from the U.S. National Arts Club 2005

Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2006

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri