Nederlands proza

BOEKEN NR. 4, APRIL 2025

Rik Zaal: Het land van Hrabal

door Herman Jacobs

Meer van bier dan van politiek
 
‘Want zo zit dat met herinneringen natuurlijk dat je ze zelf compleet moet maken door het gebruik van aantekeningen, verhalen van getuigen en de fantasie,’ merkt Rik Zaal, of liever, zijn hoofdfiguur, een zekere Hendrik Terpstra, een zeventiger, op bladzijde 19 van de alleraardigste, charmante korte roman Het land van Hrabal op. Het is een van de hoofdthema’s van het boek: in hoeverre zijn onze herinneringen betrouwbaar? Tegelijk: besta je eigenlijk wel, als je geen herinneringen zou hebben, respectievelijk: ook al zouden al je herinneringen vals zijn, evengoed ben je toch wie je bent dóór die herinneringen? Anderzijds: hoeveel zin heeft herinneren eigenlijk, als je ten slotte toch gedoemd bent verreweg het meeste van wat je hebt gedaan, gezien, gehoord, gelezen en meegemaakt te vergeten – en, uiteraard, ten slotte niets meer te weten want niet meer te bestaan?
 
Dit is wat het boek over zichzelf te melden heeft:
‘Een Nederlandse schrijver met geheugenverlies probeert zich zijn ontmoeting met Bohumil Hrabal te herinneren, de Tsjechische schrijver die hij bewondert en door wie hij graag literair geïnspireerd wil raken. Hij sprokkelt dagboeken, krantenknipsels en oude agenda’s bijeen en komt prachtige en idiote verhalen tegen. Ook stuit hij op een drama waarin zijn Tsjechische vrienden Josef en Tomas een hoofdrol spelen, en daarbij draait het om de hevige morele dilemma’s van het leven in de destijds door de Russen gecontroleerde wereld achter het IJzeren Gordijn. Was Josef, zoals Tomas na de Fluwelen Revolutie van 1989 concludeerde, echt een agent van de geheime dienst? Was het eigenlijk wel mogelijk om in dergelijke landen helemaal niet te collaboreren? Zelfs Hrabal ontkwam er niet aan. Het brengt de schrijver op zijn Theorie van Echte (Tsjecho-Slowakije) en Onechte Landen (Nederland). Zou het geweten in Echte Landen een luxeproduct zijn? De vraag is of dat ook geldt voor het geheugen.’
 
Een soort literair biljartspel dus over de banden geheugen/herinnering/geheugenverlies, de begrippen goed en fout en het verschil tussen ‘echte’ en ‘onechte’ landen, toegelicht aan de hand van wijlen het Tsjechoslowakije van ook al wijlen Bohumil Hrabal (1914-1997). Maar nog het meest: een hommage aan deze laatste, wonderlijke, meeslepende Tsjechische schrijver, waarvan Zaal zich de meanderende stijl héél aardig eigen heeft gemaakt, waardoor het een eerbetoon in het kwadraat wordt, om zo te zeggen.
 
Rik Zaal (°1945) weet duidelijk ook waarover hij – bij monde van zijn verteller – het heeft, hij moet Tsjechoslowakije (dat in de jaren die hier gememoreerd worden nog niet als Tsjecho-Slowakije gespeld werd, daarom doe ik dat hier ook niet) vele malen bezocht hebben, het twintigtal illustraties en foto’s die de tekst verluchten bewijst het trouwens, en laat dit relaas beginnen in het beroemde stamcafé van Hrabal, U zlatého tygra, ‘In de gouden tijger’ (dat ondertussen zijn eigen website heeft: https://www.uzlatehotygra.cz/cs):
 
‘Wanneer het was weet ik niet meer zo goed, maar het was in ieder geval voor de zogeheten Fluwelen Revolutie van 1989 dat ik meneer Hrabal heb ontmoet in zijn stamcafé in Praag. Eerlijk gezegd weet ik ook niet meer of ik hem wel heb ontmoet, want mijn geheugen is niet meer wat het geweest is.’
 
Vanzelfsprekend, want dat soort vertelling is het en Zaal verstaat zijn vak, keert de vertelling daar in de laatste bladzijden van het boek ook weer naar terug.
 
Daartussenin krijgen we in Het land van Hrabal iets dat naar de vorm een zeer geslaagde en zeer genietbare exercice de style in navolging van de bewonderde schrijver is. Mensen zijn nogal eens geneigd zoiets als vanzelf in de afdeling luim en scherts onder te brengen, Spielerei nietwaar?, maar dan vergissen ze zich op zijn minst in dit geval toch. De hierboven al genoemde drie thematische polen waardoor het verhaal bepaald wordt zijn meer dan serieus genoeg, en dat Zaal die niet ook nog eens met loden ernst releveert pleit eigenlijk alleen maar voor hem.
 
Intussen ben ik het met Terpstra’s Theorie van Echte en Onechte Landen niet eens (die stelt ‘dat er in echte landen echte dingen plaatshebben of in een recent verleden hebben plaatsgehad zoals onderdrukking, gelegaliseerd racisme, tirannie, politieterreur, gelegaliseerde leugens, kortom alle zaken die bij een dictatuur, een politiestaat horen en dat die dingen in onechte landen niet gebeuren en als ze gebeuren bestraft kunnen worden en dat in echte landen literatuur wordt geproduceerd die een grotere noodzaak heeft dan de literatuur in onechte landen die eerder een luxeproduct is’). Ik begrijp de redenering wel, er ik erken dat er zoiets bestaat als luxeproblemen, maar het lijkt me toch een valse voorstelling van zaken. ‘Jij, verwende westerling, jouw leven en de eventuele kommer en kwel die je meent erin te ervaren stellen niets voor vergeleken bij het Echte Leven in Echte Landen’: het is een aperte drogreden, zo overduidelijk zelfs naar mijn gevoel dat ik geen enkele poging zal doen om deze stelling te bewijzen. Is het leed dat u in uw leven hebt moeten doorstaan ‘ongeldig’ omdat u uw kinderen niet voor uw ogen hebt zien doodschieten of iets dergelijks afschuwelijks?
 
Intussen was het leven in de ČSSR, na de brute Russische vertrappeling van de Praagse Lente, wérkelijk geen pretje, zoals Zaal/Terpstra ook laat zien. En alle begrip heb ik dan weer, net zoals de schrijver zelf, hiervoor:
 
‘[…] Bovendien had ik het kunnen begrijpen als hij [zijn vriend Josef, hj] dingen had gedaan die zo erg waren dat Tomas ervan was geschrokken omdat ik zo vaak in Absurdistan was geweest en daar zulke voor ons in het Westen onbegrijpelijke dingen had gezien en gehoord dat ik al heel lang tot de overtuiging was gekomen dat je je daar bijna niet aan een zekere vorm van collaboratie kon onttrekken, vooral omdat niemand zich kon voorstellen dat het communisme er ooit zou ophouden, ook wij in het Westen niet trouwens, en dat het dus nogal hovaardig zou zijn oordelen die in dat Westen moreel juist waren toe te passen op het zogeheten Oostblok […].’
 
Ook Hrabal zelf heeft vuile handen gemaakt, zoals bekend: na jaren aan een stuk niets gepubliceerd te hebben gekregen vanwege de politieke censuur na ’68, ging hij ten slotte door de knieën en sprak in 1975 in een krant een zelfkritiek uit (naar de treurige maoïstische terreurmores van die dagen) en betuigde steun aan het regime. Hij heeft er zich genoeg om geschaamd en er zichzelf genoeg om vervloekt, zoals in zijn latere boeken, met name ook in zijn autobiografische trilogie Trouwpartijen/Vita nuova/Kaalslag (1986), waarnaar Terpstra af en toe in samenvattende bewoordingen verwijst, goed duidelijk wordt. Het is hem door sommigen ook heel erg kwalijk genomen, hij is voor ‘hoer’ en dergelijk fraais gescholden, maar Terpstra’s vrienden bleken daar toch anders in te staan:
 
‘[…] mijn vriend Josef vond het fout of goed zijn van Hrabal in de jaren zeventig niet interessant, vertellend dat Hrabal meer van bier hield dan van politiek en bovenal van zijn schrijverschap en bovendien niet een type was dat in een ander land zou kunnen aarden en dat dus een vlucht uit Bohemen niet mogelijk was en dat hij zich dus wel moest aanpassen als hij tenminste gepubliceerd wilde blijven worden en dat wij daar blij mee moesten zijn omdat Hrabal een groot schrijver was van wiens werk we konden blijven genieten doordat hij zich aanpaste aan het verderfelijke regime in zijn land.’
 
Intussen is er in dit onderhoudende boekje (130 tekstpagina’s), dat een zeer fraai evenwicht weet te bewaren tussen ernst en verstrooiing, melancholie en nuchterheid, ook plaats voor de typisch Tsjechische humor, waarmee bijvoorbeeld de net genoemde Josef de innig verfoeide Russische onderdrukker voor de aap hield – of zo vertelde hij het toch:
 
‘En dan waren er natuurlijk de verhalen waarin de bezetter te kijk werd gezet want die Russen waren natuurlijk allemaal heel erg achterlijk en vroegen dan aan Josef die als nachtportier in zijn hotel ook vaak aan het ontbijt bediende waartoe die zakjes dienden die ze bij het hete water kregen en dat Josef dan zei dat ze die touwtjes met dat label achter hun oor moesten houden, het zakje op de tong moesten leggen en dat ze dat hete water dan over het zakje moesten gieten en dat dat de lekkerste manier van theedrinken was die er bestond […].’
 
Is deze roman er een die u móét lezen? Nee. Maar als u ook maar een béétje houdt van Hrabal, Praag, Tsjechië en de vertelkunst als viering van dit wonderlijke, zo absurde als kostbare leven van ons, dan weet u wat u te doen staat.
 
Rik Zaal: Het land van Hrabal, De Arbeiderspers, Amsterdam 2025, 136 p. ISBN 9789029553810. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri