Meer
van bier dan van politiek
‘Want zo zit dat met
herinneringen natuurlijk dat je ze zelf compleet moet maken door het gebruik
van aantekeningen, verhalen van getuigen en de fantasie,’ merkt Rik Zaal, of
liever, zijn hoofdfiguur, een zekere Hendrik Terpstra, een zeventiger, op bladzijde
19 van de alleraardigste, charmante korte roman Het land van Hrabal op.
Het is een van de hoofdthema’s van het boek: in hoeverre zijn onze
herinneringen betrouwbaar? Tegelijk: besta je eigenlijk wel, als je geen
herinneringen zou hebben, respectievelijk: ook al zouden al je herinneringen
vals zijn, evengoed ben je toch wie je bent dóór die herinneringen?
Anderzijds: hoeveel zin heeft herinneren eigenlijk, als je ten slotte toch
gedoemd bent verreweg het meeste van wat je hebt gedaan, gezien, gehoord,
gelezen en meegemaakt te vergeten – en, uiteraard, ten slotte niets meer te
weten want niet meer te bestaan?
Dit is wat het boek over zichzelf te melden heeft:
‘Een Nederlandse schrijver met geheugenverlies probeert zich zijn
ontmoeting met Bohumil Hrabal te herinneren, de Tsjechische schrijver die hij
bewondert en door wie hij graag literair geïnspireerd wil raken. Hij sprokkelt
dagboeken, krantenknipsels en oude agenda’s bijeen en komt prachtige en idiote
verhalen tegen. Ook stuit hij op een drama waarin zijn Tsjechische vrienden
Josef en Tomas een hoofdrol spelen, en daarbij draait het om de hevige morele
dilemma’s van het leven in de destijds door de Russen gecontroleerde wereld
achter het IJzeren Gordijn. Was Josef, zoals Tomas na de Fluwelen Revolutie van
1989 concludeerde, echt een agent van de geheime dienst? Was het eigenlijk wel
mogelijk om in dergelijke landen helemaal niet te collaboreren? Zelfs Hrabal
ontkwam er niet aan. Het brengt de schrijver op zijn Theorie van Echte (Tsjecho-Slowakije)
en Onechte Landen (Nederland). Zou het geweten in Echte Landen een luxeproduct
zijn? De vraag is of dat ook geldt voor het geheugen.’
Een soort literair biljartspel
dus over de banden geheugen/herinnering/geheugenverlies, de begrippen goed en
fout en het verschil tussen ‘echte’ en ‘onechte’ landen, toegelicht aan de hand
van wijlen het Tsjechoslowakije van ook al wijlen Bohumil Hrabal (1914-1997).
Maar nog het meest: een hommage aan deze laatste, wonderlijke, meeslepende
Tsjechische schrijver, waarvan Zaal zich de meanderende stijl héél aardig eigen
heeft gemaakt, waardoor het een eerbetoon in het kwadraat wordt, om zo te
zeggen.
Rik Zaal
(°1945) weet duidelijk ook waarover hij – bij monde van zijn verteller – het heeft,
hij moet Tsjechoslowakije (dat in de jaren die hier gememoreerd worden nog niet
als Tsjecho-Slowakije gespeld werd, daarom doe ik dat hier ook niet) vele malen
bezocht hebben, het twintigtal illustraties en foto’s die de tekst verluchten
bewijst het trouwens, en laat dit relaas beginnen in het beroemde stamcafé van
Hrabal, U zlatého tygra, ‘In de gouden tijger’ (dat ondertussen zijn
eigen website heeft: https://www.uzlatehotygra.cz/cs):
‘Wanneer het was weet
ik niet meer zo goed, maar het was in ieder geval voor de zogeheten Fluwelen
Revolutie van 1989 dat ik meneer Hrabal heb ontmoet in zijn stamcafé in Praag.
Eerlijk gezegd weet ik ook niet meer of ik hem wel heb ontmoet, want mijn geheugen
is niet meer wat het geweest is.’
Vanzelfsprekend, want dat soort vertelling is het en Zaal
verstaat zijn vak, keert de vertelling daar in de laatste bladzijden van het
boek ook weer naar terug.
Daartussenin krijgen we in Het land van Hrabal iets
dat naar de vorm een zeer geslaagde en zeer genietbare exercice de style in
navolging van de bewonderde schrijver is. Mensen zijn nogal eens geneigd zoiets
als vanzelf in de afdeling luim en scherts onder te brengen, Spielerei nietwaar?,
maar dan vergissen ze zich op zijn minst in dit geval toch. De hierboven al
genoemde drie thematische polen waardoor het verhaal bepaald wordt zijn meer
dan serieus genoeg, en dat Zaal die niet ook nog eens met loden ernst releveert
pleit eigenlijk alleen maar voor hem.
Intussen ben ik het met
Terpstra’s Theorie van Echte en Onechte Landen niet eens (die stelt ‘dat
er in echte landen echte dingen plaatshebben of in een recent verleden hebben
plaatsgehad zoals onderdrukking, gelegaliseerd racisme, tirannie,
politieterreur, gelegaliseerde leugens, kortom alle zaken die bij een
dictatuur, een politiestaat horen en dat die dingen in onechte landen niet
gebeuren en als ze gebeuren bestraft kunnen worden en dat in echte landen
literatuur wordt geproduceerd die een grotere noodzaak heeft dan de literatuur
in onechte landen die eerder een luxeproduct is’). Ik begrijp de redenering
wel, er ik erken dat er zoiets bestaat als luxeproblemen, maar het lijkt me
toch een valse voorstelling van zaken. ‘Jij, verwende westerling, jouw leven en
de eventuele kommer en kwel die je meent erin te ervaren stellen niets voor
vergeleken bij het Echte Leven in Echte Landen’: het is een aperte drogreden,
zo overduidelijk zelfs naar mijn gevoel dat ik geen enkele poging zal doen om
deze stelling te bewijzen. Is het leed dat u in uw leven hebt moeten doorstaan
‘ongeldig’ omdat u uw kinderen niet voor uw ogen hebt zien doodschieten of iets
dergelijks afschuwelijks?
Intussen was het leven in de ČSSR, na de brute Russische
vertrappeling van de Praagse Lente, wérkelijk geen pretje, zoals Zaal/Terpstra
ook laat zien. En alle begrip heb ik dan weer, net zoals de schrijver zelf,
hiervoor:
‘[…]
Bovendien had ik het kunnen begrijpen als hij [zijn vriend Josef, hj] dingen
had gedaan die zo erg waren dat Tomas ervan was geschrokken omdat ik zo vaak in
Absurdistan was geweest en daar zulke voor ons in het Westen onbegrijpelijke
dingen had gezien en gehoord dat ik al heel lang tot de overtuiging was gekomen
dat je je daar bijna niet aan een zekere vorm van collaboratie kon onttrekken,
vooral omdat niemand zich kon voorstellen dat het communisme er ooit zou
ophouden, ook wij in het Westen niet trouwens, en dat het dus nogal hovaardig
zou zijn oordelen die in dat Westen moreel juist waren toe te passen op het
zogeheten Oostblok […].’
Ook Hrabal zelf heeft vuile handen gemaakt, zoals bekend:
na jaren aan een stuk niets gepubliceerd te hebben gekregen vanwege de
politieke censuur na ’68, ging hij ten slotte door de knieën en sprak in 1975
in een krant een zelfkritiek uit (naar de treurige maoïstische terreurmores van
die dagen) en betuigde steun aan het regime. Hij heeft er zich genoeg om
geschaamd en er zichzelf genoeg om vervloekt, zoals in zijn latere boeken, met
name ook in zijn autobiografische trilogie Trouwpartijen/Vita nuova/Kaalslag
(1986), waarnaar Terpstra af en toe in samenvattende bewoordingen verwijst,
goed duidelijk wordt. Het is hem door sommigen ook heel erg kwalijk genomen,
hij is voor ‘hoer’ en dergelijk fraais gescholden, maar Terpstra’s vrienden
bleken daar toch anders in te staan:
‘[…] mijn vriend Josef vond het
fout of goed zijn van Hrabal in de jaren zeventig niet interessant, vertellend
dat Hrabal meer van bier hield dan van politiek en bovenal van zijn
schrijverschap en bovendien niet een type was dat in een ander land zou kunnen
aarden en dat dus een vlucht uit Bohemen niet mogelijk was en dat hij zich dus
wel moest aanpassen als hij tenminste gepubliceerd wilde blijven worden en dat
wij daar blij mee moesten zijn omdat Hrabal een groot schrijver was van wiens
werk we konden blijven genieten doordat hij zich aanpaste aan het verderfelijke
regime in zijn land.’
Intussen is er in dit onderhoudende boekje (130
tekstpagina’s), dat een zeer fraai evenwicht weet te bewaren tussen ernst en
verstrooiing, melancholie en nuchterheid, ook plaats voor de typisch
Tsjechische humor, waarmee bijvoorbeeld de net genoemde Josef de innig
verfoeide Russische onderdrukker voor de aap hield – of zo vertelde hij het
toch:
‘En dan
waren er natuurlijk de verhalen waarin de bezetter te kijk werd gezet want die
Russen waren natuurlijk allemaal heel erg achterlijk en vroegen dan aan Josef
die als nachtportier in zijn hotel ook vaak aan het ontbijt bediende waartoe
die zakjes dienden die ze bij het hete water kregen en dat Josef dan zei dat ze
die touwtjes met dat label achter hun oor moesten houden, het zakje op de tong
moesten leggen en dat ze dat hete water dan over het zakje moesten gieten en
dat dat de lekkerste manier van theedrinken was die er bestond […].’
Is deze roman er een
die u móét lezen? Nee. Maar als u ook maar een béétje houdt van Hrabal, Praag,
Tsjechië en de vertelkunst als viering van dit wonderlijke, zo absurde als
kostbare leven van ons, dan weet u wat u te doen staat.
Rik Zaal: Het land van Hrabal,
De Arbeiderspers, Amsterdam 2025, 136 p. ISBN 9789029553810. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan