Poëzie

BOEKEN NR. 4, APRIL 2025

René Huigen: Noem mij David

door Erick Kila

Noem mij David, de nieuwe poëziebundel van René Huigen (Alkmaar, 1962), is een indringende en soms wat gekunstelde analyse van de taal van het bestaan. Dat klinkt een beetje zweverig, maar voor prozaïst en dichter Huigen is ‘leven’ heel sterk met de ruimte van het woord verbonden. Hij prakkezeert nogal wat af in zijn analyserende poëzie. Zijn gedichten nemen in dat proces gevarieerde vormen aan. Ze zijn soms nogal proza-achtig en er zijn zelfs gedichten die zich als ‘muren van taal’ voordoen en die daardoor moeilijk doordringbaar zijn. Opvallend is dat veel van de gedichten een uitgangspunt vinden in kunst van anderen. Het titelgedicht bijvoorbeeld voert de David van Michelangelo als mijmerend ‘personage’ ten tonele. David levert in feite commentaar op degene die hem schiep.
 
Het lijkt erop dat Huigens gedichten autonome instanties zijn die hun dichter becommentariëren. Voor deze indirecte zelfanalyse haalt Huigen veel van stal. Intrigerend is ‘Dichter van de toekomst’ waarin de dichter de maker is van ‘machientjes van taal’. Dit gedicht is niet het gestolde eindproduct van wat in de bovenkamer van de dichter plaatsvond, maar heeft iets eigenwijs, het is een soort selfkicker.
 
‘[…] Naar willekeur doet hij
aannames waaruit vanzelf de pareltjes rollen
die zonder verder toetsingskader anders dan
het gedicht de uitgangspunten rechtvaardigen. […]’
 
Het resultaat van de onder meer met hulp van andere kunstenaars gepoogde zelfanalyse is het ongenaakbare inzicht dat je uiteindelijk terugkomt bij een of misschien wel ‘het’ begin. Een besef dat gelatenheid zou moeten opleveren. Het strevende bestaan leidt uiteindelijk tot gelatenheid. Het is een mooie paradox.
 
‘[…] het finale punt waarop hij inclusief zichzelf alles
achter zich kon laten en het terechte
vergeten een aanvang nemen kon […]’
 
De lezer van de ingespannen verzen van Huigen zwoegt als het ware mee met de dichter tot het onverwacht heldere eindpunt, tot het noodzakelijke is gerealiseerd en het vergeten terecht een aanvang mag nemen. Volgt nog een laatste gedicht ‘De begrijpelijkheid van het universum’, waarin de dichter, die met hulp van een kraai chaos en gekte inroept, het ‘Al’ lijkt te begrijpen als een constellatie waaruit de zwaartekracht zou kunnen verdwijnen. Het gevoel van onrust dat dit gedicht genereert, past natuurlijk wonderwel in ons huidige tijdsgewricht.
 
Huigen begon zijn literaire carrière als een van de Maximalen, een groep jonge dichters die in de jaren 1980 luidruchtig reageerde op de ingetogen en hermetische poëzie die toen toonaangevend was. Frank Starik, Pieter Boskma en Joost Zwagerman waren andere bekende ‘luidruchtigen’. Ook tegenwoordig is er nog een duidelijke scheiding tussen het hermetisch minimale en het meer op proza lijkende in de poëzie waar te nemen.
 
Erg rustig kunnen we Huigens recente poëzie niet noemen, wel redenerend. Boeiend en vermoeiend zijn nog twee kwalificaties die zich aan mij opdringen. In ieder geval is Huigen geen saaie en voorspelbare dichter. In ‘Dichter van de toekomst’ zit wat dat betreft iets als een credo.
 
‘[…] zolang hij maar verbaasd en met een kinderlijke  
blik naar de wereld blijft kijken bestaan er
voor hem geen grenzen, enkel songlines
voor wie zingend de aarde beërven. Volksdeuntjes.
Smartlappen. Wereldhits. En aftelrijmpjes.’
 
René Huigen: Noem mij David, De Bezige Bij, Amsterdam 2025, 94 p. ISBN 9789403134055. Distributie Standaard Uitgeverij

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri