Mercedes Abad geeft met haar jongste roman een inkijkje
in hoe het eraan toegaat in een schrijfcursus. Dat ze daarbij put uit haar
eigen ervaring als schrijfdocent ligt voor de hand. Ze verwijst er zelf naar in
haar dankwoord. In de roman zegt ze over haar cursisten en hun werk: ‘Ook
wanneer het geschrevene niet autobiografisch is, zegt het veel over behoorlijk
diepe lagen van de psyche van de maker.’ Al was het maar via de
romanpersonages: ‘Bij hen kun je de remmen losgooien en je gevoelens
projecteren. In de beste klassen worden personages van anderen een soort
familieleden over wie met dezelfde vertrouwdheid wordt gesproken als over een
neef of een tante of gemeenschappelijke vriend.’ De auteur, die als
ik-verteller anoniem blijft, geeft de lezer niet alleen inzicht in de ziel van
een schrijver, maar ook in het schrijfambacht tout court: de overweldigende
ervaring van momenten van inspiratie als een vulkaanuitbarsting wanneer hele
scènes je als het ware gedicteerd worden, net zo goed als de ellende van de
zelftwijfel en het witte blad dat je dreigend aanstaart.
Abad – als we voor het gemak aannemen
dat de ik-verteller haar alter ego is in dit verhaal – heeft het werkstuk
herschreven van een van haar cursisten die gestorven is, terwijl ze zich bij de
uitgever voordoet als de enige, originele auteur. Om haar literaire hachje te
redden, probeert ze de andere cursisten te lijmen, want die hebben de roman in
wording mee bekritiseerd. Behalve het vergoelijkend getheoretiseer over de
reikwijdte van plagiaat – vanaf wanneer kun je van plagiaat spreken en hoeveel
van je eigen stem moet erin zitten om je een idee en een vorm te kunnen toe-eigenen
– is er nog een belangrijk thema: zijn herinneringen niet meer dan een
handjevol verdraaiingen van hetgeen werkelijk heeft plaatsgevonden? Kortom, wat
klopt er van wat we ons herinneren? En wat klopt er van al onze pogingen om het
gedrag van anderen te analyseren en te interpreteren? Of houden we onszelf voor
de gek omdat we alleen maar zien wat we willen zien?
Abad beschrijft het hele proces met
veel zelfspot, ironie en sarcasme. Met keer op keer treffende vergelijkingen
die soms heel onthullend of verhelderend zijn en ook nog eens grappig
geformuleerd. Bovendien komen er nogal wat verwijzingen in voor naar andere
auteurs en de wereldliteratuur in het algemeen. ‘Doc bleef aandringen dat ik
iets at, maar ik had geen honger en de vis werd alleen maar groter. Het was
geen heek meer, maar de enorme marlijn van De oude man en de zee.’ Op
het moment dat het toch wel een beetje te veel een praatroman begint te worden,
brengt Abad een nieuw element aan dat weer vaart in het verhaal brengt en aan
het eind wordt de spanning zelfs ondraaglijk opgerekt.
Een interessante en
onderhoudende roman is dit, waarin je mag meekijken over de schouder van een
auteur die zinnen schrijft zoals: ‘Toen ik over hem en zijn pas begonnen,
veelbelovende roman nadacht muntte ik de term Kabinet der Miskramen, het
voorgeborchte waar ontluikend, al dan niet briljant werk in terechtkomt dat het
niet heeft gered omdat de zwangerschap wordt afgebroken voordat de laatste punt
is gezet.’ Jammer dat de woordvolgorde in het Nederlands af en toe een beetje
wringt, zoals ook hier: ‘Kun je me alsjeblieft het nummer van haar man geven?’
vroeg ik gejaagd, toen ik merkte dat ik uit haar verder niets kreeg.’ Dat wordt
gaandeweg minder, maar het zit vaak in kleine details: ‘Ik was labiel en het
werd er niet beter van wanneer ik De as van mama op uitstaltafels en in
etalages zag.’ Gelukkig weet de vertaalster de pittige schrijfstijl van Abad
over het algemeen wel goed te vangen zodat die overheerst.
Mercedes Abad: De schrijfklas,
Ambo/Anthos, Amsterdam 2025, 206 p. ISBN 9789026368141. Vertaling van Escuela
de escritura door Fennie Steenhuis. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan