Enkele jaren geleden debuteerde Johan van
Iseghem met de bundel Uit de tijd. Het was een opmerkelijke bundel, door de
rijpe en haast klassieke toon die de dichter hanteerde maar ook door de
originele combinatie van woord en beeldende kunst. Dezelfde principes liggen
eveneens ten grondslag aan het zopas verschenen Boekwijd. Alleen al de titel, met zijn dubbelzinnige verbinding van
een voedzaam gewas (boekweit) en de ruimte die boeken bieden, is typerend voor
de manier waarop de dichter op zoek gaat naar een diepere samenhang en een
diepere betekenis. Tegelijk vormen de kunstwerken ook een gedroomde aanleiding
voor nauwgezette observatie, voor het vaststellen en duiden van een kleine,
haast onopvallende scène.
Thematisch cirkelt Boekwijd
helemaal rond het lezen en het boek als uniek object. De bundel opent al met
een stilleven waar in plaats van een stuk staart een gesneden boek wordt
geserveerd: het zet de dichter meteen ertoe aan om het lezen van een boek te
vergelijken met het behoedzaam aansnijden en verorberen van een delicatesse.
Lezen wordt hier opgeroepen als een haast lichamelijk genot, maar tegelijk ook
als een aanzet tot gedetailleerde observatie en reflectie achteraf: ‘Elk
overleg verdubbelt immers het vermaak / en resulteert in beter proeven en meer
weten.’ De verschillende afdelingen belichten ieder bepaalde aspecten van het
lezen: het affectieve lezen als individuele bezigheid, het evasieve lezen om te
ontsnappen aan de banaliteit van het bestaan, het sociale lezen, het lezen als
een manier om kennis te vergroten of dieper inzicht in het bestaan te verwerven…
Ieder gedicht laat zo andere
facetten zien van het lezen. Dat wordt in de hand gewerkt door de grote
variatie aan beeldende werken die telkens de aanleiding vormen voor het vers.
Van Iseghem put uit de wereldgeschiedenis van de kunst en beperkt zich daarbij
geenszins tot gecanoniseerde kunstwerken. Daardoor is dit boek ook visueel een
pareltje omdat de afzonderlijke voorstellingen van lezende personages ook een
verhaal op zich vormen, met portretten die elkaar echoën of tegenspreken. Een soortgelijke
compositie spreekt ook uit de gedichten zelf. Soms identificeert de dichter
zich met het personage op het schilderij, dat in de ikvorm zijn ervaringen met
het boek belicht. Op andere momenten is de dichter de observator van wat zich
op het schilderij aandient. Het is boeiend om zien hoe Van Iseghem telkens
opnieuw bepaalde sprekende details uit het betreffende schilderij naar voren
weet te halen; dat draagt bij tot een erg concrete en bijzonder geloofwaardige
toon, die oog heeft voor de specifieke historische context van de schilder maar
tegelijk ook al die stemmen perfect doet samenklinken. Ronduit volkse gedichten
wisselen af met bedaagde overpeinzingen of een meer plechtstatige, gedragen
zegging. Een heuse galerij aan personages maakt zijn opwachting, en op die
manier krijgt de lezer ook een doorsnee van de samenleving te zien.
De bedoeling van de dichter reikt echter verder dan
dergelijke empathische beschrijvingen. Uiteindelijk viseert Van Iseghem een
dieper inzicht in het mysterie van het (literaire) lezen. Zijn mooie bundel
laat zich dan ook lezen als een reeks bezinningen, en heel wat gedichten
bevatten uitspraken met een aforistisch karakter. Lezen wordt hier niet alleen
voorgesteld als een vrijblijvende hobby, maar ook als een unieke vorm van
verbeelding en amusement die berust op het verwerven van kennis. Lezen doet ons
anders en beter kijken, laat ons situaties die ogenschijnlijk ver van ons
verwijderd zijn in tijd en ruimte meebeleven en begrijpen. In die zin is deze
bundel het werk van een didacticus die alle tonaliteiten van de taal inzet om
lezers voor zijn poëzie te winnen maar ook voor die van anderen en voor de vele
waardevolle monumenten uit ons culturele en artistieke verleden.
Johan van Iseghem: Boekwijd, P, Leuven 2023, 89 p. : ill.
ISBN 9789464757231
deze pagina printen of opslaan